LEERDOELEN BIOLOGIE H10 EN H11
(VOEDING EN VERTERING + REGELING
INTERN MILIEU)
1. JE KUNT UITLEGGEN WELKE FACTOREN VAN BELANG ZIJN BIJ HET BEPALEN OF
IEMAND EEN GEZOND VOEDINGSPATROON HEEFT.
Eiwitten Bouwstof + brandstof
Koolhydraten Brandstof, bouwstof of reservestof
Vetten Brandstof, bouwstof of reservestof
Water Bouwstof (rol bij vervoer stoffen in je lijf)
Mineralen (zouten) Bouwstof (bijv. kalk in bot) of beschermende stof
Vitamines Bouwstof of beschermende stof
Voedingsmiddelen = alles wat je eet of drinkt
Voedingsstoffen = bruikbare bestandsdelen van voedingsmiddelen
Voedingsvezels = alle onverteerbare stoffen in plantaardig voedsel
4 functies voedingsstoffen:
Bouwstoffen: voor groei, ontwikkeling en herstel van cellen
Brandstoffen: energie leveren
Reservestoffen: opslag
Beschermende stoffen: tegen ziektes
Een gezond voedingspatroon: een goede samenhang tussen de verschillende voedingsstoffen.
2. JE KUNT DE FUNCTIES EN KENMERKEN VAN DE ZES VERSCHILLENDE GROEPEN
VOEDINGSSTOFFEN EN VAN VOEDINGSVEZELS BENOEMEN. EIWITTEN,
KOOLHYDRATEN, VETTEN
Eiwitten:
- Zijn bouwstoffen, bijvoorbeeld voor spiereiwitten, hemoglobine en antistoffen. Je gebruikt eiwitten
ook als brandstof. Je kunt ze niet opslaan. Voedingsmiddelen met veel eiwitten zijn: vlees, vis
zuivelproducten, eieren en zaden.
Koolhydraten:
- Dienen als brandstof. Zij leveren energie in de vorm van ATP. Je cellen gebruiken koolhydraten ook als
bouwstof, bijvoorbeeld als onderdeel van receptoreiwitten. Het koolhydraat glycogeen is een
reservestof. Koolhydraten zitten veel in producten als aardappelen, granen, brood, pasta’s, koek en
sauzen.
Vetten:
, - Hebben een functie als brandstof, als bouwstof voor membranen en hormonen en dienen als warmte-
isolatie. Je lichaam slaat vetten onder andere op onder de huid. Vetten zitten in producten als olijfolie,
slaolie, boter, noten en pinda’s.
Voedingsvezels: Onverteerbare plantaardige koolhydraatmoleculen.
- Functie: het stimuleren van de darmperistaltiek en daarmee een goede doorstroming. Ze nemen veel
water op, volume van darminhoud toeneemt en hiermee krijgt de ontlasting structuur en soepel
blijft. Als je teveel van voedingsvezels eet dan krijg je last van obstipatie (verstopping). Groenten, fruit
en graanproducten bevatten veel voedingsvezels.
3. JE KUNT VAN DE VOLGENDE ONDERDELEN VAN HET MENSELIJK LICHAAM
UITLEGGEN WELKE ROL ZE SPELEN IN DE SPIJSVERTERING EN UITLEGGEN WAT DE
RELATIE IS TUSSEN DE VORM EN DE FUNCTIE: MOND, SLOKDARM, MAAG,
MAAGPORTIER, TWAALFVINGERIGE DARM, ALVLEESKLIER, LEVER, GALBLAAS,
DUNNE DARM, DIKKE DARM, ENDELDARM, DARMVLOKKEN.
Mond:
- Mechanisch verkleinen van voedsel
- Er zijn 6 grote speekselklieren, samen maken zij 1L speeksel per dag. Speeksel bevat onder andere:
1) Het enzym amylase: dat zetmeelmoleculen in het brood afbreekt
2) Slijm, waardoor je het voedsel makkelijker kan doorslikken
3) Eiwitten, met een mondbacterie- en schimmeldodende werking. Ze gaan niet allemaal dood
Slokdarm:
- Met het slikreflex duur je het voedsel naar achteren, de slokdarm in. strotklepje sluit de luchtpijp en
de huig de mondholte. Spierne in de wand van de slokdarm duwen het voedsel naar beneden, met
peristalistische bewegingen. (lengtespieren voor het voedselbrok trekken samen, waardoor ruimte
ontstaat. Daarna trekken kringspieren achter het voedsel samen)
Maag:
- Met sterkte spieren kneedt de maag de voedselbrokken en vermengt ze met maagsap, uitkomstig van
de maagsapklieren in de maagwand. Zij maken per dag 2,5L maagsap. Maagsap bestaat uit 3
klierproductenL
1) Zoutzuur (HCI) Ph tussen 1,5 en 3,5. Zoutzuur laat eiwitten opzwellen, zodat enzymen er beter bij
kunnen. Ook helpt het bij het activeren van eiwitsplitsende enzymen en bij het doden van veel
bacteriën.
2) Pepsionogeen, een inatief pro-enzym, ook uit de diepgelegen cellen van de maagsapklieren.
Pepsinogeen + zoutzuur = onstaan van peptase, dat eiwitten afbreekt tot polypeptiden.
3) Slijm, gemaakt door cellen dichtbij de uitgang van de maagsapklieren. Het maagslijmvlies bedekt
de binnenkant van de maag en beschermt de cellen van de maagwand tegen zoutzuur en peptase.
- De vertering van koolhydraten stopt door amylase hier, omdat deze omgeving te zuur is voor dit
enzym.
-
Maagportier:
- Door middel van kringspieren zorgen ze voor een afsluiting tussen de maag en de twaalfvingerige
darm, zodat het zure voedselbrij ongehinderd de twaalfvingerige darm instroomt.
Twaalfvingerige darm: