LEERDOELEN BIO H14 (WAARNEMEN)
JE KUNT DE INVLOED VAN HET ZENUWSTELSEL OP VERSCHILLENDE ORGANEN
BESCHRIJVEN
Zenuwstelsel wordt opgedeeld in anatomische indeling en de functionele indeling:
Je zenuwstelsel bestaat uit een perifeer en centraal zenuwstelsel. De
indeling is gebaseerd op de plaats van de cellichamen van de
neuronen, centraal in de hersenen of op het ruggenmerg. De perifere
zenuwen verbinden de zintuigcellen met het centrale zenuwstelsel en
het centrale zenuwstelsel via motorische zenuwen met de effectoren.
Sensorische zintuigcellen nemen info op en ‘versturen’ naar het ZCS
en vanuit het ZCS worden impulsen naar motorische zenuwcellen
Gestuurd en voeren iets uit.
De andere indeling berust op de functie: bestaat uit het animaal (willekeurig) en autonoom (onwillekeurig).
- Animale zenuwstelsel regelt contact met omgeving door info uit zintuigen te verwerken en op juiste
manier te koppelen aan spieren. https://www.youtube.com/watch?v=mcVnfY-fPTk
- Autonome zenuwstelsel: onbewust, bijvoorbeeld ademhaling en hartslag. Beïnvloed de werking van
organen. Helpt het interne milieu mee om constant te houden. Parasympatische (verbonden via
zwervende zenuw, dubbele innervatie) en orthosympatische (verbonden via grensstrengen die tegen
wervelkolom aan liggen), ze werken via een antagonistische werking.
Als de skeletspieren actief zijn, ondersteunt het orthosympatische zenuwstelsel. Het parasympatische
zenuwstelsel ondersteunt rust en herstel van het lichaam, bijvoorbeeld na inspanning en bevorderd de
spijsvertering.
JE KUNT DE WERKING VAN ZINTUIGEN BESCHRIJVEN EN DE ROL VAN HERSENCENTRA
TOELICHTEN
Mensen hebben 5 zintuigen: zien, horen, ruiken, proeven en voelen. In de zintuigen zitten
zintuigcellen die zijn gespecialiseerd die reageren op een adequate prikkel. Ze reageren op
veranderingen in prikkelsterkte, zoals verandering in druk, beweging, licht, geur en temperatuur.
Het zijn receptorcellen waarmee je info kan verzamelen. In je evenwichtsorgaan zijn dit de
mechanoreceptoren, die gevoelig zijn voor mechanische prikkeling, het buigen van de ciliën.
Thermoreceptoren reageren op temperatuurverandering, chemoreceptoren (in neus en tong)
reageren op bepaalde stoffen en fotoreceptoren in je ogen reageren op licht. Elk zintuig geeft zelf info aan een
eigen hersengebied. Een receptorcel neemt iets waar, bijvoorbeeld de tastzintuigjes in je huid. Sensorische
neuronen ontvangen van zintuig informatie. Via dendrieten, het cellichaam en het axon gaat de impuls naar de
schakelneuronen in de hersenen (CZS). In het centrale zenuwstelsel worden je hersenen bewust van wat je
hebt waargenomen. Motorische neuronen ontvangen dan impulsen via lange axonen, om een beweging te
laten ontstaan. https://www.youtube.com/watch?v=IG7zpGO-KUE
JE KUNT HET VERBAND TUSSEN EEN ADEQUATE PRIKKEL EN EEN REACTIE BESCHRIJVEN
Een adequate prikkel is een prikkel die bij een zintuig past. Bijvoorbeeld: geluid en het oor of licht en het oog.
Wanneer een prikkel niet adequaat is voor het zintuig, wordt er geen impuls gemaakt. De drempelwaarde is de
minimale sterkte van de prikkel, voordat hier een impuls van gemaakt wordt. Als de prikkel niet sterk genoeg is,
zal er geen impuls gemaakt worden. Als het geluid te zacht is, hoor je het niet, omdat het geluid niet boven de
, drempelwaarde komt. Een zintuig zet een prikkel om in een impuls wanneer de prikkel adequaat is en boven de
drempelwaarde komt. Wanneer een prikkel blijft bestaan (langdurige constante prikkel), kan er gewenning of
adaptie optreden: de prikkeldrempel van een receptorceel gaat omhoog. Oppervlakkige tastzintuigjes in je huid
vertonen heel snel adaptie, daardoor voel je je kleding meestal niet.
Receptorcellen verzamelen informatie. Receptorcellen hebben, net als
neuronen, over hun membraan een rustpotentiaal. Een adequate prikkel
leidt in de cel tot een verandering van de membraanpotentiaal, door het
openen (of sluiten) van ion-poorten. * bij mechanoreceptoren gebeurt dit
onder invloed van vormverandering van het celmembraan, bij
thermoreceptoren is de oorzaak een warmtegevoelig eiwit. Bij
chemoreceptoren en fotoreceptoren spelen, net als bij hormonen, een
signaalcascade en een secundaire boodschapperstof een rol. De secundaire boodschapperstof bindt aan
doelwitmoleculen op de ion-poorten, die daardoor open of dicht gaan. Is de prikkeldrempel (drempelwaarde)
van het receptorcelmembraan bereikt volledige depolarisatie (openen Ca2+-poorten, Ca2+-ionen stromen
naar binnen en de receptorcellen lozen een exciterende neurotransmitter in een synaps met een sensorisch
neuron). De hoeveelheid neurotransmitters die vrijkomt, bepaalt de impulsfrequentie die ontstaan in het
sensorisch neuron. Deze frequentie geeft info over de sterkte van de prikkel. Vaak heeft een sterkere prikkel
een hogere impulsfrequentie tot gevolg.
JE KUNT UITLEGGEN HOE HET EVENWICHTSORGAAN WERKT EN KAN HET VERBAND
MAKEN MET HET OOR EN OOG.
In je evenwichtszintuig reageren zintuigcellen op beweging. Je 2
evenwichtszintuigen bevinden zich in het inwendige deel van je oren en
registreren welke bewegingen je hoofd maakt.
Bouw:
- (Centrale deel) vestibulum
- Drie halfcirkelvormige kanalen (loodrecht op elkaar langs een x-, y-,
en z-as)
- Beide gevuld met de vloeistof, endolymfe
Doel:
Je evenwichtsorgaan voorziet je hersenen van cruciale informatie voor het instand houden van je evenwicht.
Niet alleen bij stilstand, maar ook bij bewegen. Ook een stabiele blik tijdens hoofdbewegingen is het gevolg van
je evenwichtsorgaan.
Stand van je hoofd ten opzichte van zwaartekracht en over rechtlijnige versnelling
info uit 2 kleine zintuigorgaantjes in het vestibulum: de maculae. Die haarcellen
(zintuigcellen) in een macula steken met lange ciliën (zintuigharen) in een geleilaag met
daarboven op een laagje kalksteentjes. De massa van de kalksteentjes maakt ze gevoelig
voor de zwaartekracht, de geleilaag krijgt er traagheid door. De maculae reageert alleen
op verandering in snelheid, dus met een constante snelheid in het vliegtuig merk je niet.
Draaibeweging: komt vanuit de drie halfcirkelvormige kanalen. Ze kunnen 3 richtingen
registreren:
1) Ja-knikken (bovenkanaal)
2) Nou-ja schudden (achterkanaal)
3) Nee-knikken (zijkanaal)