Inhoud
Verpleegkundige zorgverlening.................................................................................................................................2
3.1: Moe, maar niet kunnen slapen......................................................................................................................2
3.2: Wat als je vervreemdt van jezelf en je omgeving..........................................................................................4
Geneeskunde.............................................................................................................................................................5
3.1: Psychische functies.........................................................................................................................................5
3.2: Pathologie: angststoornissen.........................................................................................................................7
3.3: Pathologie: persoonlijkheidsstoornissen.......................................................................................................8
3.4: Ik zie, ik zie wat jij niet ziet...........................................................................................................................10
3.5: Pathologie: stemmingsstoornissen..............................................................................................................12
3.6: Zijn wij ons brein?........................................................................................................................................13
3.7: Psychofarmaca.............................................................................................................................................15
Onderzoek doen en toepassen...............................................................................................................................17
1.1: De onderzoekende houding van de verpleegkundige.................................................................................17
2.1: Kritisch zijn op de kennis die er is................................................................................................................19
3.1: Wat is het probleem?...................................................................................................................................20
3.2: Snel een (wetenschappelijk) artikel lezen....................................................................................................21
3.3: Is it the truth?...............................................................................................................................................22
3.4: Presenteren onderzoeksresultaten..............................................................................................................23
Zorginnovatie en ondernemerschap.......................................................................................................................24
ZO 2.1: De basis van innoveren...........................................................................................................................24
ZO 2.2: Innovatie is meer dan technologie.........................................................................................................26
3.1: Rol van de zorgvrager bij innovatie..............................................................................................................28
3.2: Innovatie evalueren.....................................................................................................................................30
3.3: Het beste idee van de HBOv, Introductie.....................................................................................................31
,VERPLEEGKUNDIGE ZORGVERLENING
3.1: MOE, MAAR NIET KUNNEN SLAPEN
1. DE ASPECTEN RONDOM DE FUNCTIE, STADIA EN BEÏNVLOEDENDE FACTOREN VAN HET SLAAP-
WAAKRITME BENOEMEN
Functies:
Ontspanning van lichaam. Lichaamscellen groeien en herstellen tijdens slaap. Een licht gebogen
houding op de zij is de ideale houding bij het slapen.
Ontspanning van de geest. Tijdens je slaap wordt je bewustzijn minder. Door een tekort aan slaap raak
je, zowel lichamelijk als psychisch, oververmoeid. Mensen die onvoldoende slapen worden lusteloos en
prikkelbaar en hebben onvoldoende energie voor de dingen van de dag.
Dromen. Omdat ieder mens droomt, rusten de hersenen nooit helemaal. Door te dromen wordt namelijk
onbewust arbeid verricht, en dat kost energie. Het komt voor dat mensen moe zijn als ze ’s ochtends
wakker worden. De oorzaak kan zijn dat ze in hun dromen zo actief waren dat ze niet voldoende zijn
uitgerust. Zware dromen en nachtmerries kunnen het gevolg zijn van het gaan slapen met een volle
maag, of van sterke emoties die je tijdens de dag hebt gehad.
Stadia:
Slaapstadium Kenmerken
Stadium 0, ontspanning. Iemand begint zich te ontspannen; de vitale
functies vertragen en de lichaamstemperatuur
wordt lager.
Stadium 1, vertraging van lichaamsfuncties. De belangrijkste lichaamsfuncties zoals de
hartactie, de ademhaling en de bloeddruk
vertragen en de spieren ontspannen zich.
Stadium 2, totale ontspanning. Je bent totaal ontspannen. Je kunt nog wel vrij
gemakkelijk wakker worden. Dit stadium bereik
je ongeveer vijftien minuten nadat je in slaap
gevallen bent.
Stadium 3, moeilijk te wekken. Je bent in dit stadium moeilijk te wekken. De
bloeddruk en de lichaamstemperatuur zijn
gedaald.
Stadium 4, lichamelijk herstel. Je bent volkomen ontspannen; er is geen
beweging meer waar te nemen, je bent erg
moeilijk te wekken. Er wordt aangenomen dat in
dit stadium een hormoon vrijkomt dat de groei
beïnvloedt en weefselgenezing bevordert.
Slaapwandelen en bedplassen komen in dit
stadium voor.
Stadium 5, REM-slaap. Je droomt, de activiteit van de lichaamsfuncties
wisselt en de ogen bewegen snel heen en weer
(rapid eye movement). Daarom noemen we dit
stadium de remslaap. De spieren ontspannen
zich verder, vooral in de nek en het gezicht. Het
hormoon adrenaline wordt in dit stadium
stootsgewijs in de bloedbaan afgegeven.
Adrenaline beïnvloedt de vitaliteit en
vermoeidheid, de stofwisseling, het
weerstandsvermogen en de overdracht en
zenuwprikkels.
,Beïnvloedende factoren:
Leeftijd. Opgroeiende kinderen en (maar ook zwangere vrouwen) hebben meer slaap
nodig dan volwassenen. Ouderen daarentegen hebben ’s nachts meestal minder slaap
nodig. Maar weinig nachtrust kan voor ouderen fysiek te vermoeiend zijn. Een middagdutje
is dan aan te raden.
Dit hoeft de nachtrust niet nadelig te beïnvloeden. De oudere is dan beter uitgerust en
daardoor actiever. En actief zijn overdag is bevorderlijk voor een goede nachtrust.
Slaappatronen. Eigen gewoonten, bepaalde houding waarin hij slaapt.
Lawaai en ongemakken. Plotseling gewekt worden uit een diepe slaap door lawaai of
onbekende geluiden kan verwarring veroorzaken. Ook angst, pijn, irritaties en ongerustheid
verstoren de slaap. Iemand ligt wakker en ergert zich of maakt zich zorgen, waardoor het
inslapen niet lukt. Ten slotte zijn een gedwongen houding, een urinekatheter of een verband
om een gewond lichaamsdeel ongemakken die zorgvragers belemmeren in hun slaap.
Medicijnen. Het gebruik van medicijnen kan eveneens het slaappatroon verstoren.
Sommige medicijnen maken overdag slaperig. Andere middelen hebben als bijwerking dat
de zorgvrager verward en onrustig wordt.
2. VERSCHILLENDE SLAAPPROBLEMEN BIJ ZORGVRAGERS EN DE GEVOLGEN HIERVAN OP HET
DAGELIJKS LEVEN HERKENNEN
Slaapproblemen Betekenis
Slapeloosheid Problemen, gespannenheid of onrust kunnen maken dat iemand moeilijk in
slaap komt. Slapeloosheid kan een symptoom zijn van ziekte of van onrust,
nerveuze spanningen en verkeerde leefgewoonten. Piekeren in de nacht is
oorzaak nummer één van slapeloosheid. Nare ervaringen uit het verleden
kunnen leiden tot slecht inslapen.
Overmatig slapen Overmatig slapen kan een manier zijn om te ontkomen aan zorgen of
frustraties. Het komt veel voor bij depressieve zorgvragers of bij mensen die
lijden aan het burnout-syndroom. Ook kunnen zorgvragers onweerstaanbare
slaapaanvallen krijgen, die zo’n tien tot twintig minuten duren. Zo’n
slaapaanval kan op ieder moment van de dag optreden. Mensen die hier last
van hebben, moeten altijd onder medische controle blijven, ze mogen niet
met machines werken en niet autorijden.
Slaapwandelen Slaapwandelen komt vaker bij mannen voor dan bij vrouwen.
Slaapwandelaars verlaten hun bed tijdens de slaap zonder dat ze zich ervan
bewust zijn. Dit gebeurt meestal in het derde of vierde stadium van de
slaapcyclus. Slaapwandelaars die plotseling wakker worden, zijn vaak in de
war omdat ze niet (meteen) weten waar ze zijn.
Nachtmerries Nachtmerries kunnen het gevolg zijn van niet goed verwerkte situaties. Ook
zorgvragers met een trauma of met angst voor de toekomst kunnen er last
van hebben. Bij kleine kinderen komt het voor in de periode dat ze
werkelijkheid en fantasie als hetzelfde ervaren. De schaduw van een schoen
kan bijvoorbeeld een enge man zijn. Dan ontstaan enge dromen of
nachtmerries.
Bedplassen Bedplassen is geen slaapprobleem, maar wordt wel een probleem als
mensen die in bed plassen ergens anders slapen. De angst om het bed te
bevuilen weerhoudt ze er dan van te gaan slapen. Bedplassen komt het
meest voor bij kinderen, maar het komt ook wel voor bij volwassenen en
meer bij mannen dan bij vrouwen. Een duidelijke oorzaak is niet bekend. Er is
vaak sprake van een combinatie van lichamelijke en psychische onrijpheid en
diepe slaap. Bedplassen kan een symptoom zijn van een ziekte of een
emotioneel gestoorde ontwikkeling.
Ongezond Ieder mens heeft een eigen activiteiten-en-rustpatroon. Een ongezond
activiteiten-en- patroon kan ontstaan door de aandoening of stoornis die de zorgvrager heeft.
rustpatroon De zorgvrager is bijvoorbeeld weinig actief of initiatiefloos door een
psychiatrische aandoening. Hij slaapt lang uit en gaat laat naar bed. Hij doet
weinig, waardoor hij niet echt moe wordt. Zo ontstaan slaapproblemen. Het
, tegenovergestelde komt ook voor bij manische zorgvragers, die niet van
stoppen weten. Zij zijn bezig zonder pauze en raken uiteindelijk
oververmoeid.
Verstoring dag-en- Sommige mensen zijn ochtendmensen en gaan al vroeg aan de slag.
nachtritme Anderen leven juist ’s avonds op en zijn dan erg actief. Er zijn zelfs mensen
die ’s nachts werken en overdag slapen. Dat hoeft geen probleem te zijn als
iemand voldoende rust krijgt. Een verstoring van het dag-en-nachtritme treedt
pas op als de zorgvrager afwijkt van wat hij gewend is. Dit komt vooral voor
bij demente ouderen en psychiatrische zorgvragers.
Gevolgen slaaptekort:
Afwijkend gedrag, bijvoorbeeld nervositeit, geïrriteerdheid of zich angstig of apathisch
(onverschillig) voelen;
Concentratieverlies en minder opmerkzaam zijn, wat kan leiden tot ongelukken;
een gestoorde gedachtegang en vaak niet normaal reageren op prikkels: zorgvragers die
van een mug een olifant maken;
Niet meer goed lichamelijk functioneren; minder werkzaamheden en activiteiten kunnen
doen.
3. NOEMEN WAT DE VERPLEEGKUNDIGE TAKEN ZIJN OM HET SLAAP-WAAKRITME TE BEVORDEREN
1. Neem maatregelen om slaap te bevorderen, zoals zorgen voor een frisse slaapkamer en een
goed opgemaakt bed.
2. Bevorder een gezond dag-en-nachtritme door bijvoorbeeld activiteiten goed te plannen.
3. Dien slaapmiddelen toe.
4. Geef voorlichting over een gezond dag-en-nachtritme, over maatregelen om slaap te
bevorderen en over het gebruik van slaapmiddelen.
5. Vermijd het gebruik van cafeïnehoudende middelen, zoals koffie en cola.
6. Zorg voor een prettige houding in bed door kussenschikkingen en door hulpmiddelen te
gebruiken, zoals een dekenboog.
7. Hanteer regels voor slaaptijden en slaapgewoonten in leefgroepen.
3.2: WAT ALS JE VERVREEMDT VAN JEZELF EN JE OMGEVING
1. OPSOMMEN WAT DE GEVOLGEN ZIJN BIJ ZORGVRAGERS MET ANGSTPROBLEMEN EN/OF EEN
PSYCHOSE
Je raakt het contact met de werkelijkheid kwijt en dat heeft een grote invloed op je dagelijks leven. Je
kunt je niet meer concentreren op je werk, school of studie. Je kunt minder gesprekken voeren met
vrienden of collega's omdat je soms slecht uit je woorden komt of volledig onzin vertelt.
2. BENOEMEN WELKE VERPLEEGKUNDIGE INTERVENTIES WORDEN TOEGEPAST BIJ ZORGVRAGERS
MET ANGST
Angstreductie
Ontspanningstherapie
Aanwezig zijn
Emotionele ondersteuning
Crisisinterventie
Humor
3. BENOEMEN WELKE VERPLEEGKUNDIGE INTERVENTIES WORDEN TOEGEPAST BIJ ZORGVRAGERS
MET EEN PSYCHOSE
Cognitieve gedragstherapie (CGT) combinatie van cognitieve- en gedragstherapie. Cognitieve
therapie richt zich op het onderzoeken van het gedachtepatroon (cognitie) en de invloed van deze
gedachten op het gevoelsleven. Gedragstherapie richt zich op het veranderen