100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Arresten formeel strafrecht €7,69   In winkelwagen

Arresten

Arresten formeel strafrecht

 5 keer bekeken  0 keer verkocht

Hierbij de arresten van formeel strafrecht. Vak 2e jaars rechtenstudenten aan de uva. Kan zijn dat er een paar arresten missen, maar zijn minder relevant.

Voorbeeld 4 van de 47  pagina's

  • 20 juni 2022
  • 47
  • 2021/2022
  • Arresten
  • Onbekend
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (42)
avatar-seller
isapeek
WEEK 1:

Jurisprudentie
- HR 2 oktober 1979, NJ 1980/243 (Nalatige inspecteur)
- HR 29 september 1983, NJ 1982/258 (Plastic boodschappentasje)
- HR 9 november 1999, NJ 2000/40 (Spontane bekentenis II)
- EHRM 11 juli 2006, NJ 2007/226 (Jalloh)
- EHRM 1 juni 2010, NJ 2010/628 (Gäfgen II)
- HR 9 februari 2021, NJ 2021/120(Ontgrendelplicht smartphone), (Canvas)

HR 2 oktober 1979, NJ 1980/243 (Nalatige inspecteur)
- Onderwerpen - Verhoor, cautie - art. 27 & 29 Sv

De feiten: Verdachte had zijn auto met twee wielen op het trottoir geparkeerd. De verbalisant
die dit constateerde vroeg vervolgens aan verdachte ‘of hij eigenaar en houder van …
voertuig was’ en ‘of hij dat voertuig zo had geplaatst als verbalisant het had aangetroffen’.
Verdachte antwoordde hierop: ‘Ik ben eigenaar en houder van deze auto en ik heb deze zo
geplaatst als hij nu staat’.

Rechtsvraag: Was in casu reeds sprake van een verhoorsituatie? Had daarom de cautie
gegeven moeten worden?

Overweging
Volgens de Hoge Raad kon het samenstel van vragen (zie: De feiten) aan verdachte moeilijk
als anders dan als een verhoor worden gekwalificeerd, wanneer het gaat om verdenking van
overtreding van art. 81 lid 2, aanhef en onder a, RVV. De rechtbank had reeds vastgesteld
dat de cautie niet was gegeven, wat tot gevolg had moeten hebben dat de verklaringen van
verdachte niet aan het bewijs hadden mogen bijdragen. Dit had alleen gemogen indien de
rechtbank had geconstateerd dat het ontbreken van de cautie de verdachte niet in zijn
belangen had geschaad. De rechtbank heeft dit echter nagelaten.

Rechtsregel
De strekking van art. 29 lid 1 en lid 2 Sv is om een verdachte te beschermen tegen
ongewilde medewerking aan zijn eigen veroordeling. Dit brengt met zich mee dat ‘alle
vragen aan een door een opsporingsambtenaar als verdachte aangemerkt persoon
betreffende diens betrokkenheid bij een geconstateerd strafbaar feit’, als verhoor worden
beschouwd.
- Wanneer een vraag wordt gesteld (door verbalisanten) die te maken heeft met de
betrokkenheid van het strafbare feit, dan moet de cautie dus hiervoor zijn gegeven
(HR nalatige inspecteur) (want die vraag wordt dus gezien als verhoor).

HR 29 september 1983, NJ 1982/258 (Plastic boodschappentasje)
- Dit arrest gaat over het strafprocesrecht, met name over de vraag wanneer iemand
verdachte is (art. 27 Sv) en in welke gevallen cautie is vereist (art. 29 Sv).

Feiten;

,Een bij de politie bekende man loopt over straat. Twee agenten lopen hem tegemoet en
herkennen hem. Ze zien tevens dat hij een plastic boodschappentasje bij zich heeft. De
agenten lopen naar hem toe en vragen aan hem wat er in het tasje zit. De man antwoordt
dat er vier boeken in zitten. Als de agenten vragen waar de boeken zijn gekocht, antwoordt
de man dat hij ze net heeft gestolen. Hierop werd de verdachte aangehouden voor diefstal.
De verdachte werd door het hof veroordeeld voor diefstal. Hij verweerde zich door te stellen
dat zijn verklaring niet als bewijs kon worden gebruikt, omdat hem geen cautie was
aangezegd. De Hoge Raad overwoog dat op het moment dat de man werd ondervraagd, hij
nog niet werd aangemerkt als verdachte in de zin van art. 27 Sv. Hij werd pas gezien als
verdachte nadat hij de tweede vraag had beantwoord, namelijk dat hij de boeken had
gestolen. Omdat hij dit had verklaard voordat hij als verdachte werd aangemerkt, was cautie
aanzeggen niet nodig. Cautie aanzeggen moet immers nadat iemand als verdachte is
aangemerkt.

Rechtsvraag
Hadden de agenten cautie moeten aanzeggen, alvorens aan verdachte vragen te mogen
stellen? Het antwoord luidt ontkennend.
Cautie dient pas te worden aangezegd, indien iemand op basis van feiten en
omstandigheden kan worden aangemerkt als verdachte (art. 27 Sv). Verklaringen die zijn
gedaan alvorens iemand als verdachte is aangemerkt, kunnen worden gebruikt als bewijs.

HR 9 november 1999, NJ 2000/40 (Spontane bekentenis II)

Feiten:
De verdachte in casu bestuurde een auto zonder autogordel. Hij kreeg een volgteken van de
politie. In beginsel werkte hij mee en reed achter de politieauto aan. Ondertussen vroeg de
politie de kentekengegevens van de auto op. De agenten kregen te horen dat de auto van
deze verdachte niet was verzekerd. Op een gegeven moment reed de verdachte met hoge
snelheid weg en ontstond er een achtervolging. Uiteindelijk werd de auto aan de kant gezet
en werd de verdachte medegedeeld dat hij was aangehouden voor het rijden in een
onverzekerde auto. Op de vraag waarom hij was doorgereden, antwoordde de verdachte dat
hij twee kilo speed in de auto had liggen. Na het doorzoeken van de auto kwamen de
agenten inderdaad een plastic tas met speed tegen. Het hof vond dat de mededeling van
verdachte omtrent de verdovende middelen een spontane mededeling was en dat er op dat
moment geen sprake was van een verhoor als bedoeld in art. 29 Sv. Verder achtte het hof
niet bewezen dat de verbalisanten geweld hadden gebruikt tegen de verdachte of
anderszins hadden geprobeerd om een verklaring af te dwingen. Tot slot vond het hof dat de
auto was doorzocht met toestemming van de verdachte en ook al zou hij geen toestemming
hebben verleend, waren de politieambtenaren daartoe gerechtigd op basis van art. 9
Opiumwet, omdat ze op grond van de spontane mededeling van de verdachte redelijkerwijs
konden vermoeden dat in de auto verdovende middelen lagen.

De Hoge Raad oordeelde echter anders. De beslissing van het hof was volgens de Hoge
Raad onjuist. Nadat de verdachte was aangehouden voor onverzekerd rijden, moest
onmiddellijk cautie worden aangezegd. De verdachte werd namelijk ondervraagd naar zijn
betrokkenheid bij een strafbaar feit. (R.o. 3): Het Hof zou ten onrechte hebben aangenomen
dat de mededeling van de verdachte dat er zich in de door hem bestuurde auto twee kilo
speed bevond een spontane mededeling was en dat er op dat moment geen sprake was

,van een verhoor als bedoeld in art. 29 Sv. (Er was dus wel sprake van een verhoor in de zin
van art. 29 Sv.


Rechtsregel
Uiteraard was hier de vraag of er sprake was van een politieverhoor en of de verbalisanten
cautie hadden moeten aanzeggen alvorens de verdachte te verhoren. De Hoge Raad
oordeelde dat gekeken moet worden naar het moment waarop de vragen aan de verdachte
werden gesteld. De verdachte werd namelijk ondervraagd, nadat hij reeds was
aangehouden. De vragen die de opsporingsambtenaar in kwestie aan de verdachte stelde,
betroffen zijn betrokkenheid bij een strafbaar feit. Direct na de aanhouding hadden de
verbalisanten cautie moeten aanzeggen. (Er was namelijk al sprake van een verhoor in de
zin van art. 29 Sv).

EHRM 11 juli 2006, NJ 2007/226 (Jalloh)

R.o.: Het Hof legt omstandig uit waarom het ‘enge’ Saunderscriterium niet opgaat: r.o. 58-
61, Vervolgens: r.o. 62. Toepassing criteria: r.o. 63-66

Essentie
Het arrest Jalloh betreft het nemo tenetur-beginsel; in dit arrest werd duidelijk dat het
nemo tenetur-beginsel ook werking heeft buiten de verklaringsvrijheid.
De rechtsvraag in casu is of er sprake is van een inbreuk op dit beginsel. Het EHRM heeft
geoordeeld dat het enkele onderscheid tussen wilsafhankelijk en wilsonafhankelijk materiaal
niet doorslaggevend hoeft te zijn voor schending van het nemo tenetur-beginsel.

Het nemo tenetur-beginsel: “Beginsel dat een verdachte niet aan zijn eigen
veroordeling hoeft mee te werken. Hieronder valt bijv. het zwijgrecht van een
verdachte.”

Rechtsregel
Ook als er materiaal is dat onafhankelijk van de wil van de verdachte bestaat, kan er sprake
zijn van schending van het nemo tenetur-beginsel. Van een schending is sprake indien er
voldaan is aan vier factoren, namelijk:
1. de aard en de hoeveelheid dwang die is gebruikt om het bewijs te vergaren,
2. het algemeen belang dat is gediend met de vervolging en bestraffing van dit soort
delicten,
3. het bestaan van relevante safeguards in de procedure (procedurele waarborgen)
4. het gebruik dat van het materiaal is gemaakt.

Feiten:
Jalloh werd verdacht van drugshandel en werd in de gaten gehouden door undercover
agenten. Toen hij werd aangehouden, slikte hij snel iets in. Vervolgens werden hem onder
dwang braakmiddelen toegediend, waardoor hij het bolletje weer uitbraakte. Dit bleek een
bolletje cocaïne te zijn. Jalloh stelde dat deze handelingen in strijd waren met het verbod op
gedwongen zelfincriminatie (nemo tenetur-beginsel) en artikel 3 EVRM (onmenselijke
behandeling). Het EHRM stelt dat het in casu wilsonafhankelijk materiaal betreft, waarvan
het gebruik in criminal proceedings normaal gesproken is toegestaan. Het Hof overweegt

, echter dat er ook een aantal andere elementen relevant zijn. Er werd namelijk dwang
uitgeoefend om het bewijsmateriaal te verkrijgen. Het Hof achtte de mate van dwang van
belang. Bovendien leverde de manier van afname een schending op van artikel 3 EVRM en
dit bracht tevens gezondheidsrisico’s met zich mee. Op de vraag of dit een schending van
het nemo tenetur-beginsel opleverde, oordeelde het EHRM als volgt:
“117. In order to determine whether the applicant’s right not to incriminate himself has been
violated, the Court will have regard, in turn, to the following factors: the nature and degree of
compulsion used to obtain the evidence; the weight of the public interest in the investigation
and punishment of the offence at issue; the existence of any relevant safeguards in the
procedure; and the use to which any material so obtained is put.”

Er was hier geen sprake van noodzaak, het had ook op een andere manier gekund. Ook
was het niet van enorm belang, omdat Jalloh slechts een straatdealer was en geen grote
crimineel. Het EHRM oordeelde dus dat het bewijs inderdaad verkregen was in strijd met
artikel 3 EVRM, en omdat dit als bewijs werd gebruikt, het ook in strijd was met artikel 6
EVRM (oneerlijk proces). Het Hof komt met de conclusie dat het verkregen
bewijsmateriaal op grond van de voornoemde factoren een schending oplevert van
het nemo tenetur-beginsel.

Conclusie
● Het Saunderscriterium (eng) heeft slechts een hele beperkte betekenis
● De Jallohcriteria vormen de basis van de toets of er is strijd met het nemo
teneturbeginsel is gehandeld:
● Jalloh criteria zijn:
- de aard en de hoeveelheid dwang dat is gebruikt om het bewijs te vergaren
- het bestaan van ‘relevant safeguards’ in de procedure
- het gebruik dat van de verklaring of het gevonden materiaal is gemaakt.

HR 9 februari 2021, NJ 2021/120 (Ontgrendelplicht smartphone)

Essentie

De politie mag een in beslag genomen smartphone ontgrendelen met de vingerafdruk van
de verdachte als dat in het belang van het onderzoek is. De verdachte daartoe dwingen is
niet per definitie in strijd met het nemo tenetur-beginsel (het beginsel dat een verdachte niet
actief hoeft mee te werken aan zijn eigen veroordeling).

Rechtsregel
De vraag in dit arrest is of het plaatsen van de duim van de verdachte op de in beslag
genomen iPhone zonder zijn toestemming dan wel medewerking in strijd is met het nemo
tenetur-beginsel. Opsporingsambtenaren mogen in beslag genomen goederen in het kader
van waarheidsvinding onderzoeken om gegevens voor het strafrechtelijk onderzoek boven
water te krijgen (zie Smartphone-arrest, ECLI:NL:HR:2017:584). Dit betekent ook dat ze
zichzelf toegang mogen verschaffen tot een in beslag genomen smartphone om de
technische gegevens die zich op de smartphone bevinden veilig te stellen. Als de toegang is
beveiligd, mogen opsporingsambtenaren deze beveiliging kraken zonder dat daarvoor
medewerking van de verdachte nodig is. Nu heeft de Hoge Raad overwogen dat een
verdachte kan worden gedwongen tot het verlenen van medewerking bij het ontgrendelen

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper isapeek. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,69. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 67474 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€7,69
  • (0)
  Kopen