Een kennismaking met de Oude Wereld
L. de Blois & R.J. van der Spek
Het Oude Nabije Oosten
Hoofdstuk 1:
Kenmerken opkomst culturen Mesopotamië en Egypte(rond 3000 v Chr.):
Verstedelijking
Schrift
Staatsvorming
Eerst jagers-verzamelaars, steentijd
Daarna zelf planten van graansoorten en temmen van dieren: neolithische revolutie
Soorten landbouw:
Regenlandbouw, afhankelijker van het weer
Irrigatielandbouw, productiever
Gevolgen landbouw:
Mensen konden langer op een plek blijven wonen.
o Kunnen zich met andere dingen dan de voedselproductie bezig gaan houden
specialisten
o Ontstaan ambtenarenapparaat en priesterkaste
Tempel centrum van Mesopotamische stad.
Behoefte aan schrift
o Spijkerschrift
o Hiërogliefenschrift(Egypte)
o Zowel pictografisch(elk woord een afbeelding) als ideografisch(elk woord een
symbool)
o Alleen voor professionals
Geen tegenstelling boeren–stedelingen(90% was hiervan boer)
Wel tegenstelling nomaden-landbouwers
Vergelijking Egypte en Mesopotamië
Overeenkomsten:
Geografische gesteldheid(beide afhankelijk van rivierwater)
Verschil:
Gunstigere voorwaarden landbouw in Egypte
o Nijl stroomt vóór zaai tijd over
o Nijlwater van betere kwaliteit(minder zout)
Egypte moeilijker bereikbaar door bufferzone woestijn
o Politiek vrij stabiel
,Hoofdstuk 2:
Egypte: Het Oude Rijk(2600-2150 v Chr.)
Twee mogelijke indelingen:
Dynastieën(30)
Rijken(3)
o Oude Rijk
Piramiden
5e eeuwen, ten val door: - machtige provinciehoofden
- hongersnood
o Middenrijk
o Nieuwe Rijk
o (Late Rijk)
3000-2600: vroeg-dynastieke periode(1e + 2e dynastie)
Hiërogliefenschrift
Boven- en Beneden-Egypte
Opbouw Mesopotamische beschaving door:
Sumeriërs
o Belangrijkst
o Hebben Mesopotamië groot gemaakt
o Onduidelijk of zij het schrift en stedenbouw hebben uitgevonden
o Begonnen met wetenschap
o Leefden in stadstaten
o Conflicten tussen paleis en tempel
o 2100-2000: Derde dynastie van Ur
Groot rijk, paleis belangrijker dan tempel
Ten gronde door Amorieten, nomaden door droogte naar steden
werden gedreven
Akkadiërs
o Koning Sargon stichtte groot rijk
o Spreken een Semitische taal
o Nemen veel van Sumeriërs over
Behielden eigen goden en taal
o Ten val door opstanden en invallen uit het oosten
Hoofdstuk 3
Eenheid Egypte in 2000 hersteld in Thebe, Middenrijk:
o Bloeitijd literatuur
o Veroveringstochten
o Val door afbrokkeling gezag koning
Hyksos grijpen de macht.
Mesopotamië:
Twee staten gaan een rol spelen
Assyrië
, Babylonië
De stad Assur wordt rond 2000 zelfstandig, bloeiperiode breekt aan.
Inzinking, tot 1800 wanneer weer een periode van bloei aanbreekt, na machtsgreep.
1800-1600: Babylonische beschaving
Koning Hammurábi legde basis
Schreef wetboek, ontleende hierbij recht aan goden
Daarna brokkelde macht af, 1600 wordt Babylon ingenomen
Mesopotamië krijgt weer met vreemde overheerser te maken. Zij passen zich aan aan de
plaatselijke tradities.
Veel grote mogendheden na 1600 door oa de uitvinding van de strijdwagen.
Egypte:
Na Hyksos-dynastie, 18e dynastie:
Koningen heetten ‘farao’
Veroveringstochten tot Syrië en Nubië
Koning Achnaton:
o Probeerde veelgodendom tot monotheïstische godsdienst te maken, alleen
zonnegod Aton
o Kunst werd vrijer
o Opvolger Tut-anch-amon, keerde weer terug naar de oude traditie
Andere grote rijken in de Late Bronstijd (1600-1200):
Babylonië
Assyrië
Mitánni
Hethitische Rijk
Kreta(Minoïsche beschaving)
o Bloei door handel
Mycéne
De onderlinge contacten werden goed onderhouden.
Hoofdstuk 4
Rond 1200 vielen de grote rijken uiteen.
Oorzaak: opdringen van rondtrekkende volken
Gevolgen:
Opkomst stadsstaten
Feniciërs worden vrij volk
o Handelsvolk
o ‘Doorgeefluik’ van oud-oosterse cultuur naar Europa
o Uitvinders alfabet
1200: begin ijzertijd
Egypte: in 3e Tussentijd(1100-715), viel het rijk intern uiteen en verloor gebieden
715-332: Egypte wordt door buitenlandse mogendheden overheerst.
Israël:
Rijke gevarieerde literatuur
o Bijbel
,Lastig voor een historicus:
Teksten vrij laat tot stand gekomen: tijdens Babylonische ballingschap(550 v. Chr.)
Duidelijke boodschap: men moet JHWH vereren en normen en wetten nalopen
Weinig ondersteuning van Bijbels verhalen in buitenlandse bronnen en
archeologische opgravingen
Assyrische Rijk hield zich wel staande, werd groot o.l.v. Tíglath-piléser III(745-727): begin
Nieuwassyrische imperium. Bedreven grootscheepse deportaties. Begin afbrokkeling
Babylonisch-Assyrische taal, Aramees werd, door eenvoudiger schrift, nieuwe algemene taal
in de regio.
Assyrië had goede banden met Babylonië, werd in 729 één land.
Ze lijfden Egypte in. Toen Egypte vrij zich vocht begon het begin van het einde voor Assyrië.
Na de dood van koning Assurbánipal, ging het rijk aan machtsstrijd en opstanden ten onder,
Babylonië werd een vrij land: het Nieuwbabylonische rijk of ‘Chaldese’ genoemd.
Eigenlijke grondvester was Nebukadnéssar(605-562). Na opstand vazalstaat Judea, werd het
een provincie en de bevolking gedeporteerd: Babylonische ballingschap(586)
Babylon viel toen koning Nabonidus impopulair werd en de Perzen binnenvielen.
Perzische rijk:
Kwam uit voort uit Medische rijk door Cyrus
o Cyrus liet Joden terugkeren uit ballingschap
Waarschijnlijk geen goed georganiseerd imperium
Werd wereldrijk
Darius I (522-486) was grote organisator van het rijk
o Maakte van meerdere satrapieën(superprovincies), één satrapie
o Opvolger was Xérxes, probeerden beide Grieken te onderwerpen
Veel elementen uit oude Mesopotamische Rijken overgenomen
o Ook uit de Griekse cultuur
Eigen hoofdstad: Persépolis
Gingen rond 330 v. Chr. ten onder door Alexander de Grote uit Macedonië
Na Alexander de Grote viel het rijk uiteen.
Hoofdstuk 5
Meeste godsdiensten polytheïstisch.
Zo konden er makkelijk nieuwe goden bij komen
Goden:
Vertegenwoordigen een natuurlijke macht
Veel staten en steden hadden een eigen oppergod
Worden als mensen afgebeeld(antropomorf)
Werden menselijke karaktertrekken toebedeeld
Soms afgebeeld als combinatie van dier en mens
Koning:
Was belangrijk in de godsdienst
o Was soms zelfs opperpriester
o Bouwde tempels
o Werd soms zelfs als goddelijk beschouwd
Gilgames-epos:
, Was een van de eerste literaire werken
Geschreven in Babylonisch spijkerschrift
Fragmenten gevonden in paleizen van verschillende machthebbers in Babylonië
Inhoud verhaal: blz 55
De zogenaamde standaard versie is bewerking van meerdere epen over Gilgames
Henotheïsme:
Wanneer in een polytheïstisch godsdienst, alle aandacht uit gaat naar één god, die
het belangrijkst wordt gevonden, de rest waardeloos wordt geacht
Monotheïsme:
Er is maar één god, verering van andere goden wordt niet geduld
Kwam weinig voor in de Oudheid, wel in Israel
Hoofdstuk 6
In Oudheid was landbouw belangrijkste economische sector.
Grond zorgde voor rijkdom
Egypte: redistributie-economie
Staat verzamelde belastingen en landbouwoverschotten
Gaf de opbrengst hiervan weer uit aan toelages en lonen
Eerst was de tempel erg belangrijk, later werd deze taak overgenomen door het paleis en
werd de tempel een staatsbedrijf. Tempel en paleis waren de grootste grondbezitters.
Betaalmiddelen:
Geldloze maatschappij
Soldij bestond vaak uit landerijen
Handel:
Ruilhandel
o Goud
o Zilver
o Graan
o Tin
o Koper
Stap naar muntgeld sinds Daríus I
Veel internationale handel
o Riskant
Trage vervoer
Roofovervallen
Daarom alleen handel in luxegoederen
o ‘Geldschieters’ waren vermogend
Feniciërs zorgden voor handelscontact over de Middellandse Zee
Samenleving was ‘gelaagd’. Grondbezit zegt weinig over iemands status.
Er waren slaven, maar niet zoveel als in Griekenland of Rome.
Het waren vaak onverwonnen volken die tot slaaf gemaakt werden
Er was sprake van klassenjustitie; een misdaad tegen een hof functionaris werd zwaarder
bestraft dan een misdaad tegen een slaaf.
, Hoofdstuk 7
Functies koning:
Legeraanvoerder
Opperrechter
Hogepriester
Macht vaak absoluut, soms waren er raden van vrije burgers.
Het rijk werd mede door ambtenaren bestuurd; die hiervoor in ruil land ontvingen.
Als het land erfelijk eigendom werd, kregen de ambtenaren veel macht
Imperium:
Kern
Periferie
o Vazalvorstendom
o Provincie
Vazalvorstendommen konden provincie worden na mislukte opstand.
Provincies konden kern worden als cultuur van kern werd overgenomen.
Bevorderd door deportaties
o Vooral van toplaag en vaklieden
o Mochten na een tijd weer terugkeren
o Behielden soms identiteit
Expansie:
Rijkdommen vergaren
Belastingen heffen
Legers werden steeds meer een instituut, niet meer een seizoensaangelegenheid.
Rijken namen steeds vaker huurlingen in dienst
De Griekse Wereld
Hoofdstuk 8
De vroege ijzertijd(1200 tm 750):
1200: instorting Myceense beschaving
Einde paleiseconomie
Einde lineair B
Begin ‘donkere eeuwen’
Ionische volksverhuizing: vertrek van veel Grieken naar de westkust van Klein-Azië
Weinig bekend over maatschappijopbouw, meeste door archeologie en Homérus.
Hoofdstuk 9
De archaïsche periode(750-500)
Bloei nieuwe Griekse beschaving met eigen cultuur.
Tegelijk met het tijdperk van de Nieuwassyrische, Nieuwbabylonische en Perzische rijken