Immunologie
Hoofdstuk 1: Basic Concepten in Immunologie
Cellen van het immuunsysteem
Begint in de stamcellen (pluripotente hematopoietic cellen), dit betekend dat ze kunnen
differentieren tot andere typen cellen.
Algemene cellen:
1. Lymfoide, dus hier kunnen lymfocyten uit ontstaan (B, T, NK, ILC cellen)
2. Myleoide cellen naar granulocyten, hieruit ontstaan weer neutrofielen, eosinefielen,
basofielen en onbekende mestcellen ( naar mestcellen) en monocyten ( naar
macrofagen)
3. Myleoide cellen naar megakaryocyten/erythrocyten megakaryocyten kunnen
bloedplaatjes ontstaan en uit erythroblast komt rode bloedcellen (erytrhocyten)
4. Dendritische cellen zijn apart, kunnen uit zowel lymfoide cellen als myeloide cellen
ontstaan. Dit is eigenlijk de brug tussen aangeboren en verworven immuniteit
Er zijn verschillende levels van verdediging in de immunologie:
Immuun respons:
Anatomische (fysieke) barrière: huid, epitheelcellen tight junctions, slijmvliezen, luchtwegen etc.
Chemische barriere (antimicrobiële eiwitten): defensines, lysozymen, collectinen etc.
Aangeboren immuniteit: fagocyterende cellen (macrofagen, granulocyten etc.)
Verworven immuniteit: TMP-cellen, etc.
Dieper op in de huid:
Immuniteit komt door meerlagig epitheel, hoornlaag, vetzuren, commensalen
Dieper op in de slijmvliezen:
Trilharen (cilia), slijm (mucosalaag), zuurgraad (denk aan darminfecties, dan moet de bacterie eerst
door de maag met lage PH), commensalen (bijv. in de darmen of luchtwegen)
*commensalen zijn bacterien die op de huid zitten, die geen infecties veroorzaken
,*je hebt meer bacterien dan cellen, ongeveer 2:1, alle bacterien samen is ong. 2 kg van ons gewicht
*B-cellen maken zelf geen antistoffen, deze muteren naar plasmacellen die antistoffen produceren
Aangeboren immuniteit: Verworven immuniteit:
- Aspecifiek, hebben veel receptoren - Specifiek, 1 type receptor dus kan maar
dus kunnen veel onderdelen van 1 antigen herkennen (1 klein stukje van
pathogeen herkennen. eiwit van bacterie)
- Patroonherkenning - Antigeenherkenning
- Onmiddelijke reactie, dus kan direct - Duurt 4-5 dagen, eerst aangeboren in
fagocyteren en cytokines produceren actie treden en dan signaal naar
- Initiatie ter plaatse dus direct verworven etc.
immuunreactie - Begint in specialistische (lymfoide)
- Niet beter bij vaker zelfde bacterie organen
(blijft dezelfde immuunrespons) - Geheugen, dus stel je krijgt pathogeen
opnieuw binnen dringt heb je eerder
een reactie
Aangeboren immuunsysteem:
De myeloïde voorloper cel (CMP) produceert de macrofagen, granulocyten, neutrofielen,
eosinofiele, basofiele, master cellen en dendritische cel.
Granulocyten (aangeboren immuunsysteem)
Neutrofielen: leven 3-7 dagen ongeveer, zorgt voor fagocytose voor verschillende soorten
micro-organismen. Ook bevatten ze intracellulaire blaasjes met enzymen tegen micro-
organismen en zorgen ze voor activatie van bactericidale mechanismen.
Basofiel: komen voor bij allergische reacties en anti-parasitaire immuniteit. Bevatten
verschillende soorten enzymen en toxische eiwitten die vrijkomen na activatie. Tegen
parasieten die te groot zijn voor neutrofielen en macrofagen (geldt ook voor eosine)
Eosinefiel: doodgaan van antilichaam-gecoatede parasieten (zie hierboven)
Mestcellen: ontstaat in beenmerg en zorgt voor immuun-tolerantie (dat je bijv.
darmbacteriën tolereert), en ze bevatten granules met histamine en heparine.
o Histamine is betrokken bij allergieën, en zorgt voor verwijding van bloedvaten
waardoor leukocyten makkelijker de weefsels in kunnen, denk aan een muggenbult.
o Heparine is een anti-coagulant die ervoor zorgt dat je bloed niet stolt
Fagocyten (aangeboren immuunsysteem)
, Macrofaag: zorgt voor fagocytose en activatie van bactericidale mechanismen. Antigen
presentatie en maken cytokines. Werkt allerlei niet-deugende stoffen naar binnen en blijven
op dezelfde plek liggen. Zorgt ook voor opruiming in een weefsel.
NK cel: natural killer cells, kunnen stofjes vrijlaten die virus (bijv. herpes) geinfecteerde
cellen of kankercellen in apoptose gaan. Het zijn relatief grootte cellen met granulair
cytoplasma. Ze kunnen bepaald tumor cellen herkennen en killen. Ze hebben geen antigen
specifieke receptoren.
Dendritische cel: is veel sneller en beweegt naar weefsels en lymfeknopen. Is een belangrijke
antigen-presenterende cel. Deze neemt een iets op uit de weefsels, presenteert het en gaan
naar lymfeknopen. Dan gaan ze kijken of er een t-cel is die geactiveerd wilt worden om te
helpen
Dit is brug tussen aangeboren en verworven immuniteit
Verworven immuniteit
B-cellen/b lymfocyten: na activatie kunnen ze plasmacellen of geheugencellen worden
o Geheugencel: voor herkenning van een pathogeen die al eerder is binnengedrongen
(blijven in bloed rondzweven)
o Plasmacellen: gematureerde b-cellen die antilichamen uitscheiden (verdwijnen na
een tijdje)
T-cellen/t lymfocyten: na activatie kunnen ze CD4+ helper cellen, CD8+ cytotoxische cellen of
geheugencellen worden
PAMP ‘’ pathogen associated molecular patterns = vreemd
DAMP ‘’ Danger associated molecular patterns = gevaar
Na het activeren van macrofagen en neutrofielen kunnen er cytokines en chemokines worden
uitgescheiden. Ze geven belangrijke signalen af naar andere immuun cellen waardoor ze worden
aangetrokken.
Hoe kan jouw immuuncel nou weten dat er een PAMP of DAMP tot expressie komt? Door bepaalde
receptoren, genaamd PRR. Dit is op het celmembraan, in cytosol en in endosomen. Meerdere types
op 1 cel. PRR ‘’ Pattern recognition receptor’’:
- extracellulair, op celmembraan en intracellulair