Castel-camping
Hoofdstuk 1 Castel-Camping des Ormes
“Goed, waar gaan we heen?” De auto stopt bij een kruising. Er gaat een weg naar links en
een weg naar rechts. We zien 2 verkeersborden: aan de linkerkant is camping; ‘Le Verger’,
aan de rechterkant is; ‘Castel-Camping des Ormes.’ “Huh…wat?” Vraagt Thierry. “Wat is er?”
Vraagt Carine. “Waar zijn we?” Vraagt mevrouw Cosse. De familie Cosse is drie weken naar
Spanje op vakantie geweest. Nu gaan ze weer terug naar Amiens. Maar ze gaan niet
meteen terug. Ze gaan hun laatste vakantiedagen doorbrengen in le Périgord. Ze hebben de
hele nacht gereden om om 11 uur ‘s ochtends in Périgord te komen. Ze moeten een
camping kiezen. Wat willen jullie liever? ‘Le Verger, of ‘Les Ormes.’ Ze kijken om hun heen.
Het landschap is prachtig. Ze rijden op een kleine weg. Er zijn niet veel andere auto’s op de
weg, maar ze kunnen hier niet blijven rijden, ze moeten een keuze maken. “Ik”, zegt Carine,
“Ik geef de voorkeur aan Castel-Camping.” Ik houd van kastelen, en kasteelcampings zijn
vaak erg goed. “Maar ze zijn misschien te luxe voor ons!” Zegt Thierry. “Met deze auto en 2
kleine tentjes, zullen ze ons niet accepteren.” “Maar als!” Zegt mevrouw Cosse. “De
Castel-campings zijn campings net als anderen. Er is alleen maar een kasteel, meer niet.”
“Goed”, zegt meneer Cosse, die moe is. “We kiezen de castel-camping” en ze slaan
rechtsaf. Na 1 kilometer komen ze aan bij de entree van de camping. Meneer Cosse
parkeert de auto voor de receptie. Mevrouw Cosse gaat de receptie binnen om te vragen of
er een plek voor hen is. Carine gaat mee. “Een plaats voor een auto en twee kleine tenten?
“Ja, mevrouw, maar er is alleen een plaats onder de bomen”, zegt de man van de receptie.
“Het maakt niet uit”, zegt mevrouw Cosse. En vlak bij de Colombier, vervolgt de man van de
receptie. “Waar in de buurt?” Vraagt Carine. De man kijkt Carine aan. Hij vindt zeker dat
Carine slecht is opgevoed, hij kijkt boos uit zijn ogen. Le colombier, juffrouw, is een kleine
toren achter in het park, waar een bibliotheek, een woonkamer en een bar onder leiding van
de kampeerders is. “Oh, goed!” Zegt Carine. “Dus, ‘s avonds, is er dan geluid?” “Niet echt,
jongedame, maar, bij de Colombier, horen we mensen in en uit komen.” “En hoe laat sluit
jouw Colombier?” Vraagt mevrouw Cosse. “Om 12 uur ‘s nachts”, antwoordt de man van de
receptie. “Dus, dat is goed. We slapen vroeg.” Zegt mevrouw Cosse. “Hoelang blijven jullie,
mevrouw?” “Drie nachten, meneer. En ik zou graag meteen willen betalen.” “Hier betalen ze
altijd vooraf, mevrouw.” Zegt de man van de receptie op een droge toon. “Is er een
zwembad?” Vraagt Carine. “Ja, juffrouw, er is een zwembad achter het kasteel”, zegt de
man, die er moe uit ziet. Mevrouw Cosse betaald de plaats. Daarna zoeken ze hun plaats en
ze vestigen zich. Carine en Thierry zetten hun tent op. Wanneer ze klaar zijn, eten ze
sandwiches. Daarna, gaan meneer en mevrouw Cosse rusten. Maar Thierry en Carine zijn
niet moe. Ze gaan het zwembad zoeken.
Hoofdstuk 2 Een oude dame
“Hij is niet aardig!” Zegt Carine. “Wie?” Vraagt Thierry. “De man van de receptie. Ik vraag me
af of hij de eigenaar van het kasteel is.” Ze komen voorbij caravans.” “Kijk, Carine, de
caravans zijn leeg. Er zijn niet veel mensen. De deuren zijn gesloten!” “De mensen zijn
misschien al teruggekeerd. Het is de laatste week van de vakantie!” Antwoordt Carine.
“Maar zelfs voor de laatste week, vind ik dat er heel weinig kampeerders zijn.” “Dat is waar.
Toch is het een mooie camping!” Ze vinden het zwembad achter het kasteel. Het zwembad
is prachtig, mooi gelegen in de zon en heel erg schoon. Maar er zijn geen mensen in het
, zwembad. “De kampeerders houden misschien niet van zwemmen.” Zegt Thierry. “Nee, het
is de tijd van het middagdutje.” Antwoordt Carine. “Ze zullen waarschijnlijk later komen.” Ze
springen in het water. Het water is mooi. “Dit voelt goed na een nacht in de auto.” Ze
zwemmen erg lang. Daarna gaan ze zitten aan de rand van het zwembad en ze kijken naar
het kasteel. “Het is niet echt een kasteel, het is meer een groot landhuis. Het is oud, maar
goed onderhouden. Het heeft 3 etages.” “Zou jij willen wonen in het kasteel?” Vraagt Carine
aan haar broer. “In de zomer wel. Maar in de winter, houd ik van de stad.” Antwoordt Thierry.
“Ik zou graag in een kasteel willen wonen. Zelfs in de winter. En mijn kamer zou het hele dak
zijn, op tweede verdieping.” Ze begint met zoeken naar een raam. Plotseling ziet ze een
gezicht achter een van de ramen. Het gezicht is van een oude vrouw. De vrouw kijkt Carine
en Thierry aan. Vervolgens doet ze het raam open en roept de twee kinderen: “Kom! Kom er
in! Ik zou graag met jullie willen praten.” Roept ze. Carine kijkt haar broer aan. Thierry gaat
al omhoog. “Kom!” Roept hij. “We gaan erheen!” Maar wanneer ze voor de deur van het
landhuis staan, horen ze plotseling een stem die achter hen schreeuwt: “Niet naar binnen
gaan! Het kasteel is privé! De kampeerders hebben niet het recht om binnen te komen.” Het
is de man van de receptie. “Maar”, begint Carine. “Er is een dame op de tweede etage.
Ze…” “Ja, onderbreekt de man. Het is een oude dame. Ze is haar hoofd verloren. Ze weet
niet meer wat ze zegt. Kom op! Terug naar de camping.” “Is zij de eigenaar van het kasteel?”
Vraagt Carine. Ze weet dat dit niet het moment is om vragen te stellen. Maar ze wil het
weten. “Ja”, zucht de man. “Maar ze is gek. Je moet haar met rust laten. En nu: omgekeerd.”
Carine en Thierry gaan terug naar de camping. “Nee!” Roept Thierry. “Hij is niet aardig!”
Hoofdstuk 3 De colombier
Wanneer ze bij de tent aankomen, vinden ze hun ouders die op het punt zijn om naar het
dorp te gaan om boodschappen te doen. Carine wil meegaan met haar ouders, Thierry blijft
bij de tent. Hij gaan overal kijken. Hij vindt de toilettes en de douches. De camping is niet
groot, er zijn misschien 100 plaatsen. Het is waar dat er heel weinig kampeerders zijn.
Thierry telt 14 tenten en 20 caravans. ‘Het is vreemd’, denkt hij. Er zijn veel plaatsen gratis,
maar wij zijn onder de bomen en vlakbij de colombier. Waarom? We verwachten de andere
kampeerders vanavond. Wanneer zijn ouders en zijn zus terugkomen, is het tijd om het eten
te maken: tomatensalade, biefstuk en sperziebonen. Carine maakt de tomatensalade,
meneer Cosse maakt de sperziebonen en mevrouw Cosse de biefstuk. Thierry snijdt het
brood. Daarna gaan ze eten. Na het diner en de afwas gaan ze een wandeling maken over
het park. Het park is groot, maar erg slecht onderhouden. Wanneer ze terugkomen op de
camping, is het half 10. “Papa!” Zegt Carine. “De colombier is open. We kunnen iets nemen
aan de bar?” “Oke!” Zegt meneer Cosse en ze gaan naar de colombier. Achter de bar staat
een jonge jongen. Er zijn geen andere mensen. Ze nemen hun dranken en praten een
beetje met de jonge jongen. Hij heet David en is de zoon van de man van de receptie. “Ken
jij de eigenaar van het kasteel?” Vraagt Carine. “Een beetje”, zegt hij. “Is ze aardig”, vraagt
Thierry. “Ze is gek”, antwoordt David. “Altijd al?” Vraagt mevrouw Cosse. “oh..nee, sinds ze
oud is, geloof ik. Het is de leeftijd!” Er komen andere mensen naar de bar, die David moet
bedienen. De familie Cosse gaat kijken in de bibliotheek en de woonkamer. In de bibliotheek
vinden ze veel boeken. Ze bekijken de titels. Plotselijk ziet mevrouw Cosse iets opmerkelijk:
“Maar de schrijvers van de boeken zijn allemaal vrouwen. Er is Colette, Françoise Sagan,
Simone de Beauvoir, Marie Cardinal. We zien geen mannelijke schrijvers. “Het is zeker de
bibliotheek van de oude dame!” Zegt Carine. Ze pakt een boek van Colette en gaat naar de