FP2 Modematerialen
Hoofdstuk 1: spinnen en basisgarens
Soorten garens:
- Weefsel
- Breisel (elastisch)
- Bijzondere doekconstructies
Het is belangrijk om doek (stof) en
toepassing te koppelen. Door de juiste
(relevante) grondstoffen, garens,
constructie en veredelingen te kiezen
krijgt het doek het juiste uiterlijk en de
juiste gebruikseigenschappen voor de
bedoelde toepassing.
Door de manier waarop het
opgebouwd is, is een breisel in
rekbaarder en beweeglijker dan een
weefsel. Neem als voorbeeld het
verschil tussen een gebreid T-shirt en een geweven spijkerbroek.
(Gesponnen-) garen zijn mechanisch gesponnen garens van (stapel-) vezels. Filament garen zijn garens
gemaakt van filamenten (zijde of ‘man-made’ synthetisch). Hierin kun je onderscheid maken tussen
multi filament dan zijn de garen gemaakt van meerdere filamenten en mono filament dan zijn de garen
gemaakt van een enkel (doorlopend) filament. (Filament: oneindig lange draad)
*Van links naar rechts: vezelgaren, haspelzijde (=
filament), multi filament, mono filament.
*Principe van een mechanisch systeem: vezels
liggen parallel, twisten van de vezels.
, *Kortstapelige vezels zijn korte vezels met een
beperkte vezellengte
Garens kammen en kaarden, je doet eerst altijd kaarden en daarna eventueel kammen.
Wol (WO)
1. Woollen system → gekaarde garens
2. Worsted system → gekamde garens
Kaardgaren bij wol kun je herkennen aan hun grave, harige en rustieke uiterlijk. De garens hebben
uitstekende vezeleindjes. Je kunt deze methode bij wol en wolachtige vezels toepassen. Het wordt o.a.
toegepast bij wollen tweeds en wollen mantelstoffen, de grovere garens.
Kamgaren bij wol zijn fijner, zachter, gelijkmatiger en gladder garen. Deze garen worden gebruikt voor
fijne wol stoffen, zoals kamgaren herenkostuums. Kammen wordt voornamelijk voor wol, maar ook
voor katoen gebruikt. De vezels zijn langer en komen mooi parallel aan elkaar te liggen. De vezeleindes
steken veel minder uit.
Katoen (CO)
1. Ringspun kaardgaren = gekaarde garens
2. Ringspun kamgaren = gekamde garens
3. Open end garen
Kaardgaren bij katoenen stoffen hebben
uitstekende vezeleindjes. Ook liggen de vezels in
mindere mate parallel aan elkaar, hierdoor heeft
het een grovere en rustiek uiterlijk.
Gekamde garen bij katoen hebben vergelijkbare
eigenschappen als gekamde wol, zo zijn ze
gladder, weinig uitstekende vezeleindjes.
Bij open end spinnen wordt het vezellont in een
ronddraaiende trommel (soort centrifuge)
geleid. Door de middelpuntvliedende
(=middelpuntzoekende) kracht verslingeren de
vezels zich helemaal met en door elkaar en
vormen zo een garen. In 2014 wordt ongeveer
60% van de C0-garens op deze wijze gesponnen.
De open end gesponnen garen ziet er anders uit
,dan een ring-gesponnen garen. De vezels liggen in een wirwarverbinding door elkaar en zijn niet open
te draaien. Ze zijn niet zo glad en sterk als ring gesponnen garens. Deze open end garens worden vooral
gebruikt voor kortstapelige vezels van met name katoen of natuurlijke kunstmatige grondstoffen
(spijkerbroeken). Open end spinnen heeft een veel snellere spinmethode, maar ook voordeel vanwege
de vereenvoudigen rek- en verdeelstoelpassages.
TPM = toeren per minuut/twist per minuut (twist bij (vezel-) garen), hoe lager hoe losser. TPM is
hoeveel het garen om zijn eigen as draait, hoe hoger hoe steviger en harder de stof.
- 200 tpm = laag getwist garen → hebben meer volume en worden gebruikt voor grovere en
dikkere stoffen
- 400 tpm = regulier garen → normaal getwist garen
- 600 tpm = compact garen → hoog etwiste aren even een glad en dicht uiterlijk
- 800 tpm = hoog getwist garen → crêpe garen
Hoofdstuk 2: effectgarens en garennummers
Wanneer je een garen
verticaal houdt en ze open
naar links dan is er sprake
van een Z-getwiste garen.
Wanneer de garen naar
links lopen, dan is er sprake
van een S-garen.
Wat is twisten?
Je begint met een garen
twisten. Dit is een garen
draaien. Hierna kun je de
garens pas twijnen.
Wat is twijnen?
Twijnen is 2 of meerder
garens ineendraaien om
meer sterkte,
regelmatigheid, volume of
een speciaal effect te
bereiken. Je krijgt soepel
getwijnd garen door tegen de
twistrichting te draaien.
Bijvoorbeeld Z-getwiste
garens en S-getwijnd. Het
garen word echt compact
door juist dezelfde richting
op te twijnen, dus S-getwist
en S-getwijnd. Het gevaar
hiervan is wel de ‘overtwist’
Twijnen met 2 draden = 2ply,
, 3 draden = 3 ply, 4 draden = 4 ply. (= single proces)
Links zijn 2 ‘2 ply’ garens en dat noem je ‘2 fold – 2 fold’. Rechts
noem je ‘2 fold – 2 fold – 2 fold’. Je benoemt dit van onder naar
boven.
Getwijnde garens met elkaar gaan twijnen dan krijg je
gekableerde garen. Dus kableren is dus getwijnde garens met
elkaar twijnen. Dit doet men om sterkte, volume, kleureffect en
elasticiteit te creëren.
Kernomwonden garen (=core spun yarn) worden gemaakt door
de kern van een filamentgaren te maken en de omwonden
garens van vezelgarens. Dit wordt gebruikt voor etsdruk en
stevigheid. De kern is dan van een andere grondstof gemaakt en
kan door chemicaliën worden verwijderd door te bedrukken in
een patroon. De stof heet ‘Ausbrenner’. Stoffen met stretch
kunnen ook gemaakt worden van een kernomsponnen garen, de
kern is dan geaakt van elastomeren of PUR (van lyra, elastan of
spandex). Naaigaren wordt ook gemaakt van kernomsponnen
garen, de kern is dan een sterk filament en de omwonden garens
een vezelgaren dat de kern beschermt tegen smelten onder
invloed van hitte van de naald. Badgoed en lingerie is altijd een
core spun yarn en zo ook bij kniekousen om ze op de knie te
houden.
Je hebt bij garens verschillende kleureffecten, namelijk:
- Mixture (of Ingrain) → Hier worden er tijdens het spinnen verschillende gekleurde vezels
gemixt. Hierdoor krijt het een licht gespikkeld en harig effect. De naam van deze stof is
Marengo. Waar in het proces heeft een mixture garen zijn kleur gekregen? De vezels zijn
geverfd.
- Melange (of Vigoureux) → Hier wordt het lont vooraf bedrukt met strepen waardoor je
verschillende gekleurde vezels in 1 garen ziet. Hierdoo krijg je een licht gespikkeld uiterlijk. De
naam van deze stof is Melange of Vigoureux.
- Moulliné → Hier worden de garens gemaakt door 2 of meerdere gekleurde garens of door
garens met verschillende verfeigenschappen te twijnen. Hierdoor krijg je een licht gespikkeld
uiterlijk. De stofstaal heet ook Moulliné door het gebruik van moulliné garens in dit geweven
doek.
- Mottle (of Marl) → De garens worden gemaakt door een 2-kleurig voorgaren of 2 verschillende
gekleurde voorgarens te twist. Dit garen lijkt op Mouliné maar met een minder scherp
contrast.
De volgorde van kleureffecten die eerder in het productie proces gerealiseerd worden is eerst
Melange, dan Marl en daarna Mouliné.
Je hebt binnen de garens ook verschillende structuurgarens, namelijk:
- Slub → Door een twist of twijneffect ontstaat er een onregelmatige structuur met plaatselijke
verdikkingen. Dit komt vooral voor in garens met linnen en een doupionzijde effect.