LF2 samenvatting en leerdoelen beantwoorden
Inhoud
Thema 1: Voeding...................................................................................................................................2
Thema 2: Endocrien systeem................................................................................................................20
Thema 3: Maagdarmstelsel..................................................................................................................27
Thema 4: Urologisch systeem...............................................................................................................29
https://www.studeersnel.nl/nl/document/christelijke-hogeschool-ede/lichamelijk-
functioneren/lichamelijk-functioneren-2-samenvatting/9290761
https://www.studeersnel.nl/nl/document/christelijke-hogeschool-ede/pathologie-
anatomie-fysiologie-farmacologie/134-lichamelijk-functioneren-2/6378243
,Thema 1: Voeding
Schijf van 5 en richtlijnen goede voeding
1. uitleggen waarom het belangrijk is dat een HBO-verpleegkundige kennis heeft van voeding.
Met goede voeding komt goede gezondheid! Het voorkomt ondervoeding en chronische
ziektes. Het is belangrijk dat je zorgvrager goed eet en drinkt en daar ben jij als vp ook
verantwoordelijk voor.
Omdat de vp veel contact heeft met cliënten, en daarom invloed kan hebben op de voeding.
Bv stimuleren/informeren over eiwitten
2.uitleggen wat gezonde voeding is.
Gezonde voeding is eten volgens de schijf van 5
3.beschrijven uit welke productgroepen de schijf van vijf bestaat.
De schrijf van 5 heeft 5 groepen voedingsmiddelen:
1) dranken – water, koffie, thee (blauw)
2) groente en fruit – (groen)
3) smeer- en bereidingsvetten – onverzadigde vetten zoals olie en halvarine (geel)
4) zuivel, noten, vis, peulvruchten, vlees en ei – plantaardig. Deze groep bevat veel eiwitten
(roze)
5) brood, graanproducten en aardappelen – volkoren eten (oranje)
4.de aanbevelingen voor de inname van de productgroepen voor een gemiddelde man en vrouw
tussen 19-50 jaar beschrijven.
Dit is wat een vrouw van 19 jaar
gemiddeld moet eten.
Een man van 19 een in principe hetzelfde.
Maar hij moet 6-8 boterhammen eten. En
65 gram smeer- en bereidingsvetten.
5.uitleggen waarop deze aanbeveling zijn gebaseerd.
Het Voedingscentrum heeft de Richtlijnen Schijf van Vijf (voorheen Richtlijnen Voedselkeuze)
gebaseerd op de Richtlijnen Goede Voeding van de Gezondheidsraad. Deze hebben richtlijnen
opgesteld aan de hand van wetenschappelijk onderzoek.
6.de 15 richtlijnen voor goede voeding benoemen.
Richtlijnen goede voeding (2015):
Hogere consumptie aanbevolen
eet dagelijks ten minste 200 gram groente en ten minste 200 gram fruit
eet dagelijks ten minste 90 gram bruin brood, volkorenbrood of andere
volkorenproducten
, eet wekelijks peulvruchten
eet ten minste 15 gram ongezouten noten per dag
eet 1x per week vis, bij voorkeur vette vis
drink dagelijks 3 koppen thee
Vervanging aanbevolen
vervang geraffineerde graanproducten door volkorenproducten
vervang boter, harde margarine en bak- en braadvetten door zachte margarine,
vloeibaar bak- en braadvet en plantaardige oliën
vervang ongefilterde door gefilterde koffie
beperking van consumptie aanbevolen
beperk de consumptie van rood vlees en met name bewerkt vlees
drink zo min mogelijk suikerhoudende dranken
drink geen alcohol of in ieder geval niet meer dan 1 glas per dag
beperk de inname van keukenzout tot maximaal 6 gram per dag
suppletie (toevoeging) van voedingsstoffen is niet nodig, behalve voor mensen die
tot een specifieke groep behoren waarvoor suppletieadvies geldt
handhaving van consumptie aanbevolen
neem enkele porties zuivel per dag, waaronder melk of yoghurt
7.benoemen welke ziekten en risicofactoren zijn meegenomen om tot de richtlijnen goede voeding te
komen.
- Coronaire hartziekten
- Beroerte
- Hartfalen
- Diabetes 2
- COPD
- Borstkanker
- Darmkanker
- Longkanker
- Dementie
- Cognitieve achteruitgang
- Depressie
8.het verband met ziekten en/of risicofactoren beschrijven voor de richtlijnen 1 (fruit, groenten), 2
(brood, volkorenproducten), 4 (noten), 6 (vis), 9 (vetten), 11 (vlees), en 13 (keukenzout).
-groente en fruit leveren veel vitamines, mineralen en vezels. Ze verlagen het risico op
coronaire hartziekten, beroerten, diabetes 2, darmkanker en longkanker. Variatie is belangrijk
-brood en volkorenproducten leveren energie (koolhydraten), eiwitten, vezels, vitamine B en
ijzer. Volkoren brood en andere volkoren producten verlagen risico op coronaire hartziekten,
beroerten, diabetes 2 en darmkanker
-noten (en peulvruchten) leveren veel eiwit, vitamine B en vezels. Noten bevatten
onverzadigde vetzuren. Noten (en peulvruchten) verlagen cholesterol
-vis bevat veel eiwit, jodium en vitamine b12. Vis verlaagt risico op sterfte als gevolg van
coronaire ziekten
-vetten bevatten veel vitamine A, D en E. verzadigde vetzuren moeten worden vervangen
door onverzadigde vetzuren i.v.m. kleinere kans op coronaire hartziekten
-vlees (en ei) bevat veel vitamines, mineralen, zoals ijzer en vitamine Ba en B12. Rood vlees
en bewerkt vlees (bv gerookt of gezouten) moeten beperkt worden omdat dit de kans op beroerte,
diabetes, darmkanker en longkanker verhogen.
, -keukenzout, wanneer u te veel zout eet kunt u last krijgen van een hoge bloeddruk. Dit kan
leiden tot een hoger risico op hart- en vaatziekten en nier schade
Overvoeding
1.benoemen wat onder de macronutriënten en wat onder de micronutriënten valt.
Onder macronutriënten valt: eiwitten, vetten, koolhydraten
Onder micronutriënten valt: vitamines en mineralen
2.benoemen welke voedingsstoffen energie leveren en hoeveel.
Koolhydraten, eiwitten en vetten leveren energie. De macronutriënten dus.
3.beschrijven welke factoren invloed hebben op de energiebehoefte van een zorgvrager.
- basaal metabolisme: voor de basale dingen; hartslag, ademen, lichaamstemperatuur,
zenuwstelsel. Dit metabolisme vraagt meestal meer dan de helft van de totale hoeveelheid energie
die een individu nodig heeft. Andere factoren die van invloed zijn op energiebehoefte voor basale
metabolisme: geslacht, lichaamssamenstelling, leeftijd, lichaamsopp., koorts, stress, cafeïne,
nicotine, genetische factoren, menstruatie en voedingstoestand (ondervoed/overvoed)
- energie voor voedselverwerking: de hoeveelheid energie die nodig is voor het verwerken
van voedsel is ongeveer 10% van de totale energiebehoefte. Als er meer gegeten wordt, wordt er ook
meer energie gebruikt. Als er meer gegeten wordt dan nodig is, wordt het overmaat aan energie
vastgelegd in vet. Of dit wordt gebruikt om het lichaam warm te houden.
- lichamelijke activiteit: hiervoor wordt gebruik gemaakt van de PAL-waarde. Deze waarde
geeft het niveau van fysieke activiteit aan. Je moet dan de ruststofwisseling (basale metabolisme)
vermenigvuldigen met de PAL-waarde, welke varieert tussen 1,2 (niet actief) en 2,4 (wel actief) of
soms nóg hoger.
- energie verhogende situaties: energiebehoefte neemt toe bij groei, herstel na ziekte,
tijdens zwangerschap en in de periode van borstvoeding (lactatieperiode)
4.kun je schatten hoeveel energie iemand nodig heeft.
Schatten hoeveel energie iemand nodig heeft doe je met de Harris-Benedict-formule:
Mannen: = 66 + (13.7 * gewicht in kilo’s) + (5 x lengte in cm) – (6.8 x leeftijd in jaren)
Vrouwen: = 655 + (9.6 * gewicht in kilo’s) + (1.8 x lengte in cm) – (4.7 x leeftijd in jaren)
5.benoemen waar je energie voor nodig hebt.
Die energie is nodig voor allerlei lichaamsprocessen en om te bewegen. Kinderen gebruiken
ook veel energie om te groeien. Als alle energie die via voeding binnenkomt ook weer wordt
, gebruikt, is het lichaam in energiebalans. Als er meer energie binnenkomt dan dat het
lichaam gebruikt, blijft er energie “over”. Dit teveel aan energie slaat het lichaam op als vet.
Wanneer dit langere tijd achter elkaar gebeurt neemt het lichaamsgewicht toe.
Eten en drinken geven het lichaam energie, bijvoorbeeld om het warm te houden, om eten
te verteren en om te bewegen.
6.beschrijven wat de relatie is tussen ketoacidose en energiestofwisseling.
Ketoacidose betekent
verzuring van je bloed.
Brandstof-stofwisseling of de
energiestofwisseling of de
dissimilatie ook wel
katabolisme genoemd.
Door de afbraak (oxidatie of
verbranding) van brandstoffen
worden voor de cel
bruikbare energierijke
verbindingen (ATP) gevormd.
Deze afbraak van een
brandstof gaat stapsgewijs.
Voor elke stap is een eigen
(specifiek) enzym nodig
??????????????????
?????????????????
beschrijven wat de relatie
is tussen ketoacidose en
energiestofwisseling.
Tijdens de afbraak van
vetzuren wordt acetyl-CoA
geproduceerd. Deze
worden via de
, citroenzuurcyclus en de
oxidatieve fosforylering
omgezet in energie. (dit
gebeurt allemaal in de
mitochondriën (soort
energiecentrale van de
cel) van de levercellen)
Dit moet je begrijpen, om
te snappen dat een
ketoacidose ontstaat bij
een te kort aan insuline bij
een diabeet.
Als er geen toevoer van
voedsel is, dan gebruikt de
lever de oxaalazijnzuur
voor de vorming van
glucose. Door een te kort
aan oxaalazijnzuur, kan de