Leerdoelen LF3 beantwoorden:
Inhoud
Thema 1:.................................................................................................................................................2
Thema 2:...............................................................................................................................................11
Thema 3:...............................................................................................................................................19
Thema 4:...............................................................................................................................................31
Lijstje van zenuwen:.............................................................................................................................40
Lijst van botten:....................................................................................................................................43
Lijst van spieren:...................................................................................................................................48
,Thema 1:
Zenuwstelsel voert 3 belangrijke functies uit:
1) het meet het interne en externe milieu
2) het integreert informatie van de zintuigen
3) het coördineert gewilde en ongewilde reacties van vele andere orgaanstelsels.
-de anatomische en functionele onderdelen van het zenuwstelsel beschrijven:
Zintuigen:
Een zintuig of organum sensus is een gespecialiseerd orgaan dat een organisme in staat stelt
bepaalde, voor het zintuig specifieke, stimuli (prikkels) waar te nemen. Ieder afzonderlijk zintuig
geeft mens en dier toegang tot een bepaald deel van de fysische werkelijkheid.
Een fysiologische definitie van een zintuig is: "Een systeem met sensorische cellen die
reageren op een specifieke vorm van fysische energie en dat overeenstemt met een bepaalde regio
(of groep van regio's) in de hersenen waar de signalen ontvangen en verwerkt worden."
Zenuwen:
Een zenuw is een onderdeel van het perifere zenuwstelsel en bestaat uit gebundelde
uitlopers van zenuwcellen. Langs een zenuwvezel worden fysiologische signalen doorgegeven door
verandering van de elektrische potentiaal over de celmembraan. Zenuwen geleiden zowel signalen
van de hersenen via het ruggenmerg naar de spieren, waardoor de spieren samentrekken, als
informatie van de zintuigen naar het ruggenmerg en de hersenen toe.
Ruggenmerg:
Het ruggenmerg of de medulla spinalis is bij gewervelde dieren het deel van het centrale
zenuwstelsel, dat zich in een kanaal in de wervelkolom, namelijk het wervelkanaal, bevindt. Het
ruggenmerg wordt tot het centrale zenuwstelsel gerekend omdat het naast zenuwbanen
ook zenuwcellen bevat die al een deel van de signaalverwerking van de zintuigen en de uitgaande
signalen naar de spieren voor hun rekening nemen. Zo lopen bijvoorbeeld
de spierrekkingsreflexen zoals de kniepeesreflex over het ruggenmerg zonder tussenkomst vanuit de
hersenen.
Aan de voor- en achterzijde heeft het ruggenmerg een inkeping, respectievelijk de fissura
mediana anterior en de ondiepe sulcus medianus posterior. Verder is er onderscheid tussen een
centraal gelegen H-vormige grijze stof en een daar rond gelegen witte stof.
Hersenen:
De menselijke hersenen (plurale tantum), ook wel het menselijk brein genoemd, vormen het
deel van het centrale zenuwstelsel dat zich in het hoofd, in de schedel, bevindt. De hersenen zijn het
waarnemende, aansturende, controlerende en informatie verwerkende orgaan in de mens. Ze
bevinden zich binnenin de schedel en samen met het ruggenmerg vormen ze het centrale
zenuwstelsel. De menselijke hersenen zijn een extreem complex orgaan, ze zijn opgebouwd uit vele
tientallen miljarden zenuwcellen, of neuronen, waarvan elk in verbinding staat met een groot aantal
andere zenuwcellen, soms vele duizenden. De hersenen besturen en coördineren onze zintuigen,
onze beweging, zowel bewust als onbewust, en homeostatische lichaamsfuncties zoals
,de ademhaling en de regulering van de bloeddruk en lichaamstemperatuur. De hersenen zijn ook de
bron van cognitie, logisch denken, verbeelding, creativiteit, emotie en geheugen.
Centraal en perifeer zenuwstelsel:
Het CZS bestaat uit de hersenen en het ruggenmerg. Het integreert en coördineert
verwerking van sensorische info en het doorgeven van impulsen naar de spieren. In CZS zit ook
intelligentie, geheugen en emoties.
Alle communicatie tussen CZS en de rest van het lichaam verloopt via het PZS. Dit omvat al
het zenuwweefsel buiten het CZS.
Autonoom en animaal zenuwstelsel:
Het animale zenuwstelsel heet ook wel het Somatische zenuwstelsel (SZS). Deze reguleert
skeletspiercontracties. Hieronder vallen dus aangestuurde bewegingen en reflexen.
Het autonome zenuwstelsel (AZS) reguleert automatische spiercontracties. Zoals het
samentrekken van het hart, en regelt ademhaling. Alles op onbewust niveau. Het AZS bestaat uit een
sympathische en parasympatische gedeelte, die hieronder:
Sympathisch en parasympatisch zenuwstelsel:
Het sympathische zenuwstelsel versnelt bv de hartslag, terwijl parasympatisch de hartslag
verlaagt.
De sympathicus (het gaspedaal van je lichaam) is de tak die ons in staat stelt te overleven in
levensbedreigende situaties, te vechten, te vluchten en te presteren. De stof die hierbij hoort, is
adrenaline en het sleutelwoord is: ACTIE In deze fase stijgt je hartslag, bloeddruk en ademsnelheid.
In deze stand verbruikt je lichaam energie.
De parasympathicus (het rempedaal en de "acculader" van je lichaam) is de tegenspeler van de
sympathicus, en is verantwoordelijk voor herstel, reparatie, opbouw en rust. Als de parasympathicus
actief is, daalt je hartslag, daalt je bloeddruk, krijgen je spieren en organen voldoende bloed en
zuurstof. Dit deel van het zenuwstelsel zorgt voor regeneratie, lichamelijke ontspanning,
reparatieprocessen. Het sleutelwoord voor de parasympaticus is: HERSTEL
Plexus:
De plexus brachialis is een vlechtwerk van zenuwen. Het zit boven uw sleutelbeen. De
zenuwwortels die uit het ruggenmerg komen, komen hier samen. Daarna vertakken ze weer in
zenuwen. Drie armzenuwen zijn daarvan de belangrijkste. Schade aan de plexus kan gebeuren
tijdens een (moeilijke) bevalling als, het armpje van de baby wordt overrekt. Verder komt het
vaak voor bij verkeersongeval, meestal bij motorrijders. Er zijn verschillende manieren waarop
schade kan ontstaan. Soms heeft u meerdere vormen samen.
Rekletsel: doordat u de zenuwvezels overrekt, krijgt u uitval. U heeft meestal geen
behandeling nodig, omdat het vanzelf beter wordt.
Afscheuren van zenuwen of zenuwbundels: u krijgt uitval en er ontstaan neurosen.
Afscheuren van zenuwwortels uit het ruggenmerg: wortels die afscheuren kunnen we niet
terugplaatsen in het ruggenmerg
, drukletsel: een halsrib beknelt de plexus of spieren die van de halswervelkolom de eerste rib
en het sleutelbeen gaan, zijn bekneld (ook kan het zijn dat de eerste rub op de plexus drukt,
de meeste van deze drukletsels heeft u als u uw arm opzij of omhoog doet)
- onderscheid benoemen tussen neuronen en neuroglia
Neuron: zijn de basisfuntionele eenheden van het zenuwstelsel
Neuroglia: is het steunweefsel van de zenuwcel bestaande uit een fijn ondersteunend
reticulum of netwerk waarin zich typisch vertakte cellen bevinden neurogliacellen.
Gliacellen zijn cellen met een ondersteunende functie in de hersenen en worden ook
wel steuncellen genoemd. Ze ruimen onder andere afgestorven zenuwcellen op en zorgen voor de
stevigheid van de hersenen. De hersenen bevatten naar schatting negen keer zoveel gliacellen als
zenuwcellen.
Er zijn 4 typen gliacellen in het CZS:
1) Astrocyten: zijn stervormige cellen en hebben veel verschillende functies.
ze handhaven de bloed-hersenbarrière, die czs isoleert van algemene bloedomloop.
Ze geven chemische stoffen af waardoor haarvaten van czs niet doorlaatbaar worden
voor hormonen en aminozuren.
Ze vormen een structureel raamwerk voor neuronen van czs
Ze verrichten reparaties in beschadigd zenuwweefsel
2) Oligodendrocyten: hebben kleine cellichamen en weinig uitlopers.
Ze vormen een laag rondom de axonen waardoor een myelinelaag ontstaat. Dit is
een isolator en verhoogt snelheid van actiepotentiaal. Elke oligodendrocyt bedekt
maar een klein stukje dus er zijn veel van nodig. De kleine openingen tussen de cel
uitlopers heten de insnoeringen van Ranvier. Gebieden met veel gemyeliniseerde
axonen heet witte stof. Niet alle axonen zijn gemyeliniseerd, dit is dan de grijze stof.
3) Microgliacellen: zijn de kleinste en minst talrijke gliacellen.
Het zijn fagocyterende cellen. Ze verrichten beschermende functies zoals het
insluiten van celfragmenten en ziekteverwekkers
4) Ependymcellen: eenvoudige epitheelcellen die met vloeistof gevulde doorgangen in de
hersenen en ruggenmerg bekleden
In het PZS zijn 2 typen gliacellen:
1) satellietcellen: ze omgeven en ondersteunen cellichamen in PZS. Lijkt op de astrocyten in
CZS
2) Schwann-cellen: ze omgeven elke axon buiten het CZS
- kort omschrijven wat er gebeurt bij het opwekken en geleiden van een actiepotentiaal
Communicatie tussen neuronen en andere cellen vindt plaats via celmembraan -
oppervlakken. Dit zijn elektrische gebeurtenissen die met grote snelheid plaatsvinden.
Een cel in rust heeft een gepolariseerd membraan, doordat aan de buitenkant van de cel een
overmaat positieve ladingen aanwezig is en in de cel een overmaat aan negatieve ladingen. Er is een
potentiaalverschil. De eenheid van potentiaalverschillen is gemeten in millivolt.
,Als een cel niet geprikkeld is heeft deze een rustpotentiaal van -70 mV.
De vloeistoffen buiten de cel bevatten relatief hoge concentraties Na+ en Cl-. De vloeistof in de cel
heeft veel K+ en Pr- (eiwitten). De eiwitten in cytoplasma zijn te groot om door het membraan te
gaan, kan alleen bmv kanalen in membraan of transporteiwitten.
Als gevolg van chemische concentratiegradiënt worden K+ ionen uit de cel gevoerd en Na+ gaat erin.
Kalium diffundeert sneller de cel uit dan Na de cel in.
Het is een natrium-kaliumpomp. Er gaat 3 natrium in en 2 kalium uit.
https://www.youtube.com/watch?v=8oXnDc3KmSs
Depolarisatie: Met depolarisatie bedoelt men in de biologie een verandering in
de membraanpotentiaal van een cel waardoor deze potentiaal meer positief dan wel minder negatief
wordt. Als de depolarisatie hoog genoeg is, kan dit in zenuwcellen en bepaalde andere celtypen
leiden tot een actiepotentiaal. Het tegenovergestelde van depolarisatie is hyperpolarisatie, waarbij
de potentiaal negatiever wordt.
DEPOLARISATIE
Een zenuwcel heeft, net als andere cellen in het lichaam, veel kaliumionen (K+) en weinig
natriumionen (Na+) in zich. Er heerst dus een hoge [K+] en een lage [Na+] in de cel. Buiten de cel is
dit omgekeerd, dus [K+] is laag en [Na+] is hoog.
Nu gaan we kijken wat er gebeurt als de cel aan het werk moet en een signaal (hetzij elektrisch, hetzij
endocrien) moet produceren. Als de cel in actie komt, wordt de celwand wat permeabeler voor Na+.
Hierdoor kan Na+ door de celwand naar binnen diffunderen. Deze instroom veroorzaakt een
verandering in de membraanpotentiaal. De membraanpotentiaal zal stijgen, aangezien er (positief
geladen!) Na+ deeltjes de cel in stromen. Als de membraanpotentiaal tot een zekere waarde
(ongeveer -50mV) gestegen is, wordt er door de cel zelf een cascade in werking gezet om het proces
van instroom van Na+ nog verder te bevorderen. Het Na+ kan dus nog beter naar binnen stromen. De
elektrische lading binnen de cel is dus gestegen door de instroom van Na+, uiteindelijk stijgt de
membraanpotentiaal naar ongeveer +25mV. Dit wordt depolarisatie van de cel genoemd. De
depolarisatie zorgt ervoor dat de zenuwcel een elektrisch signaal of een stofje afgeeft.
REPOLARISATIE
Nadat dit is gebeurd, moet de cel weer herstellen, het zogenaamde repolariseren. Het kost een cel
energie om de toestand van relatief veel positieve lading binnenin te handhaven. Om de situatie
weer te krijgen zoals in rust, wordt er positieve lading in de vorm van K+ naar buiten de cel
getransporteerd. De K+-kanaaltjes gaan open en K+ stroomt (passief) de cel uit. Als er voldoende K+
de cel uitgestroomd is, zit de membraanpotentiaal weer op de rustpotentiaal van -70mV. Dan
moeten de K+-kanalen weer dicht. Dit gaat echter met enige vertraging, dus er stroomt nog
gedurende een korte periode K+ uit de cel, terwijl deze al op de -70mV zit. Door dit laatste beetje
'extra' K+-efflux, daalt de membraanpotentiaal iets onder de rustpotentiaal. Dit wordt
'hyperpolarisatie' genoemd. Tijdens deze hyperpolarisatie is de cel even 'buiten werking'. Hij moet
weer even opnieuw opladen voor hij weer kan 'vuren'. Als de cel weer in zijn begintoestand is, kan hij
weer opnieuw depolariseren.
, - Bouw en functie van een neuron beschrijven en van een synaps
Een synaps is een plaats waar een neuron met een andere cel kan communiceren. Aan het
einde van een axon is er overdracht van informatie. Dit vindt plaats doordat de synapsknop
chemische stoffen afgeeft neurotransmitters.
Communicatie tussen neuronen en andere cellen vindt bij een synaps slechts in 1 richting plaats. Bij
een synaps tussen 2 neuronen passeert de zenuwimpuls vanaf de synapsknop van het zendende
neuron (presynaptische neuron) naar het ontvangende neuron (postsynaptische neuron). Tussen 2
neuronen zit een kleine ruimte die heet synapsspleet.
Er zijn veel verschillende neurotransmitters.
Acetylcholine (Ach) wordt vrijgemaakt bij cholinerge synapsen.
4 stappen:
1) actiepotentiaal komt aan en depolariseert de synapsknop
2) uit de synapsblaasjes van de synapsknop komt Ach. Depolarisatie van presynaptische
membraan leidt ertoe dat de Ca kanalen kort opengaan waardoor Ca van buitenaf de
synapsknop in kan. Dit triggert de afgifte van Ach
3) ACH bindt zich aan ACH-receptoren en depolariseert het post-synaptische membraan.
4) ACH wordt door AChE verwijdert.
- het verschil beschrijven tussen motorische, sensorische en schakelzenuwen in bouw en functie
Motorische zenuw: De motorische zenuwen brengen de impuls vanaf het ruggenmerg naar
de spieren, waarin ze zich vertakken. Zorgt voor aansturing van de spieren.
Sensorische zenuw: Via sensorische zenuwen worden deze impulsen vervoerd naar de
hersenen. Komt de impuls aan in de hersenen, dan word je je bewust van de prikkel. Organismen
reageren (meestal) op prikkels uit het milieu
Schakelzenuw: Schakelcellen zorgen ervoor dat de impuls wordt overgedragen op
bewegingszenuwcellen, maar dat de impuls ook bij de hersenen terecht komt. Is de verbinding
tussen sensorische en motorische zenuwen, voor informatieoverdracht.
- overdracht van een actiepotentiaal bij een synaps beschrijven
Zie hierboven
- bouw en functie van de 3 hersenvliezen (meningen) benoemen
1) dura mater:
Het harde hersenvlies, of dura mater, is een vlies van collageen bindweefsel tussen
de schedel en delen van het centrale zenuwstelsel. Dit vlies ligt in principe direct en overal tegen de
schedel, maar ook rond het ruggenmerg.
Tussen het harde hersenvlies en de schedel bestaat onder normale omstandigheden geen ruimte. Er
kan zich ten gevolge van een bloeding, bloed ophopen. Dit noemt men een zogenaamde epidurale
bloeding. In het wervelkanaal bestaat er onder normale omstandigheden wel een ruimte,
de epidurale ruimte, tussen het harde hersenvlies en het omringende bot.