hoofdstuk 10 voeding en vertering
10.1 : je lichaam en je voedsel (+ aantekeningen)
darmflora : alle darmbacteriën in je darmkanaal, belangrijk voor een goede
vertering, stimuleert de ontlasting en speelt een rol bij de afweer
probiotica : bacteriën die je gezondheid bevorderen in capsules
prebiotica : onverteerbare plantendelen waar nuttige bacteriën van leven
als schadelijke bacteriën het lichaam binnenkomt dan zullen de meeste dood
gaan in het maagzuur
voedingsmiddel bestaat uit voedingsstoffen & voedingsvezels : onverteerbare
plantaardige koolhydraatmoleculen ; cellulose en pectine
- functie : het stimuleren van de darmperistaltiek
- nemen veel water op, zodat volume van de darminhoud toeneemt en de
ontlasting structuur krijgt en soepel blijft
- te weinig → obstipatie
ADH : aanbevolen dagelijkse hoeveelheid ;
- hoeveelheid die je nodig hebt om gezond te blijven
eet je meer dan de richtlijnen dan wordt je te dik → obesitas
ADI : aanvaardbare dagelijkse inname ;
- maximale hoeveelheid tot schade/gevaar
- gedeeld door veiligheidsfactor 100
- binas 95A
- vb : arseen : 2,0 x 10⁻³ per kg lichaamsgewicht
additieven : stoffen die zijn toegevoegd om het voedingsmiddel aantrekkelijker of
langer houdbaar te houden ; conserveringsmiddelen, kleur-, geur- en
smaakstoffen
voedselallergie : een heftige reactie op een voedingsstof
eet iemand die voor een bepaald voedingsmiddel allergisch is dan komt er in het
lichaam histamine vrij waardoor slijmvliezen opzetten en de bloedvaten
verwijden, dit kan leiden tot benauwdheid, jeuk en bultjes op de huid
, Schema voedingsstoffen
Soort stof (bouw-, Zit in (3 levensmiddelen
beschermend, reserve of noemen)
brandstof
Eiwitten bouwstoffen, bv spiereiwitten, vlees, vis, zuivelproducten
hemoglobine en antistoffen
brandstof, maar je kan ze niet
opslaan
Vetten brandstof olie, boter en pinda´s
bouwstof, voor membranen en
hormonen
beschermende stof, warmte
isolatie
reserves stof, je kunt vet
opslaan
Koolhydraten brandstof, leveren energie in de aardappels, granen, brood en
vorm van ATP pasta
bouwstof, als onderdeel van
receptoreiwitten
glycogeen is een reservestof
Mineralen bouwstof (kalkzouten bv bij je melkproducten = Ca²⁺
Ca, Mg, I, Na, botten) en spelen rol bij tarweproducten = Na⁺ K⁺
verschillende processen in je
lichaam (Na⁺ en K⁺ bv bij de
werking van de zenuwcellen)
spoorelementen = mineralen
waar je maar weinig van nodig
hebt bijvoorbeeld zink
vitamines beschermend ; essentiële groente fruit brood
voedingsstoffen, gebruikt het
lichaam maar in kleine
hoeveelheden
gebreksziekten : kunnen
ontstaan wanneer je tekort hebt
aan vitaminen (vb
nachtblindheid bij tekort aan
vitamine A
water bouwstof voor je cellen, ook voedsel + drinken
een transportmiddel
(bloedplasma) en warmtebuffer