Het is een samenvatting van alle kennisclips. Dit is wel excl. de anatomie die in dit blok gegeven wordt. Voor anatomie heb ik ook een samenvatting staan.
4 punten van trainerschap
1. Structureren= uitspreken, Afspreken en aanspreken
Je maakt afspraken en biedt duidelijkheid en structuur zodat iedereen weet wat er van hem of haar
verwacht wordt
2. Stimuleren = positief, eerlijk en concreet
Je enthousiasmeert, stimuleert, complimenteert en legt de nadruk op wat goed gaat. Fouten maken
mag.
3. Individueel aandacht geven = Erkenning en Individueel niveau
Je zorgt dat iedereen zich gezien en erkend voelt en je probeert je aanwijzingen af te stemmen op
het niveau van iedere sporter
4. Regie overdragen = Realisatie van persoonlijke doelen
Je stelt vragen, je luistert naar de sporters en probeert ze stapsgewijs verantwoordelijk te maken
voor hun eigen leerproces
Indelen van bewegingsvaardigheden
Bewegingsvaardigheden komen in zeer veel vormen en maten voor. Vrijwel iedere sport bestaat uit
een diversiteit aan bewegingsvaardigheden die samen de prestatie van de betreffende sport
bepalen. Om training te kunnen ontwerpen is het handig om een indeling te kunnen maken in deze
grote diversiteit aan bewegingsvaardigheden. In de literatuur van Motorisch Leren komen drie
manieren naar voren waarop bewegingsvaardigheden ingedeeld kunnen worden.
→ Gebaseerd op voorspelbaarheid
-Gesloten vaardigheid
-open vaardigheid
Deze indeling is niet zwart wit te maken. Vrijwel elke bewegingsvaardigheid heeft elementen die
voorspelbaar zijn maar ook die onvoorspelbaar zijn. Dit heeft vaak te maken met de context waarin
een bewegingsvaardigheid plaats vindt. Dit type indeling kent dus meer een doorlopende schaal.
→ Gebaseerd op begin en eindpunt van de beweging
-Discrete vaardigheid = Heeft een duidelijk begin en eindpunt en duren vaak kort, bijvoorbeeld
kogelstoten.
-Seriele vaardigheid = In serie, eerst dit, dan dat, dan dat. voorbeeld: Hink-stap-sprong.
Bestaat uit meerdere discrete vaardigheden.
-Continue vaardigheid = Kent geen duidelijk begin en eindpunt, de bewegingen volgen direct op en
hebben een herhalend karakter bijvoorbeeld hardlopen.
,→ Gebaseerd op de nauwkeurigheid van de beweging
-Fijne motoriek = voorbeeld piano spelen, als de spiergroep klein is.
-Grove motoriek = Zijn de spiergroepen groot die betrokken zijn bij de bewegingsvaardigheid spreken
we van grove motoriek. Voorbeeld: bij het passeren van een tegenstander bij rugby.
Fosfaatsysteem Melkzuursysteem zuurstofsysteem
Aerobe inspanning & Anaerobe inspanning
Aerobe inspanning is inspanning waarbij de energielevering voornamelijk plaatsvindt met gebruik
van zuurstof. Bij Anaerobe inspanning levert het lichaam energie zonder gebruik te maken van
zuurstof, hierbij wordt melkzuur (lactaat) gevormd. Anaerobe verbranding is onder te verdelen in
twee soorten: Anaearobe lactisch, hierbij vindt melkzuur vorming plaats. En anearobe alactisch
hierbij vindt geen melkzuur vorming plaats.
3 typen energiesystemen
De manier waarop het lichaam energie vrijmaakt en gebruikt kan worden onderverdeeld in 3
systemen: het fosfaatsysteem, het melkzuursysteem en het zuurstofsysteem.
Fosfaatsysteem (ATP CP, anaerobe a-lactisch, creatinefosfaat)
Energie geleverd uit dit systeem is direct voorradig. Dit systeem wordt dan ook door het lichaam als
eerste aangesproken wanneer er energie moet worden geleverd. Dit systeem zorgt voor de splitsing
van ATP tot CP (creatinephosfaat). Wanneer ATP gesplitst wordt om energie vrij te maken blijft er
ADP over. Om van ADP weer terug te komen naar ATP wordt er een creatinefosfaat (CP)
aangetrokken. Deze energiewinning werkt snel en levert veel energie op maar na 8-12 seconden is de
CP-voorraad in de spieren op. Het fosfaatsysteem wordt het meeste gebruikt in korte explosieve
trainingen.
Melkzuursysteem (lactaatsysteem, anaeroob lactisch systeem)
Als zware inspanning zo lang duurt dat met de verbranding van de voorradige ATP & CP geen energie
meer kan worden geleverd, gebruikt het lichaam glycogeen om ATP aan te vullen. Glycogeen is in de
spieren opgeslagen glucose (druivensuiker). Glycogeen wordt zonder zuurstof onvolledig verbrand.
Het levert minder energie dan het fosfaatsysteem maar houdt het wel langer vol. Tijdens de
,onvolledige verbranding van glycogeen wordt er lactaat (melkzuur) gevormd. Dit systeem werkt
ongeveer 30-120 seconden.
Zuurstofsysteem (Aerobesysteem)
Als het melkzuursysteem leeg is gaat het lichaam zuurstof gebruiken voor de vorming van ATP. Dit
proces duurt lang en levert weinig energie op maar het lichaam kan dit wel gedurende een lange tijd
volhouden.
MPAM-R
De MPAM-R richt zich op de motieven van mensen om deel te nemen aan fysieke activiteiten. De
volgende vijf motieven worden beoordeeld:
1. Fitness: verwijst naar fysiek actief zijn met als doel lichamelijk gezond en energiek te zijn;
2. Uiterlijk: verwijst naar fysiek actief zijn met als doel de aantrekkelijkheid te zijn zoals het
bereiken van een getraind of gespierd lichaam of gewenst gewicht;
3. Uitdaging: verwijst naar fysiek actief zijn met het verlangen een activiteit te verbeteren,
uitdaging aan te gaan, en om nieuwe vaardigheden te verwerven;
4. Sociaal: verwijst naar fysiek actief zijn om samen met vrienden te zijn of nieuwe mensen te
ontmoeten;
Plezier: verwijst naar fysiek actief zijn omdat het leuk/stimulerend is of het je gelukkig maakt.
De MPAM-R wordt gebruikt om diverse gedragsmatige uitkomsten zoals aanwezigheid,
doorzettingsvermogen of deelname handhaving in een aantal sporten of uit te oefenen activiteiten
te voorspellen maar ook om de mentale gezondheid en het welzijn te voorspellen.
De scores geven in relatieve zin aan in hoeverre de verschillende motieven van belang zijn voor de
deelnemer. Je kunt hier in het begeleiden en doelen stellen van je deelnemer rekening mee houden.
De scores dienen geanalyseerd te worden zodat je inzicht kunt krijgen in de motieven van jouw
deelnemer. Bij elk motief horen verschillende vragen (items) uit de vragenlijst. Van de gegeven
scores op deze items kun je het gemiddelde berekenen. Hieronder staan welke items bij elk motief
horen.
Attractoren in bewegingsanalyse
In het analyseren van bewegingsvaardigheden vormen attractoren belangrijke factoren. Attractoren
zijn energie efficiënte en blessuur beschermende bewegingspatronen die voor een groot deel
bepaald worden door de anatomie met namen de bouw van het spierskelet stelsel en door de
aansturing van het zenuwstelsel. In een bewegingsvaardigheid zijn meerdere attractoren te vinden
die elkaar kunnen beïnvloeden. Om die attractoren te vinden is het slim om videomateriaal te maken
van jezelf of van je deelnemer.
Voor het maken en kiezen van de juiste beelden en vaardigheden zijn een aantal dingen die gebruikt
kunnen worden:
1. Als er tijdsdruk is in de uitvoering van de vaardigheid; dus in wedstrijdvorm of een ‘beste’
prestatie.
2. Als er grote veranderingen in richting of inwerkende krachten zijn; denk aan afzetten,
landen, materiaal loslaten of vangen, steunen, hangen, etc.
3. Als er grote veranderingen ins spieractiviteit zijn; bijvoorbeeld als bewegingen van richting
veranderen.
4. Bij ‘eindpunten’ binnen bewegingsvaardigheden.
Hoe deel je verschillende fases in bij een bewegingsanalyse en hoe analyseer je verschillende type
skills?
, Bewegingsvaardigheden worden vaak in verschillende fasen verdeeld om een bewegingsanalyse te
kunnen maken. Veel uitspraken over goed of minder goed bewegen zijn afgeleid aan specifieke delen
of timing binnen een bewegingsvaardigheid. Om deze fasen goed te kunnen maken kun je uitgaan
van de verschillende typen skills die we kennen.
• Discrete skills kennen vaak een ‘startpositie’ en een ‘eindpositie’ en bij iets complexere
bewegingen ook 1 tot 3 tussenposities. Voor het bepalen van deze posities kun je puntje 2, 3
en 4 gebruiken van hierboven.
• Continue skills Bestaan uit het herhalen van steeds dezelfde bewegingen. Naast het
inzoomen op 1 van deze herhalingen zoals bij een discrete skill, is het ook interessant om
verschillen tussen herhalingen te bekijken. Bijvoorbeeld verschillen tussen links en rechts of
tussen het begin en einde van de afgelegde afstand.
• Seriële skills bestaan vaak uit verschillende fases, bijvoorbeeld een aanloop en een sprong.
De aanloop kun je als continue vaardigheid bekijken, terwijl de spong meer als een discrete
skill bekeken kan worden.
Het toepassen van de 4 puntjes hierboven in de bewegingsanalyse van een vaardigheid is nodig om
de juiste attractoren te kunnen vinden. Voor het beoordelen of zelf maken van een video opnamen is
het dus van belang dat de opgenomen vaardigheid onder tijdsdruk uitgevoerd is. Dit kan in
wedstrijdsituaties zijn maar ook tijdens testen waarbij tevens de prestatie gemeten wordt. Bij zeer
goede uitvoeringen zullen vooral actieve attractoren (goede techniek) gevonden worden die zowel
prestatie-verbeterend als blessurepreventief zijn. Passieve attractoren (minder goede techniek)
worden gevonden door matige uitvoeringen en zijn prestatie-verminderend en niet-blessure
beschermend. In het volgende overzicht worden veelgebruikte attractoren weergegeven die te
gebruiken zijn voor het hardlopen ne aanverwante bewegingsvaardigheden.
Actieve attractor (Goede techniek) Passieve attractor (minder goede techniek)
*Geen rotaties bij voetlos (toe-off) door opgetilde Bovenlichaam roteert sterk mee rondom de
knie van vrije been en weinig rotatie in het longitudinale as
bovenlichaam.
*Bovenlichaam eerst door het richten van schouders Bovenlichaam tegelijk of later dan heupen
in de komende bewegingsrichting waarbij de heupen indraaien naar de komende
naar voren gehouden worden. bewegingsrichting of heupen naar achteren
houden.
*Houd het hoofd stil (op één hoogte) gedurende het Veel (onverwachte) bewegingen in verticale
bewegen, een dominante attractor als basis voor richting van het hoofd.
vele andere attractoren en perceptie-actie
koppeling.
*Voetplaatsing van bovenaf waarbij het scheenbeen ‘Inschuiven’ van de voetplaatsing waardoor
in dezelfde richting (in de verschillende vlakken) als een grote hoek ontstaat met de komende
de ‘komende’ grondreactiekracht geplaatst wordt. grondreactiekracht.
*Bewegingsuitslagen over meerdere gewrichten Bewegingsuitslag over 1 gewricht verdelen
verdelen
*Proximodistale werking (Kinetische keten) waarbij Tegelijk bewegen van proximaal en distaal
heup, knie en enkel achtereenvolgens strekken en gelegen gewrichten
energietransport optimaal kan plaatsvinden.
*Co-contractie Rond de enkel, enkel stiffness door Ontspannen enkelgewricht waardoor er in
co-contractie rond de enkel met de voet in neutrale standfase diepe dorsaalflexie ontstaat.
stand bij impact
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper fennevanderavoird. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,49. Je zit daarna nergens aan vast.
