Samenvatti ng EBP
Week 1
Belang van EBP
- Best mogelijke
zorg, up-to-date
informatie
o Je wilt goede
zorg bieden
- Evidence based
onderzoeken
o Je wilt goede en
valide tests
PICOgebruiken Noem eens 4 Level of evidence
- Opbouw
Onderbouwen en databanken: - A1 =
verantwoorden
onderzoeksvraag - Pubmed systematische
- o P:JePatiënt,
moet je - PEDro review
problem,
kunnen (fysiotherapie) - A2 = RCT van
populatie
verantwoorden - Google Scholar goede kwaliteit
5 stappen van EBP
- I:naar
Intervention - EMBASE - B = RCT van
(Sacket, 2000)
- C:verzekeraars/
Controle,
Synoniemen Mesh
je matige kwaliteit
1. Een klinisch
comparison
database
patiënt over - C = Ander Bibliografische
probleem
- O: outcome
Meshterm onderzoek zonder gegevens v/e artikel
diagnose,
Je bent als controle groep) - Auteurs
prognose en
Boleaanse
beroepsbeoefenaar - D = Mening van - Titel
therapie vertalen
operatoren
verplicht patiënten expert - Tijdschrift/ Journal
in een
de best mogelijke - Jaartal
beantwoordbare
zorgvraag
en begeleiding - Volume
te2.bieden. EBP kan - Editie
Het efficiënt
helpen om dit te het - Bladzijden
zoeken naar
voor‘beste
elkaarbewijs’
te uit
krijgen. Patiënten
verschillende
worden zelf steeds
soorten
mondiger en zijn
onderzoek
meer geïnformeerd
3. Kritisch
, Descriptive (wat/ hoe veel?): Case report Gedetailleerd verslag van 1 persoon
Study designs beschrijvend onderzoek, houden
op zichzelf geen
hypothesetesten in om te zoeken
Case series Groep proefpersonen die gevolgd worden na bijv. Een
naar bewijs van oorzaak en behandeling
gevolg, meer verslaglegging
Selectie bias: geen goede representatie van de samenleving
Gebruikt om een kenmerk van de gehele populatie te
Observational: er Cross-sectional beschrijven, zoals de prevalentie van een ziekte (aantal zieken
veranderd niks aan de study in een populatie op een specifiek tijdstip). Kan geen oorzaak en
gang van zaken gevolg bewijzen
(beschrijvend) De ‘gevallen’ (mensen met een specifieke aandoening) worden
Analytical (waarom?): vergeleken met patiënten die de aandoening niet hebben
beschrijvend onderzoek, Case control
study ‘controle’.
hypothesetesten om te zoeken Minder mindelen maar minder bewijs dan RCT
Bijv. bijwerkingen van een bepaalde interventie te onderzoeken,
Cohort
grote groepen mensen in verschillende leeftijdsgroepen over
een langere periode met tijdsintervallen onderzocht op
bepaalde verschijnselen. Deze groepen delen vaak iets met
elkaar zoals beroep of woonplaats
Een gerandomiseerd onderzoek met controlegroep (Engels: RCT, voor Randomized Controlled Trial) er wordt
gekeken of een bepaalde behandeling ('interventie') werkzaam of zinvol is. Hiervoor wordt een bepaalde
methode gebruikt: de te testen behandeling wordt uitgevoerd bij een interventiegroep en vergeleken met
een controlegroep. Een controlegroep is een vergelijkbare groep proefpersonen of proefdieren met dezelfde
klacht of hetzelfde probleem, maar die met een placebo of met een ander middel wordt behandeld. Soms
wordt zelfs gebruikgemaakt van drie of meer groepen: bijvoorbeeld naast de testgroep ook groepen die ofwel
een placebo, of een vergelijkbaar ander middel of in het geheel geen behandeling krijgen. Om te zorgen dat er
bij het indelen van de groepen geen verschil optreedt tussen de groepen door het lot (aselect) worden
, RCT
Experimental:
experimenteren, je
voegt iets toe, meer
als onderzoek
De groepen worden niet meer randomized ingedeeld, en de groepen worden bij een bepaalde interventie
Non-RCT
ingedeeld, of ze mogen het zelf uitkiezen. Er is nog wel een controle groep
Variabelen: Afhankelijke variabele:
Definitie: Een algemeen kenmerk van Variabele dat wordt gemeten om te kijken of het beïnvloed door de onafhankelijke variabele
een onderzoeksobject - Afhankelijke variabele = uitkomstvariabele
Kenmerken:
- Een variabele bijvoorbeeld: lengte, Onafhankelijke
Meetwaarden kennen variabele:
een betekenisvolle
beroep, haarkleur heeft een Voorbeelden:
Ordina Variabele dat wordt beïnvloed of gemanipuleerd door de onderzoeker.
rangorde Het ishelemaal
- EBP is zinvol: een variabele waarvan
mee eens weeens
– mee in
bepaalde concrete waarde het huidige onderzoeksprobleem verwachten dat het een invloed
- Kwalitatief heeft op de afhankelijk variabele
- Deze waarde kun je meten/ – neutraal – mee oneens – helemaal mee
Onafhankelijke
- Discrete variabelenvariabele = voorspeller oneens
bepalen/ beschrijven bijvoorbeeld: - Categorieën
1.85 Opleidingsniveau: VMBO – Havo – Atheneum -
Noirmeter, vrouw, blond - Rangorde
Meetwaarden zijn slechts namen of Gymnasium
Voorbeelden: Speciaal geval: Bij twee categorieën
Getallenschaal
categorieën.waarvan de intervallen tussen meetwaarden
- Geslacht: man-berekend en noemen we het Voorbeelden:
ook wel een
Een discrete vergeleken mogen worden,
- Kwalitatieve variabelen terwijl er geen vast nulpunt
vrouw is. - Temperatuur
dichotome variabele (tweedeling):
Interv
variabele: een - Kwantitatief
- Discrete variabelen - Kleur haar: blond – - Man (continu)
al
Nominaa
beperkt aantal - Discrete en continue variabelen
- Categorieën bruin – rood – grijs - Vrouw - IQ (discreet) (kan
Een continue - Geen natuurlijk 0-punt (temperatuur kan ook onder 0C dalen)
klassen
variabele:
of getallen - Geen rangorde - Loophulpmiddel: - Europeaan niet 0.5 zijn hele
als mogelijke - Rangorde kruk – rollator – - Niet-Europeaan getallen)
kan in een bepaald
uitkomsten. De
interval iedere
tussenliggende
waarde Ratio Getallenschaal waarvan ook verhoudingen tussen meetwaarden berekend en Voorbeelden:
waardenaannemen.
hebben vergeleken mogen worden. Er is een vast nulpunt en er bestaan geen negatieve
Tussen twee - Lengte
geen betekenis.
Kernbegrip Uitleg
willekeurige waarden - Gewicht
waarden Correlatie
ligt dus - Samenhang/ verband tussen variabelen
- Kwantitatief
altijd nog een - Positieve- correlatie: hoge
Discrete en waarden
continue van variabele A gaan samen met hoge waarden van variabele B. bijv.
variabelen
tussenliggende lichaamslengte en -gewicht
- Natuurlijk nulpunt
- Negatieve- correlatie:
Rangorde hoge uitkomsten op variabele A gaan gepaard met lage waarden op variabele B
, De mate van samenhang kun je weergeven met:
- Een correlatiecoëfficiënt
- Een scatterplot
Correlatiecoëfficië Richting + sterkte van de samenhang tussen twee variabelen
nt - Uitgedrukt als: r
- Waarde tussen -1 en +1
- Waarbij -1 = een perfecte negatieve correlatie
- Waarbij +1 = een perfecte positieve correlatie
- En warde rond nul = geen lineaire samenhang
- r=1: alle datapunten op een stijgende lijn
Richting is belangrijk: + of -
0.0 ≤ |r| < 0.3 zwakke correlatie
0.3 ≤ |r| < 0.7 matige correlatie
0.7 ≤ |r| < 1.0 sterke correlatie
|r| = 1.0 perfecte correlatie
A =1,0
B=0,50
C=0,30
D= - 0.90
E= - 0,60
F=0
Interpretatie van r:
- Richting: positief, negatief, 0
- Sterkte: hoe dichter |r| is bij 1, hoe sterker de correlatie
Confounder In de statistiek is een confounder een variabele die zowel de afhankelijke variabele als de onafhankelijke variabele
beïnvloedt, waardoor een valse associatie ontstaat. Confounding is een causaal concept en kan als zodanig niet
worden beschreven in termen van correlaties of associaties.
Centrummaat Definitie: maat die iets zegt over het midden van een verdeling
- Gemiddelde
- Mediaan
- Modus
Gemiddelde Totaal van de meetwaarden gedeeld door hun aantal
- Nadeel: heel gevoelig voor extreme waarden
Alternatief: mediaan
- Voorwaarde: interval of ratio meetniveau