Samenvatting Grondslagen Vennootschapsbelasting
Inleiding en subjectieve belastingplicht & Object van heffing: geel
Verliesverrekening & Fiscale eenheid: groen
Renteaftrekbeperking: oranje
Deelnemingsvrijstelling: roze
Fusie en splitsing: blauw
1 – Inleiding en subjectieve belastingplicht (week 1 en 2)
Belastingplichtige entiteiten:
• art. 1 VPB: vennootschapsbelasting wordt geheven van lichamen in de 2 volgende artikelen
• vennootschapsbelasting is een heffing van lichamen, art. 2 en 3 VPB: NV, BV, stichting,
vereniging, overheidslichamen
• in beginsel worden alle inkomsten (ondernemings- en beleggingsinkomsten) in de heffing
betrokken, maar uitzondering: beperkt belastingplichtigen: alleen de ondernemingsactiviteiten
worden in de belasting betrokken (stichtingen, verenigingen, overheidsbedrijven)
Reikwijdte belastingplicht:
• binnenlands belastingplichtig: belastingplichtig voor wereldwinst met onbeperkte belastingplicht
(zie ondernemingsfictie: art. 2 lid 6 VPB)
• buitenlands belastingplichtig: alleen belastingplichtig voor NL bronnen (art. 17 en 17a VPB)
Stelsel van heffing: onderscheid tussen:
• Klassieke stelsel: dubbele heffing door scheiding tussen heffing bij vennootschap en heffing bij
aandeelhouder -> wordt eerst VPB betaald en bij uitkering van dividend aan aandeelhouders ook
IB
• Geïntegreerde stelsel (stelsel van volledige integratie): verrekening van de VPB in de IB,
toerekening ligt bij inkomsten van aandeelhouder, zijn ook andere geïntegreerde stelsel, in NL:
gematigd tarief, op niveau van lichaam wordt VPB geheven en het uitgekeerde dividend tegen
een lager tarief in de IB (rechtsvormneutraliteit waarborgen)
Subjectieve vrijstellingen (stelt lichaam volledig vrij van VPB): art. 5, 6, 6a, 6b Wet VPB
Wie betaalt de VPB?
• gevolg VPB: ontstaan afwentelingsprobleem: internationale mobiliteit van kapitaal zorgt ervoor
dat de vergoeding op kapitaalinkomen komt vast te staan, investeerders willen een vast
rendement ongeacht het VPB-tarief, als het VPB tarief wordt verhoogd wordt gepoogd om het
bestaande rendement op peil te houden en de verhoogde VPB-kosten af te wentelen op
werknemers door salarissen te betalen, op leveranciers door minder te betalen en op
consumenten door prijzen van producten te verhogen
• praktijk: blijft een voorkeur voor NL investeerders om kapitaal in NL te investeren vanwege
gunstig vestigingsklimaat, dus afwentelingsprobleem speelt een minder belangrijke rol
Binnenlandse belastingplicht:
• art. 4 AWR: lichaam is gevestigd op plaats van feitelijke leiding
• art. 2 lid 5 VPB: naar NL recht opgerichte vennootschappen worden geacht in NL te zijn
gevestigd
• vestigingsplaats kan beïnvloed worden door verdragen, dan gelden de ‘tie-breaker-rules’ (art. 4
OMV), feitelijke leiding krijgt voorrang als 2 landen willen heffen (alternatief: onderlinge
overlegprocedure uit art. 4 MLI)
Open commanditaire vennootschap:
• besloten cv’s zijn niet belast, open cv’s zijn wel belast o.g.v. art. 2 lid 1 sub a VPB
• open cv: commanditaire vennootschap waarbij (buiten vererving of legaat) geen toestemming
van alle vennoten is vereist voor de toetreding of vervanging van de commanditaire vennoten
(art. 2 lid 3 onderdeel c AWR) -> deze open cv is fiscaal transparant waardoor het inkomen en
,vermogen rechtstreeks wordt toegerekend aan de beherende vennoten (BNB 1982/268) (in
afwijking van art. 9 lid 1 onderdeel e VPB)
• open CV is fiscaal niet transparant als de winst toekomt aan de commanditaire vennoten
• fiscale transparantie: niet de onderneming betaalt belasting over de winst, maar de deelneming
achter de onderneming
• deelname in open cv wordt gezien als aandeel o.g.v. art. 2 lid 3 onderdeel f AWR (dus AB-
houderschap is mogelijk)
Fonds voor gemene rekening:
• contractuele afspraak om te gaan beleggen, stichting is de bewaarder van beleggingen
• besloten fonds: als iedereen toestemming moet geven bij een nieuwe intreding, fiscaal
transparant, geen VPB betalen
• open fonds: onbeperkt belastingplichtig (art. 2 lid 4 2e volzin VPB), dus fictief een onderneming
(meestal een beleggingsfonds en heeft dus toegang tot art. 6a en 28 VPB)
Verenigingen en stichtingen:
• belastingplichtig indien en voor zover zij een onderneming drijven
• activiteiten die geen ondernemingsactiviteiten vormen, worden genegeerd voor de heffing ->
zorgt voor een level-playing-field en voorkomt heffingslek, maar ook administratieve lastendruk
• art. 2 lid 10 VPB: culturele stichtingen mogen verliezen in VPB in aanmerking nemen als ze
winst maken
Criteria ‘onderneming’:
• Duurzame organisatie van kapitaal en arbeid
• Deelname in het economisch verkeerd: als in concurrentie wordt getreden met andere
ondernemingen (V-N 2009/40.12 en art. 4 VPB), is het geval wanneer de activiteiten ten koste
gaan van het debiet van een andere ondernemer, er een potentieel van in concurrentie treden
bestaat en de activiteiten winstpotentieel hebben waarbij de particulier eraan een bescheiden
bestaan kan ontlenen (Eftelingarrest en R&B festival)
• Winststreven: geen sprake van onderneming wanneer niet naar winst wordt gestreefd, zelf als
zijn er overschotten (BNB 1983/146)
Woningcorporaties
• vaak gedreven in rechtsvorm van een stichting
• toegelaten instellingen in de zin van de Woningwet zijn onbeperkt belastingplichtig (art. 2 lid 1
onderdeel d VPB) en zijn o.b.v. een fictie onbeperkt belastingplichtig
• reden: wetgever wil concurrentievervalsing voorkomen en budgettaire overwegingen
Overheidsbedrijven:
• publiekrechtelijke rechtspersonen zijn belastingplichtig indien en voor zover zij een
onderneming drijven
• ‘ondernemingen gedreven door de Staat’ (art. 2 lid 1 onderdeel g VPB), waardoor moet zijn
voldaan aan de criteria van art. 4 VPB
• belastingplicht wordt deels ingeperkt via een aantal objectieve vrijstellingen uit art. 8e (voor
directe overheidslichamen) en 8f VPB (voor indirecte overheidslichamen)
• 4 objectieve vrijstellingen: interne activiteiten, quasi-inbesteding, overheidstaken/ uitoefening
van publiekrechtelijke bevoegdheden en samenwerkingsvrijstelling
• objectieve vrijstellingen gelden niet alleen voor publiekrechtelijke rechtspersonen, maar ook
voor privaatrechtelijke overheidslichamen die door de overheid worden beheerst
, Buitenlands belastingplicht:
• art. 3 VPB: niet in NL gevestigde, binnenlands inkomen genietende rechtspersoon (vereniging
en ander rechtspersoon, open cv en andere niet rechtspersoonlijkheid bezittende vennootschap
of doelvermogen)
• binnenlands inkomen: art. 17 en 17a VPB
• art. 3 lid 2 VPB: beperkt belastingplicht voor bepaalde rechtspersonen die vergelijkbaar zijn met
een stichting of vereniging (Walter Stauffer)
Eindafrekeningsbepalingen:
• art. 15d VPB: lichaam houdt op belastingplichtig te zijn bij emigratie mits er geen buitenlandse
belastingplicht ontstaat, bij toepassing van een vrijstelling of bij een juridische fusie, splitsing en
omzetting
• bij emigratie: direct voorafgaand aan het ophouden van inwonerschap moet worden afgerekend
over vermogensbestanddelen die betrekking hebben op belastbare winst o.g.v. art. 15c VPB
• National Grid Indus: eindafrekening is toegestaan, mits uitstel van betaling wordt verleend
(betalingsregeling art. 25a IW), toegestaan om rente te berekenen en zekerheid te eisen
• bij verplaatsing naar land waar NL geen belastingverdrag mee heeft, blijft binnenlandse
belastingplicht behouden wegens oprichtingsfictie
2 – Object van heffing (week 3 en 4)
Winstbepalingen:
• Belastbare bedrag: winst – aftrekbare giften = belastbare winst – compensabele verliezen =
belastbare bedrag (art. 7 VPB)
• winstbepaling: geregeld in art. 8 VPB, verwijst naar bepalingen in IB (totaalwinst en jaarwinst)
• winst wordt bepaald via een vermogensvergelijking: eigen vermogen – stortingen +
onttrekkingen – evt. objectieve vrijstellingen
• belast is de winst uit onderneming (art. 8 VPB jo. art. 3.8 IB) waarbij invloed van aandeelhouder
moet worden geëlimineerd (transacties tussen aandeelhouder en onderneming)
• uitgangspunt: tussen gelieerde vennootschappen wordt zakelijk gehandeld (‘at arm’s length
beginsel’: moet worden gedaan alsof gehandeld is met onafhankelijke derden, zie art. 8b VPB,
art. 9 OMV) -> dus slecht de zakelijke rente/prijs wordt belast en slechts de zakelijke rente/prijs
mag in aftrek worden gebracht
-> maar uitzondering: als er sprake is van een mismatch (het andere land kent niet het
zakelijkheidsbeginsel), dan art. 8bb VPB: dan is er geen sprake van verkapt dividend en wordt
het echte percentage belast/afgetrokken voor hetzelfde percentage als in het andere land
-> andere uitzondering op art 8b: art. 8bc VPB: als het andere land bij de overdracht van een
vermogensbestanddeel voor een lagere waarde uitgaat dan NL, dan kan in NL ook slechts over
die lagere waarde worden afgeschreven