Inhoud
Inleiding in onderzoek............................................................................................................................2
Observatiemethoden en zelfrapportage:...............................................................................................4
Meetniveaus en grafieken......................................................................................................................6
Meetniveaus.......................................................................................................................................6
Frequentieverdeling en grafieken.......................................................................................................7
Centrum en spreidingsmaten.................................................................................................................8
Centrummaten...................................................................................................................................8
Spreidingsmaten.................................................................................................................................9
(Standaard) Normaalverdelingen.........................................................................................................10
Z-scores............................................................................................................................................10
Correlatie..............................................................................................................................................11
Regressie..............................................................................................................................................12
Betrouwbaarheid, validiteit en causaliteit............................................................................................13
Betrouwbaarheid..............................................................................................................................14
Validiteit...........................................................................................................................................15
Causaliteit.........................................................................................................................................15
Sampling...............................................................................................................................................16
Steekproevenverdeling.........................................................................................................................17
Betrouwbaarheidsintervallen...........................................................................................................18
Experimenteel onderzoek.....................................................................................................................18
Z-toets en T-toets.................................................................................................................................20
Z-toets..............................................................................................................................................21
T-toets..............................................................................................................................................21
Power, type 1 en 2 fouten....................................................................................................................23
Power...............................................................................................................................................23
Type 1 en 2 fouten............................................................................................................................24
Chi-kwadraat........................................................................................................................................24
Kruistabel..........................................................................................................................................24
Chi-kwadraat....................................................................................................................................25
1
, Inleiding in onderzoek
Onderzoek doen we om aan wetenschappelijke kennis te komen. Een onderzoek levert goede
wetenschappelijke kennis op, als het voldoet aan 3 criteria:
1) Systemische empirisme: op basis van waarneming onderzoek doen en conclusies
trekken.
2) Publieke verificatie: bereid moeten zijn en het mogelijk moeten maken voor anderen
om het onderzoek te controleren/reproduceren.
3) Oplosbare problemen: het moet iets zijn wat je kunt onderzoeken, wat je kunt toetsen
en wat je kunt beantwoorden.
Pseudowetenschap = de benaming voor bewijzen, opvattingen, uitspaken enzovoort waarbij
de wetenschappelijke methode niet heeft voldaan aan alle 3 de criteria en dus geen
wetenschappelijk onderzoek is, maar dat wel zo wordt beschouwd.
Soorten onderzoeken:
- Fundamenteel onderzoek/basic research: Niet direct gerelateerd aan een praktisch
probleem, maar draagt bij aan het kennisbestand in het algemeen. Probeert een
psychologisch fenomeen te begrijpen, maar niet op te lossen.
‘’hoe verloopt de ontwikkeling van een kind’’.
- Toegepast onderzoek/applied research: Een praktische vraag. Wilt een fenomeen
niet alleen begrijpen, maar ook oplossen.
‘’rekening houdend met de ontwikkeling, hoe kunnen we pesten op school
aanpakken?’’
- Evaluation research (program evaluation): met onderzoeksmethoden nagaan hoe
effectief een bepaald programma/interventie is en of het de doelen heeft bereikt en
waarom wel of waarom niet.
Doelen van onderzoek:
- Beschrijven: welk gedrag, emoties en gedachten zie je?
‘’hoeveel kinderen hebben een veilige gehechtheid en hoeveel een onveilige’’.
- Voorspellen: voorspellen van menselijk gedrag, waar zou het door komen? je kijkt
naar de relatie tussen twee elementen. Je wilt bepaald gedrag voorspellen.
‘’hangt sensitiviteit van de ouders samen met een bepaalde
gehechtheidsclassificatie’’
- Verklaren: hoe komt dit? Hiervoor is een onderzoek, testen en theorieën nodig.
‘’wat maakt dat sensitiviteit een effect heeft op gehechtheid?’’
! Alle drie de stappen zijn nodig, een probleem verklaren zonder te beschrijven is niet
mogelijk; om te kunnen verklaren moet je eerst beschrijven en voorspellen.
- Beschrijven, voorspellen en verklaren houden verband met theorieën.
Theorieën en hypothesen
Wetenschappers zijn bezig met twee dingen:
1. Ontdekken en vastleggen van fenomenen, patronen en relaties; voordat er een theorie
of hypothese ontwikkelt kan worden, moet er geobserveerd worden;
2. Ontwikkelen en evalueren van verklaringen van de zichtbare fenomenen; zodra er een
beschrijving is van een fenomeen kan er een theorie ontwikkelt worden.
Theorie: een stelsel van uitspraken dat de relaties tussen concepten beschrijft en verklaart.
Als je de theorie wilt toetsten heb je een hypothese nodig:
2
, Model: lijkt op een theorie. Een theorie stelt hoe en waarom concepten verbonden zijn, een
model stelt alleen hoe concepten verbonden zijn en niet waarom.
Hypothese: een als voorlopige waarheid aangenomen, maar nog te bewijzen uitspraak die
getoetst wordt.
- Voorspelt wat er gaat gebeuren
- Vooraf (a priori), niet achteraf (post hoc). Je moet het dus nog toetsen
- Hypothese wil je over het algemeen onderbouwen.
Hoe kun je tot een hypothese komen?
- Propositie die logisch volgt uit de theorie > deductief. Als een theorie in zijn geheel
waar is, moet de uitspraak ook waar zijn. Deze manier wordt in dit vak het meeste
gebruikt.
- Propositie die waarschijnlijk volgt uit geobserveerde feiten > inductief. Als het voor
die geldt, dan moet het ook gelden voor die…
Eis: falsificeerbaar (Popper). Je moet het kunnen zien als een hypothese goed is, maar ook als
het fout is. (weerlegbaar)
File-drawer problem: het probleem dat onderzoeken die niks opleveren of niks aantonen
vaak in de bureaulade verdwijnen. Hierdoor kan niemand het onderzoek repliceren en weet
niemand dat het onderzoek al een keer is uitgevoerd.
Empirische generalisatie = het resultaat van een onderzoek gebruiken om voorspellingen te
doen in de toekomst of over andere onderzoeksonderwerpen.
Soorten onderzoek (Leary):
- Beschrijvend: beschrijven van fenomenen.
“Wat is de mening van de Nederlandse ouders over kinderopvang?”
- (Cor)relationeel: kijkt naar relaties tussen variabelen/kenmerken om te voorspellen.
“Wat is de relatie tussen kenmerken van het kinderdagverblijf en de sociale
vaardigheden van kinderen?”
- Experimenteel: onderzoek waarbij je groepen kinderen/ouders aselect toewijst aan
een bepaalde interventie en op basis daarvan causale uitspraken doen om te verklaren.
Vaak met het woordje ‘’invloed’’ in de vraag. Alleen bij dit type onderzoek kan er
sprake zijn van afhankelijke of onafhankelijke variabelen.
“Heeft het soort muziek op de achtergrond invloed op het
concentratievermogen van kinderen tijdens een leesles?”
- Quasi-experimenteel: wil verklaren en causaliteit achterhalen, maar dat kan in die
situatie niet helemaal perfect (het is net niet experimenteel). Gebruik van controle
groep. Als de vraag experimenteel is, kijk dan altijd of het wel haalbaar is of niet om
bijvoorbeeld aselecte groepen te maken.
“Is het gebruik van kalmerende middelen van invloed op de tentamencijfers?”
Wanneer heb ik voldoende bewijs?
- Het logische probleem van empirisch bewijs: we kunnen een theorie niet logisch
bewijzen met empirische ondersteuning voor hypothesen. Dat je ergens ondersteuning
voor hebt gevonden wilt niet zeggen dat het bewezen is. Als je hypothese waar is, wil
dat niet zeggen dat de hele theorie waar is.
- Het praktische probleem van empirisch weerleggen (falsificeren): je kunt in theorie
zeggen dat een theorie niet klopt als jou hypothese niet klopt, maar praktisch kan dat
niet omdat er in onderzoek veel fouten worden gemaakt.
3
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper bentehendriks. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,39. Je zit daarna nergens aan vast.