Psychomotor interventions for mental health – Children & adolescents
Hoofdstuk 1 – Problemen en stoornissen in (vroege) ontwikkeling
1. Psychomotorische interventies en (neurologische)ontwikkelingsproblemen
PMT voor mensen met een ontwikkelingsstoornis is gericht op psychosociale ontwikkeling, het
verminderen van psychiatrische symptomen en het verbeteren van het functioneren in het dagelijks
leven. Bij PMT wordt dit gedaan door middel van beweging en lichaamservaringen.
PMT is aangepast aan het niveau van de cliënt. De cliënt kan hier nieuw gedrag oefenen in een veilige
omgeving. Een sessie begint vaak met een kort spel en een gesprekje om contact te leggen met de
cliënt en een bepaalde mindset te creëren. Daarna wordt er een oefening gedaan die met het doel
van de therapie te maken heeft. De sessie eindigt met een relaxatieoefening of een oefening die het
zelfvertrouwen vergroot.
PMT voor wie?
PMT is relevant voor een groot bereik aan stoornissen en problemen.
Ontwikkelingsstoornissen kunnen voor het gemak opgedeeld worden in 3 categorieën:
Emotionele stoornissen 🡪 internaliserende problemen
Gedragsstoornissen 🡪 externaliserende problemen
Neurologische ontwikkelingsstoornissen 🡪 beide
Als therapeut moet je je ervan bewust zijn dat, ondanks de DSM-diagnose, er nog meer andere
voorkomende symptomen zijn voor het individu.
2. Theoretische basis
Evolutie en ontwikkeling
De evolutietheorie kan een basis vormen voor het begrijpen van de psychomotorische ontwikkeling.
Lichamelijk spelen is relevant voor kinderen en beweging als betekenisvol gedrag is diepgeworteld in
de mens. Spelen geeft de mogelijkheid om vaardigheden te oefenen die nu of later in het leven nodig
zijn.
Locomotorisch rotationeel spelen: rennen, springen, etc.
‘Rough-and-tumple’ spelen: interactie met peers door worstelen, achtervolgen, etc, hiermee
worden kinderen kinematisch afgestemd op anderen. Kinderen die meer ‘rough-and-tumple’
speelden, zijn beter sociaal aangepast.
Theorie van vroege motorische ontwikkeling
Door het ontwikkelen van de motorische controle krijg je meer mogelijkheden voor het manipuleren
van objecten en daarmee kan de omgeving verkend worden. Motorische ontwikkeling wordt ook
gediagnosticeerd door PMT’ers.
Ontwikkeling op motorisch gebied is gelinkt aan andere
ontwikkelingsdomeinen zoals perceptueel, sociaal en cognitief.
Ontwikkeling gaat proxomodistaal en chepalocuadaal.
De WHO beaamt de invloed van de omgeving op deze motorische
ontwikkeling. ‘Windows of motor milestone achievements’ zijn
periodes van het behalen van mijlpalen. De leeftijd waarop
mijlpalen behaald worden, hebben invloed op de andere aspecten
van ontwikkeling. Achterlopen kan zorgen voor achterstand op
sociaal-communicatief gebied
,Fenomenologie en pedagogiek
De basis van PMT ligt bij gymleraren, dus in de pedagogie. Van Roozendaal heeft gedrag opgedeeld in
doelgericht en expressief gedrag. Hier vanuit zijn meetinstrumenten bedacht.
Kugel: ‘organism-behavior-environment’ model 🡪 belang van motorisch gedrag en lichamelijk
ervaringen voor de ontwikkeling van kinderen (met stoornis) worden benadrukt.
3 Principes onderscheiden:
Lichaamsplan: georganiseerd geheel van sensomotorische structuren die geen bewuste
aandacht nodig heeft voor automatisch gedrag
Lichaamsbesef: informatie dat binnenkomt via de perceptie, nodig voor automatisch gedrag
uitvoeren in nieuwe situatie of als je groeit
Lichaamsidee: subjectieve impressie van eigen lichaam en de bewegingsconsequenties die
hiermee te maken hebben
Deze principes moet een therapeut begrijpen om te snappen hoe een individu zich gedraagt en
beweegt.
Psychoanalytische theorieën
Deze theorieën benadrukken de rol van ervaringen tijdens de kindertijd in relatie met psychologische
ontwikkeling.
Freud à 2 principes voor mentaal functioneren:
‘Pleasure principle’: neiging tot plezier zoeken en pijn vermijden
‘Reality principle’: wordt sterker tijdens ontwikkeling, ontwikkelen van adaptief gedrag
Bij beide staat het lichaam centraal
Winnicott: belang van kind-ouderrelatie en ‘good enough parenting’
Object-relatietheorie: afstemming en spiegelen tijdens kind-ouderinteracties, non-verbale reactie
waarbij het lichaam dus ook nodig is, cruciaal voor het ontwikkelen van een samenhangend beeld
over zelf.
Sociaalcognitief leren en motorische ontwikkeling
Piaget: mentale groei is onlosmakend verbonden met fysieke groei. Een kind verkrijgt kennis door
interactie met de omgeving aan de hand van 4 ontwikkelingslevels
Fase Ontwikkelingsnivea Jaar Grootste ontwikkelingsuitkomst
u
Sensomotorisch Kind 0- Gedrag als motorische reactie veroorzaakt
2.5 door sensorische stimuli
Preoperationeel Vroege jeugd 2.5- Gebruik van concrete taal
6
Concreet Gemiddelde jeugd 6-12 Begrijpen van mentale operaties en logisch
opereationeel redeneren
Formeel Adolescentie 12- Vermogen hebben om na te denken over
operationeel 19 abstracte concepten
,Bandura: ontwikkeling is niet in fases, maar op een continuüm. Kinderen leren door ‘modeling’
(observeren en nadoen). Self-efficacy (geloven in eigen kunnen) speelt ook een rol.
Gevoel van eigen kunnen heeft niet altijd direct invloed op gevoel van eigenwaarde, het hangt af van
de eigenwaarde die aan een taak gegeven wordt. Zelfperceptie hang ook van het sociale domein af.
Susan Harter: benadrukt 2 zaken:
De belangrijke rol van zelf ondervonden motorische competentie in de ontwikkeling van het
gevoel van eigenwaarde
Percepties van iemands fysieke vertoning en aantrekkelijkheid spelen een belangrijke rol bij
lichaamservaring
Neurobiologie
Vaak hebben psychiatrische stoornissen in de kindertijd een neurologische oorsprong. Er is vaak een
sterke link tussen deze pathologieën en motorische achterstanden. Kinderen met motorische
problemen kan je screenen op psychiatrische problemen. Veel circuits in het brein hebben iets te
maken met de aansturing van beweging.
Cerebellum: ADHD en ASS
Hersenstam: angst- en depressieve stoornissen (ook motorische stoornissen zoals balans)
Embodiment
Motorische ontwikkeling wordt vaak erkend als de basis voor cognitieve, sociale en perceptuele
vaardigheden. Deze relatie is wederkerig, het is een dynamisch systeem.
Kinderen passen hun gedrag aan aan de korte en lange termijn staat van hun lichaam. Doordat het
lichaam zich individueel ontwikkeld, verschilt de ontwikkeling van kinderen ook in gedrag.
Lichamelijke representaties zijn cruciaal voor interactie met de buitenwereld en het vaststellen van
een gevoel van eigenwaarde. Daarom zijn lichaamsbewustzijn, pijn en lichamelijke sensaties ook
factoren die onderzocht moeten worden als er sprake is van een psychologische stoornis.
3. Psychomotorische assessment
PMT begint vaak met het stellen van een diagnose, om daar vervolgens een specifieke interventie
aan te koppelen. Zo kunnen mensen met een DSM-5 diagnose een PMT-behandeling volgen. Maar
ook zonder deze diagnose maar met het ervaren van symptomen, kan een PMT-behandeling gevolgd
worden. Eerst moeten de klachten en de hulpvraag beoordeeld worden. Deze beoordeling bestaat
ideaal gezien uit:
Klinische observatie
Gestandaardiseerde instrumenten
Vragenlijsten
Multi-informatieve interviews (ouders, school, etc.)
Motorische assessment
Gemaakte argumenten:
Aanwezigheid van motorische beperking kan verreikende implicaties hebben op andere
ontwikkelingsvlakken (psychosociaal, emotioneel, academisch
Motorische vaardigheden zijn een belangrijke determinant van fysieke fitheid en fysieke
activiteit
Er is een hogere prevalentie van beperkingen in motorische vaardigheden bij kinderen en
adolescenten met een mentale stoornis.
, Testen kunnen onderverdeeld worden in 2 hoofdgroepen:
Criteria gerefereerde instrumenten
Norm gerefereerde instrumenten
De keuze van een test hangt af van:
Doel
Doelpopulatie
Psychometrische eigenschappen
Administratieve eigenschappen
Instrumenten voor het assessment van motorische ontwikkeling
Testen voor het kwantificeren van de uitvoering van het kind en deze ten opzichte van de
leeftijdsgroep. Dit verschilt per leeftijd wat er gebruikt wordt:
Bayley Scales of Infant and Toddler Development: 5 hoofddomeinen (cognitie, taal, sociaal-
emotioneel, motorisch en adaptief gedrag), motorisch gedrag wordt opgedeeld in fijne en
grove motoriek
Peabody Developmental Motor Scale: diepte beoordeling van zowel fijne als grove motoriek
van 0-6 jaar
Test of Gross Motor Development: voor 3-11 jaar, op observatie gebaseerd, 13 fundamentele
bewegingsvaardigheden verdeeld over de domeinen locomotie (rennen, huppelen, springen,
hinkelen, verticaal springen en glijden) en balvaardigheden (tweehandig gooien, eenhandig
gooien, dribbelen, tweehandig vangen, schoppen, bovenhands gooien, onderhands gooien).
Instrumenten voor het assessment van algemene motorische vaardigheden
Motorische vaardigheden zijn potentiële bewegingscompetenties. Bijvoorbeeld balans, dit is een
construct die gemeten kan worden over verschillende testen zoals lopen over een lijn of op 1 been
staan.
Movement Assessment Battery for Children: voor screen van kinderen met een motorische
beperking. Een gestandaardiseerde prestatietest en een vragenlijst (voor ouders). Hiermee
kan vergeleken worden met leeftijdsgenoten en een diagnose gesteld worden (normale
ontwikkeling, risico op ontwikkelingsstoornis, atypische motorische prestatie)
Bruininks-Oseretsky Test of Motor Proficiency: gebruikt doelgerichte activiteiten om een
groot bereik aan motorische vaardigheden te meten. Gaat van ver onder niveau tot ver
boven niveau
Instrumenten voor het assessment van fysieke fitheid
Fysieke fitheid is een belangrijke indicator voor de gezondheid van kinderen. Bij kinderen met een
psychiatrische stoornis is de fysieke fitheid veel lager.
European Test of Physical Fitness: meest populaire test, makkelijk en goedkoop. Voor 12-18
jaar. Domeinen als balans, bovenlichaam snelheid, mate van flexibiliteit, onderlichaam
spierkracht, bovenlichaam spierkracht, buik spieruithoudingsvermogen, bovenlichaam
spieruithoudingsvermogen, rensnelheid-behendigheid.
The Motor Performance test: voor 9-11 jaar. Neuromotorische en aerobe fitheid meten
‘Self-report’ metingen: vragenlijsten
Bij PMT voornamelijk de vragenlijsten over zelfperceptie van motorische competentie en
lichaamservaring belangrijk