Wetenschapsfilosofie hoorcolleges
Hoorcollege 1
We gaan middels een historische aanpak toewerken naar hoe we nu nadenken over wat
wetenschap is; op die manier krijgen we ook inzicht in hoe we daar zijn gekomen. Daarna
gaan we ook kijken naar wetenschap in verschillende thema’s. De laatste colleges gaan we
wat meer kijken naar wat valkuilen zijn in de wetenschap en in het onderzoek doen.
- 15 HC’s, welke zijn opgebouwd uit
- Kennisleer + Wetenschapsfilosofie (1 t/m 8)
- Wetenschappelijk en kritisch denken + valkuilen (9 t/m 15)
- WC’s vervallen korte kennisclipjes waar dezelfde stof op een andere manier wordt
uitgelegd + puzzelopdrachten die draaien om de vraag ‘Wie vermoordde Robert
Kennedy?” inhoud hiervan is geen tentamenstof, maar helpt je bij de denkwijze
voor het tentamen en inzicht creëren
- Vraag en antwoord sessies Q&A op Canvas
- Tentamen 40 meerkeuzevragen (50%) + 3 open vragen (50%)
- HC = stof
- WC = stof (kennisclips WEL, JF Kennedy NIET)
Wetenschapsfilosofie dit is filosofische reflectie op wat wetenschap is, doet en aan
kennis genereert. Je gaat hier kritisch naar kijken, wat is het en waarom we alles hiervan
aannemen als waar.
Bijv. Uitspraken van Stephen Hawkings over zwarte gaten binnen het domein van de
wetenschap, uitspraken die niet te waarneembaar zijn. Joke Dammans doet beweringen
over witte geesten die je niet kan zien, maar dit is geen wetenschap.
Wat is wetenschap?
- We gebruiken het woord ‘wetenschap’ heel vaak en goed; we weten allemaal dat
auto wassen geen wetenschap is, en onderzoek doen wel. Dus we weten in feite wel
wat het is, maar…
- Maar wat zijn nu de eigenschappen van wetenschap? Als je verder en dieper gaat
debatteren wordt het toch lastig, en krijg je verschillende antwoorden op deze vraag.
We hebben wel een idee van wat wetenschap is, maar geen helder antwoord. Met andere
woorden, we gebruiken het woord wel goed en kunnen mensen wijzen op foutief gebruik,
maar wat is wetenschap nu precies?
Waarom WF bij psychologie?
Kennis Je hoort als academicus uit te kunnen leggen waarom psychologie gezien wordt
als een wetenschap. Je kan namelijk ook de opmerking krijgen dat psychologie geen echte
wetenschap is, maar om dit te weerleggen heb je wel kennis nodig. Je moet weten wat de
verschillende antwoorden zijn die in de geschiedenis van denken over wetenschap gegeven
zijn op de vraag Wat is wetenschap?
Kunde Je moet de vaardigheid hebben om kritisch te kunnen reflecteren op vragen als Is
psychologie wel een wetenschap? of Heeft psychologie wel terecht de status van
wetenschap? of Is het terecht dat wetenschap het monopolie heeft op kennisverwerving? Je
,moet dus een bepaalde kunde ontwikkelen om dat kritisch nadenken en beargumenteren te
trainen.
Filosofie = een kritische reflectie waar je kennis en kunde voor nodig hebt.
Karakter kennis en kunde dienen een ander doel; karakter. Door kritisch na te denken
over wat wetenschap is en of psychologie een wetenschap is, hopen we dat je een beter
inzicht krijgt in psychologie als wetenschap, waardoor je een betere wetenschapper wordt.
De universiteit wil niet een nieuwe Diederik Stapel afleveren, vandaar dat het trainen van
deze kennis, kunde en karakter zo belangrijk is. We zullen zien dat kritisch nadenken over je
eigen wetenschap en je eigen denken nog niet zo eenvoudig is.
Betere psychologen betere wetenschappers betere burgers
Epistemologie
WF is begonnen als epistemologie; dit is kennisleer en stelt drie vragen:
1. Wat is (zekere) kennis?
2. Hoe kunnen we die kennis rechtvaardigen?
3. Wat is de bron van kennis?
Hieruit zijn traditioneel twee posities ingenomen over de bron van kennis:
- Rationalisme echte kennis is afkomstig van ratio, de rede, het verstand.
- Empirisme echte kennis is afkomstig van de zintuigelijke ervaring.
Het rationalisme en empirisme zijn door de geschiedenis heen bezig geweest met het
beantwoorden van de vraag kunnen we échte kennis hebben en daaropvolgend wat de bron
van deze echte kennis dan is. Hiermee zetten ze zich per definitie af tegen het scepticisme;
het scepticisme zegt dat er geen kennis mogelijk is.
Socrates op het marktplein Socrates stelde vraagtekens bij de gevestigde en vaak
mythologische opvattingen. Stel er kwam iemand en die beweerde dat de maan rond was,
dan ging Socrates daarop doorvragen met ‘hoe weet je dat zeker’, net zo lang totdat die
persoon zei dat hij dat niet wist. Socrates stelde dan dat de eerste bewering, dat de maan
rond is, dan dus ook niet klopt.
Scepticisme: “Misschien is de conclusie dat we helemaal niets zeker weten en ook nooit
iets zeker zullen weten.”
Socrates wordt ter dood veroordeeld.
Rationalisme echte kennis komt (deels) voort uit het goed gebruiken van je verstand
(ratio) of wordt aan je ratio getoetst. Hieruit volgt een geassocieerde bewering, namelijk dat
er ingeboren kennis bestaat; nativisme.
Rationalist 1: Plato (leerling van Socrates). De bron van kennis is ratio. Zijn theorie is dat als
je geboren wordt, dan heb je alle kennis al; leren is herinneren (anamnèsis). Dit klinkt heel
raar, want volgens hem doe je nooit nieuwe kennis op (maar dit wist je toch niet?). Om te
begrijpen waarom hij dit gelooft moeten we even een stapje terug doen; Plato gelooft in
reïncarnatie.
,Plato meende dat je voor je geboorte alle echte kennis al had. Jouw ziel was voor jouw
geboorte in een andere wereld, en in die andere wereld (soort hemel). Daar is alle echte
kennis.
Epistéme = echte kennis van hoe de dingen zijn.
vs.
Doxa = mening over hoe de dingen zijn.
Plato: Kennis is een ware en gerechtvaardigde overtuiging. Hierbij is het belangrijk dat beide
aspecten erbij zitten. Je kan namelijk kennis hebben die waar is, bijvoorbeeld de gok dat
Hans 1 broer heeft, maar dit is niet gerechtvaardigd wat je gokt het = doxa. Plato zegt;
kennis = kennis van hoe de dingen zijn. Hiermee reageert hij op Heraclitus, die zegt; alles
verandert continue in de wereld, ofwel alles stroom;
Panta rhei = alles verandert in de wereld, alles stroomt (Heraclitus). Uitleg: je kan
niet twee keer in dezelfde rivier stappen, want als je erin stapt en eruit stapt en dan
weer erin, is zowel die rivier verandert (want die stroomt continue) als jij (je
eet/slaapt/wordt ouder). En als in onze wereld, ofwel de wereld die we met onze
zintuigen waarnemen, alles continue verandert, dan is er niets. Niets is vast, want
alles is continue in verandering, onderweg naar iets anders worden. Als dat zo is
kunnen we enkel doxa (vermeend geval van kennis) verwerven, geen epistème.
Deze gedachtewijze leidt dus tot scepticisme. Hierin gaat Heraclitus in tegen de
uitspraak van Parmedius, die zegt dat alles wat ECHT is, is onveranderlijk. Maar als
niks onveranderlijk is, is er dus ook niks echt.
Plato wil geen scepticisme
Ideeënwereld hierin zijn de daadwerkelijke ideeën van dingen in de wereld, zoals ze ook
echt zijn
Vormenwereld de wereld die wij waarnemen, met een afspiegeling van de ideeën
Volgens Plato zijn er twee werelden; je hebt die wereld zoals wij die waarnemen, de wereld
om ons heen, de veranderende wereld, de wereld waarin dingen niet echt zijn, maar ‘in
wording’ zijn. Hier is een stoel eigenlijk geen stoel, want zodra het een stoel is, is het alweer
bezig met een proces van verval en daarna wordt het weer iets anders. Dus de wereld die wij
waarnemen ‘is niet echt’. Daarboven heb je nog de wereld waarin alles ‘de idee’ is, dus ‘de
idee stoel’, of ‘het concept stoel’ bestaat wel, en dat is in deze wereld. Wij hebben deze
concepten, van ‘een stoel’ of ‘een tafel’ of ‘een persoon’ in ons hoofd zitten, maar volgens
Plato bevinden deze ‘echte’ dingen zich in een andere wereld, waar ook onze zielen
thuishoren. Onze ziel is in de ‘echte wereld’, de Ideeënwereld geweest, en ons huidige
bewustzijn is in de Vormenwereld. Kennis is verweven in de ideeënwereld en doen wij op
door middel van herinneren/anamnèsis; in de Vormenwereld kan je alleen doxa opdoen.
Plato’s allegorie van de grot er zitten mensen in een grot, in die grot zien ze op de wand
dingen afgebeeld, als schaduwen van een vuur dat zich achter hen afspeelt. Zij kunnen het
vuur niet zien, zij zien alleen de schaduwen op de muur. Op die manier zien zij (door de
mensen achter hen) mensen met stoelen in een weerspiegeling van het vuur als schaduw op
de muur. Wij mensen kunnen alleen de schaduw, de afspiegeling, van de ‘echte wereld’ zien,
maar nooit de echte wereld zelf. Je wordt geboren met alle kennis (die zit in je ziel), als je
geboren wordt ben je het vergeten maar je kan er wel opkomen door je verstand te
gebruiken dit maakt Plato een extreme rationalist.
, - Meno voorbeeld: Plato gebruikte een dialoog tussen de slaaf van Meno en Socrates
(had hij zelf verzonnen) om uit te leggen hoe slaaf Mono door een gesprek met
Socrates inzag hoe je een klein vierkant moest verdubbelen.
Onacceptabel voorbeeld, want Socrates legt de slaaf gewoon woorden in de
mond, dus het had niks met ratio te maken. Deze vorm van rationalisme is dus wel
heel extreem.
Empirisme de bron van kennis is de ervaring opgedaan door zintuigelijke waarneming.
Dit is een meer ‘common sense’ opvatting; als je wilt weten hoe iets zit, moet je kijken of
luisteren of voelen. Een geassocieerde bewering hierbij is dat alle kennis uit de ervaring via
waarneming voortkomt en er dus geen ingeboren kennis bestaat.
Empiristisch empirisch
- Empiristisch = het empirisme, de opvatting dat kennis voortkomt uit de zintuigelijke
waarneming, staat tegenover rationalistisch
- Empirisch = de wetenschappelijke methode waarbij men gebruik maakt van
observeerbare of experimentele gegevens om conclusies te trekken, staat tegenover
hypothetisch of louter theoretisch
Empirist 1: Aristoteles (leerling van Plato). Verwerping van Plato’s twee-werelden theorie; er
is slechts één wereld en die is met de zintuigen waar te nemen en zo wordt kennis vergaard.
Dit impliceert dat de mens een tabula rasa is; een ongeschreven blad, er zijn geen
ingeboren ideeën. Aristoteles was de oprichter van het lyceum, waar hij zijn studenten al
wandelend lesgaf; peripateo (= wandelen) in Grieks. Vandaar dat Thomas van Aquino het
empiristische principe ook wel het peripathische principe noemde; Nihil est in intellectu
quod non prius fuerit in sensu – niets is in het intellect dat zich niet eerst in de zintuigen
bevond. Toch kunnen we Aristoteles niet zo makkelijk een echte empirist noemen. In een
bepaalde zin kunnen we hem een empirist noemen, omdat hij stelt dat kennis opgedaan
wordt door de zintuigelijke waarneming. Maar, hij heeft wel rationalistische elementen in zijn
epistemologie waardoor het niet een échte empirist is.
Algemene begrippen Plato stelt dat ‘algemene begrippen’ van een stoel een bestaande
entiteit is in de Ideeënwereld. Aristoteles verwerpt dit, dus hij neemt alleen de concrete,
individuele dingen (individuele stoelen) waar. Maar hoe komt Aristoteles dan aan het
universele, abstracte begrip ‘stoel’?
- Inductie van individuele gevallen naar een algemeen begrip. Dit kan voor
concepten als stoelen, maar ook voor een abstracte algemene uitspraak als ‘alle
mensen zijn sterfelijk’. In feite neem je enkel concrete mensen waar, waarvan je kan
vaststellen dat die sterfelijk waren. Je kan niet waarnemen dat ‘alle mensen sterfelijk
zijn’, want dan zou je eerst alle mensen moeten zien sterven (onmogelijk).
Inductie op basis van een aantal (maar niet alle) waarnemingen waarin A B is, of A B
volgt, concluderen dat A altijd B is, of dat A altijd B volgt. Probleem:
- Weet je zeker dat alle mensen sterfelijk zijn?
- Nee: op basis van de waarneming alleen kan je niet zeggen dat de abstracte
algemene stelling ‘alle mensen zijn sterfelijk’ waar is – je hebt louter correlatie.
- Toch was ook Aristoteles van mening dat ‘alle mensen zijn sterfelijk’ noodzakelijk
waar is.