BRM 2
Hoorcollege 1:
Je definieert je onderzoeksontwerp,
literatuur, kiest een bepaalde benadering;
bepaalde filosofie: kwantitatief vs
kwalitatief, formuleert een design en
uiteindelijk ga je kijken of je toegang kunt
krijgen tot een bedrijf. Je kan bestaande
gegevens gebruiken of observeren en
rapporteren.
Probeer respondenten te zoeken die
makkelijk zijn, studenten die je kent,
mensen van je ouders, anders duurt het te
lang voordat je je data hebt.
Wat je aan de buitenkant belangrijk vindt
bepaalt uiteindelijk wat je gaat doen met
je onderzoek
Positivisme: dat je alles meetbaar kunt
maken.
Pragmatisme: wat vager, wat losser, je
doet het allemaal niet zo exact.
De blauwe: hoe ga je het aanpakken, kies
je 1 methode (mono-method)?
Je hele filosofie bepaalt wat je
uiteindelijk doet, heb je die, dan ga je
kijken doe je het cross sectioneel of
longitudinaal (over de tijd).
Je komt zo uiteindelijk op je dataverzameling en hoe je het kunt analyseren!
1
, Het doel is elke keer anders,
kwalitatief krijg je hele andere
uitkomsten dan kwantitatief.
Je rafelt eerst iets heel breed uit
en dan ga je er getallen aan
binden, hoeveel mensen zijn er
die dit willen?
Eerst kwantitatief en dan
kwalitatief
Sequential exploratory is wat
we bij BRM 1 en BRM 2 doen.
Onderzoeksopzet:
• Verkennende studies
o Verduidelijking van uw inzicht in een kwestie of probleem; go/no go
o Literatuuronderzoek; interviews met deskundigen; focusgroepen
• Beschrijvende studies
o Verkrijgen van een nauwkeurig profiel van gebeurtenissen, personen of situaties
o Kwantitatief: bv. marktbeschrijving (marktaandelen)
• Verklarende studies
o Vaststellen van causale verbanden tussen variabelen: b.v. tevredenheid à loyaliteit
o Kwantitatief onderzoek, statistische toetsing
• Evaluatieve studies
o Zoek uit hoe goed iets werkt: beoordeel een bedrijfsstrategie, marketing campagne,
leveringsstrategie
o Kwantitatief onderzoek van basis tot geavanceerd
Statistiek komt eigenlijk pas bij de explanatory en de evaluatieve studies
Research strategy:
2
, • Experiment: je wilt kijken of iets werkt hoe je het verwacht hebt. Je meet iets, je begint met 2
groepen: experiment groep en de controle groep. Bij experimenteel doe je een interventie
die je niet bij de controlegroep doet en bij beide mensen meet je de afhankelijke variabele.
Dit doe je voor het onderzoek en na de interventie. Essentie: afhankelijke en onafhankelijke
variabele. Twee groepen zijn random toegewezen. Twee condities: de controle (bijv. website
hoe die altijd was) en een andere conditie waarin je wat verandert. H0: er is geen
verandering, H1: er is wel verandering. Dit is een harde test. Experimenten gebeuren in een
lab, maar ze kunnen ook online gebeuren. Essentie is een controlegroep en een
experimentele groep.
• Survey
• Archival and Documentary research
Elementen van een experiment:
Voorbeeld:
→ ja, de verkopen gaan omhoog!
Bij een quasi-experiment probeer je mensen
zoveel mogelijk te matchen. In de praktijk is het
random indelen v/e groep heel lastig (bijv. bij
allemaal bk studenten is het makkelijk om
random te verdelen, bij de hele bevolking zijn er
teveel verschillen wanneer je random indeelt).
Bij een quasi-experiment wordt er dus
bijvoorbeeld op leeftijd ingedeeld.
3
, Je wilt het altijd generaliseren naar de populatie.
Je ondervraagt er bijvoorbeeld 100, maar
uiteindelijk wil je zeggen; dit geldt voor alle
klanten van ABN Amro, of dit geldt voor alle
Nederlanders.
Er wordt teruggekoppeld hoeveel mensen er zijn ondervraagd, bevindingen worden beschreven en
het gaat over getallen, dus dit is kwantitatief onderzoek.
4
,R:
Example: R to analyse a data set:
• Data on satisfaction with a product in 4
distinct consumer segments (see p. 14
book C&McDF)
• Some analyses (learned at Business
Statistics 1.4):
o Correlation
o ANOVA: De techniek om te
kijken of de 4 groepen van
elkaar verschillen
Assessing differences between 4 segments in a
sample of 500 people
Research question: do the 4 defined segments differ in satisfaction with the product?
Technique that tests whether there are significant differences between segments (groups) is Analysis
of Variance (ANOVA)
5
, ➔ dit is hoe je het uiteindelijk
opschrijft!
We moeten dus focussen op groep 3 en 4.
Basics of working with R commands
• R is case sensitive: "hello" ≠ "Hello"
• Include comments in your program code
o When a # is used the rest of the line is considered a comment
De variabelen worden soms ook vectoren
genoemd
Eerst hernoemen, je hebt een oude en je
maakt een nieuwe erbij. Hij heeft bij de
nieuwe geen numerieke waarde meer, hij
heeft dan alleen nog characters (woorden
dus)
6
, Krijg je
de 2
Krijg je
de b
7