Werkcollege Capita Selecta Vennootschapsbelasting
Werkcollege 1: 3 februari 2022: Inleiding geschiedenis VPB en rechtsgrondslag VPB
• Boek Hoofdzaken H1 en H2.
• S. Cnossen, Vennootschapsbelastingregimes: keuzes in kaart, WFR 2018/223.
• FIT-bundel: 50 jaar vennootschapsbelasting.
• P.H.J. Essers, Grondslagen van de vennootschapsbelasting in relatie met de inkomstenbelasting, WFR 2019/187.
• J.P. Boer & F.J. Elsweier, Hinken op twee gedachten: over de rechtsgrond(en) van de Wet VPB 1969 in De Toekomst
van de Vennootschapsbelasting: Lessen uit 50 Jaar Wet VPB 1969 (pp. 31-46), Deventer: Kluwer.
Opgave 1: Opfrissen van het VPB-geheugen
Gegeven is de volgende structuur:
Beantwoord aan de hand van de structuur de volgende vragen op hoofdlijnen:
1. Wie is in deze structuur belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting?
De LTD. is niet in Nederland gevestigd en niet opgericht naar Nederlands recht. Op grond van art. 3 VPB kan het
worden aangemerkt als buitenlands belastingplichtig indien het Nederlands inkomen geniet (mogelijk toch
binnenlands belastingplichtig indien de feitelijke leiding zich in Nederland bevindt). Om deze redenen dienen we
dan te kijken in art. 17 VPB e.v.:
Een vaste inrichting in Nederland en het inkomen hiervan;
Een aanmerkelijk belang in een in Nederland gevestigde vennootschap (geen beleggingsinstelling) en het
inkomen hieruit. Dit is alleen maar van toepassing in misbruiksituaties. Dit wordt verder behandeld in
het volgende werkcollege.
In deze situatie zou belast kunnen zijn de ontvangen rente op grond van art. 17a VPB. Indien er een aanmerkelijk
belang is zoals staat in art. 17 lid 3 sub b VPB en er is een schuldvordering, dan zijn de inkomsten onderdeel van
het Nederlandse inkomen.
De houdster: Gevestigd in Nederland dus art. 2 lid 1 sub a VPB. In art. 4 AWR staat dat de feitelijke leiding is waar
de belangrijkste bestuursbesluiten worden genomen. In principe is het startpunt daar waar het juridische bestuur
zit. Maar doorslaggevend is waar de belangrijkste besluiten worden genomen. Dit wordt beoordeeld aan de hand
van feiten en omstandigheden.
Actieve BV X: Art. 2 lid 1 sub a VPB. In Nederland gevestigd en de feitelijke leiding vindt hier ook plaats.
Passieve BV Y: In België gevestigd maar opgericht naar Nederlands recht. Daarom geldt art. 2 lid 4 (dit jaar lid 5)
VPB waarbij wordt bepaald dat de BV in Nederland is gevestigd. Dat wil niet zeggen dat Nederland ook
daadwerkelijk het heffingsrecht kan effectueren. Hiervoor zou je naar het belastingverdrag moeten kijken. Het
belastingverdrag stelt dat de feitelijke leiding hierin leidend is. Als dit in België is, zal Nederland zich moeten
terugtrekken.
Stichting: Art. 2 lid 1 sub e VPB. Alleen voor zover er een onderneming wordt gedreven. Dit staat verder
uitgekristalliseerd in art. 4 VPB.
Binnenlands belastingplichtigen zoals opgenomen in art. 2 VPB zijn belast voor hun wereldinkomen (lid 5).
2. Wat kunt u zeggen over de verliesverrekeningsmogelijkheden op het niveau van Houdster BV?
De algemene verliesrekening staat opgenomen in art. 20 VPB. Er kan 1 jaar terug en onbeperkt vooruit worden
verrekend. Er geldt dan nog wel een andere beperking. Tot € 1.000.000 mag je het verlies altijd verrekenen en
Master Fiscaal Recht
Semester 2
,Werkcollege Capita Selecta Vennootschapsbelasting
daarboven 50% van de winst. Stel je hebt € 2.000.000 aan winst dan mag je € 1.000.000 helemaal verrekenen
en € 1.000.000 voor 50% verrekenen.
Er is overgangsrecht voor oude houdsterverliezen. Die mag je niet zomaar verrekenen. Dit staat genoemd in
art. 34i VPB.
3. Welke renteaftrekbeperkingen kunnen van toepassing zijn op het niveau van Houdster BV?
De houdster heeft 2 schulden:
Je kunt dan kijken naar art. 10a VPB: schuld aan een verbonden lichaam en besmette rechtshandeling. Een
besmette rechtshandeling is bijvoorbeeld een aankoop van een deelneming die daarna een verbonden lichaam
wordt. Maar ook een schuldig gebleven dividenduitkering of kapitaalstorting. dit kan toegepast worden op lening
B omdat het een verbonden lichaam is. op lening A kan dat ook in geval van garantstelling: als moeder zich garant
stelt bij de bank voor schuld van dochter, dan moet je kijken alsof die schuld aan een verbonden lichaam is. want
moeder zegt, als houdster schuld niet kan betalen, betaalt moeder. Dan krijgt moeder regresvordering op houdster
dus dan komt de schuld eigenlijk van de moedermaatschappij. Dus als er sprake is van garantstelling in
groepsvennootschap kan lening in artikel 10a vallen.
Art. 15b VPB: Dit is de earningsstrippingmaatregel. Je mag het overschot aan rentelasten/bovenmatige rente (het
saldo van de rentelasten boven de rente-inkomsten) aftrekken maar tot 20% van earnings before interest and
taxes (EBITDA). Naast die 20% (vorig jaar was het 30%), heb je daar ook een drempelbedrag van € 1.000.000. Je
mag altijd € 1.000.000 in aftrek brengen.
Art. 10b VPB: Voor het geval sprake is van een langlopende lening (10 jaar of langer) en het moet een onzakelijk
laag rentepercentage hebben. Het gaat alleen maar om leningen binnen de groep. Er zou sprake kunnen zijn bij
lening B. Lening A niet want met een derde partij heb je altijd een zakelijke rente.
Art. 10a lid 1 onderdeel d VPB: Indien sprake is van een deelnemerschaplening. Dit is van toepassing als je onder
zulke voorwaarden leningen verstrekt dat je als het ware deelneemt in het eigen vermogen. Het wordt dan
aangemerkt als kapitaal in plaats van schuld.
Art. 8 VPB: Als je een onzakelijk hoog rentepercentage hebt afgesproken, je moet dan corrigeren naar een
zakelijke rente.
Art. 12aa VPB: Dit is het geval bij hybride mis-matches.
4. Is een winstuitdeling van BV X en BV Y belast op het niveau van Houdster BV?
Is de deelnemingsvrijstelling van toepassing?
- Belang van meer dan 5%.
- Art. 13 VPB: (Oogmerktoets, onderworpenheidtoets of bezittingentoets)
BV X:
Voldoet altijd aan de onderworpenheidtoets, want binnenlands belastingplichtig. Dit is eigenlijk altijd het geval bij
binnenlands belastingplichtige.
5. Tussen welke vennootschappen is een Nederlandse fiscale eenheid mogelijk?
Art. 15 VPB. Vereist is dat maatschappijen in Nederland gevestigd zijn. De houdster kan een fiscale eenheid vormen
met Actieve BV X. De Passieve BV Y niet, want je moet echt in Nederland gevestigd zijn, niet mogelijk is al je fictief in
Nederland gevestigd bent. Is er dan geen sprake van discriminatie? Arrest X Holding geeft aan dat dit een
belemmering is, maar toegestaan.
De stichting ook niet en de in Amerika gevestigde Limited ook niet. Art. 15 lid 4 VPB geeft aan dat er eisen zijn.
6. Wat zijn de gevolgen als BV X en Houdster BV fuseren?
De hoofdregel bij een fusie is dat je wordt geacht al je bezittingen te vervreemden. Dit leidt tot afrekenen over de stille
reserves. In sommige situaties geldt er een faciliteit. Kan je hier een beroep op de faciliteit van art. 14 VPB kunnen
doen? Nee want er zijn verrekenede verliezen. Je mag dus geen neutrale fusie doen (boekwaarde doorschuiven). Je
kan wel een verzoek doen om toch nog een fiscaal neutrale fusie te krijgen, dan kan je afspraken maken wat je daarna
met die verliezen mag doen. Dit leidt doorgaans tot winstsplitsing.
Master Fiscaal Recht
Semester 2
,Werkcollege Capita Selecta Vennootschapsbelasting
Opgave 2: Geschiedenis en vorm van de VPB
Voor deze en de volgende opgaves zouden de volgende bronnen u inspiratie kunnen bieden:
Hoofdstuk 1 en 2 van het boek Hoofdzaken VPB;
S. Cnossen, ‘Vennootschapsbelastingregimes: keuzes in kaart’, WFR 2018/223
FIT bundel: 50 jaar vennootschapsbelasting
P.H.J. Essers, Grondslagen van de vennootschapsbelasting in relatie met de inkomstenbelasting, WFR 2019/187.
J.P. Boer & F.J. Elsweier, Hinken op twee gedachten: over de rechtsgrond(en) van de Wet VPB 1969 in De Toekomst
van de Vennootschapsbelasting: Lessen uit 50 Jaar Wet VPB 1969 (pp. 31-46), Deventer: Kluwer (zie Canvas).
1. Omschrijf waarom er volgens u een vennootschapsbelasting bestaat? Zou de vennootschapsbelasting niet beter
afgeschaft kunnen worden?
Het lijkt me niet dat de vennootschapsbelasting kan worden afgeschaft vanwege het budgettaire belang. Het bestaan
van een vennootschap belasting draagt ook bij aan het bestaan van een globaal evenwicht tussen IB- en VPB-
ondernemer. Het is dus om te voorkomen dat je een vlucht in de BV krijgt en daarmee uitstel. Hierdoor heb je eigenlijk
al de VPB nodig. Daarnaast is het mogelijk gerechtvaardigd door het buitenkansbeginsel.
Antropomorfe visie/profijtbeginsel/compensatietheorie zijn eigenlijk niet van toepassing, dit mogelijk lezen in het
boek!
De rechtsvormneutraliteit kan een reden zijn om de VPB af te schaffen. Nadeel van een systeem van bronbelasting is
het oppotten van winsten. Dat zou kunnen leiden tot het vluchten naar een belastingvrije BV-zone. Nederland komt
hierdoor mogelijk op een zwarte lijst met belastingparadijzen. Als je op die zwarte lijst komt zou het kunnen zijn dat
de CFC-regels van toepassing worden, dit leidt tot hetzelfde resultaat als die 15% bij heffing in het buitenland.
Mogelijk als het ene land niet heft, gaat het andere land heffen. We willen naar een systeem toe waarbij die
bedrijven minimaal 15% VPB betalen. Andere landen zouden dan bij heffen over de winst die in Nederland niet belast
wordt. Waarom zou je dit doen?
2. Geef enkele voorbeelden van ontwikkeling die in het verleden aanleiding hebben gegeven om de Wet VPB 1969 te
veranderen.
Internationale concurrentiepositie:
- Tariefdaling en grondslagverbreding: De tarieven zijn gedaald voor het vestigingsklimaat maar tegelijkertijd is ter
financiering daarvan de grondslag verbreed. Je laat bijvoorbeeld minder renteaftrek toe, minder verliesverrekening.
- Innovatie box: RDA-aftrek: Dit heeft twee doelen, Nederland aantrekkelijk maken en het stimuleren van innovatie
box.
Tegengaan belastingontwijking:
- ATAD 1 en 2: Richtlijn om belastingontwijking tegen te gaan. De hybride mismatches komen hier uit voort.
Strijdigheid met EU-recht
- Aanpassing fiscale eenheid en deelnemingsvrijstelling.
- Globalisering: De VPB is hierdoor vatbaarder voor grondslaguitholling. Een voorbeeld hiervan is art. 15b VPB.
De rechtsgrondslagen die aangedragen worden voor het hebben van een vennootschapsbelasting:
Antropomorfe visie: Een rechtspersoon is zelfstandig en moet hetzelfde worden behandeld als een natuurlijk
persoon. Kritiek: Maar indirect belast je ook natuurlijke personen. De aandeelhouders betalen uiteindelijk de
prijs. Dit zou oppotten makkelijker maken als er geen VPB wordt geheven.
Leer van het globaal evenwicht: De belastingheffing in de IB moet ongeveer gelijk zijn aan de dubbele druk bij
de BV. Dat is nu ongeveer ook het geval. Kritiek: Maar er bestaat nog steeds verschil. Dit is juist een argument
om het afschaffen en te heffen via de inkomensbelasting.
Compensatietheorie: Alleen heffen van VPB over capital gains bij de aandeelhouder. Kritiek: Maar dan heb je
geen verklaring waarom je uitgekeerde winst heft. Dus een echte verklaring kan deze theorie niet geven.
Profijtbeginsel: Als je je geld stopt in een BV heb je als voordeel dat je niet hoofdelijk aansprakelijk bent.
Kritiek: Maar het profijt is erg moeilijk te meten en daarnaast realiseert dit profijt zich pas wanneer je wordt
aangesproken.
Buitenkansbeginsel: Degene die kapitaal investeert in een onderneming heeft de mogelijkheid om een winst
te realiseren die een belegger niet kan halen. Kritiek: Maar dan moet je alleen heffen over die extra winst die
de onderneming oplevert.
Budgettaire argument: Het levert geld op. Dit verklaart waarom we nog even aan de VPB vast zitten. Over de
dividendbelasting wordt al heel erg moeilijk gedaan om het af te schaffen. Kritiek: Dit is een praktisch
argument.
Master Fiscaal Recht
Semester 2
, Werkcollege Capita Selecta Vennootschapsbelasting
Opgave 3: BV Geld
BV Geld produceert en verkoopt boeken. In 2021 is een winst (vóór VPB) behaald van € 1.000.000. De winst (na VPB) wordt
geheel uitgekeerd aan de heer Van der Geld die enig aandeelhouder van de BV is.
1. Stel dat de heer Van der Geld naast zijn BV ook nog een eenmanszaak heeft. De aandelen in BV Geld maken deel uit
van het ondernemingsvermogen. Is dan het klassieke stelsel van toepassing op de situatie van de heer Van der Geld?
Klassieke stelsel: Er wordt VPB geheven zonder rekening te houden met de heffing van inkomstenbelasting bij de
aandeelhouders(s). Van der Geld betaald eerst VPB en vervolgens zit hij in de IB in box 1. Bij een DGA is het meestal zo
dat hij een onderneming in de BV heeft zitten en dat hij zelf alleen maar aandeelhouder is. De aandeelhouder zit dan
gewoon in box 2 en de BV is belast voor de VPB.
Als de aandelen deel uitmaken van het ondernemingsvermogen vallen de aandelen in box 1. In dat geval is het
klassieke stelsel van toepassing omdat box 1 geen rekening houdt met eventuele voordruk van de VPB. Er wordt eerst
VPB geheven over de winst, en vervolgens bij uitkering wordt geheven in box 1 tegen het progressieve tarief.
Als het in box 1 zou zitten heb je met het klassieke stelsel te maken, als je in box 2 zit dan wordt er een klein beetje
rekening mee gehouden. Box 2 is een deels geïntegreerd stelsel. Een klein belang in box 3 is een forfaitaire heffing, dus
ongeacht je daadwerkelijke rendement word je belast. Het is dus een klein beetje op elkaar afgestemd maar niet
helemaal.
2. Hoe zou volgens u in Nederland de relatie tussen de IB en de VPB moeten zijn? Licht dit toe aan de hand van een
voorbeeld.
Mogelijk is ene stelsel van volledige integratie. Stel de
winst is € 100 en dan wordt er € 25 aan VPB betaald. Er is
dan nog € 75 van de winst over. In een stelsel van
volledige integratie wordt de aandeelhouder belast. Die
€ 100 is ook belast bij de aandeelhouder waardoor hij € 52
betaald in box 1. Maar die € 25 VPB mag je verrekenen
met de te betalen IB, dus dan € 52 - € 25 = € 27 wat je nog
aan IB moet betalen. Netto beschikbaar is dan dus € 48.
Dus de VPB mag in aftrek worden gebracht van de nog te
betalen IB. Je begint met VPB heffing maar die kan de
natuurlijke persoon vervolgens verrekenen met de IB.
Opgave 4: Rechtsgrondslagen van de VPB
In het rapport van de adviescommissie ‘Belastingheffing van multinationals’ van april 2020 (dat nader aan bod komt in onder
meer week 12) wordt ook ingegaan op de vraag waarom de vennootschapsbelasting bestaat. Bij het antwoord op die vraag
besteedt het rapport onder meer aandacht aan de rol van de vennootschapsbelasting als (voor)heffing op het rendement van
aandeelhouders.
1. Leg uit welke in de literatuur aangevoerde rechtsgrondslag voor de Nederlandse vennootschapsbelasting u herkent in
deze overweging uit het rapport over de rol van de vennootschapsbelasting als (voor)heffing op het rendement van
aandeelhouders.
Leer van het globale evenwicht. Hier houdt je rekening bij de IB-heffing met de VPB-heffing. Je wil ze op elkaar
afstemmen, het is dan een soort voorheffing. Als je in box 2 zit is het niet zo dat je die VPB kan verrekenen als een
soort voorheffing. De tarieven zijn een beetje op elkaar afgestemd. Het is dus niet echt een voorheffing.
Steunfunctie: Als je geen VPB heft, dan gaat iedereen een BV opheffen. Iedereen gaat dan de belasting uitstellen.
2. Geef een concreet voorbeeld van een situatie waarin, onder huidig recht, de rol van de Nederlandse
vennootschapsbelasting als (voor)heffing op het rendement van aandeelhouders niet consequent wordt toegepast.
Geef daarbij ook aan welke andere rechtsgrondslag voor de Nederlandse vennootschapsbelasting in die
voorbeeldsituatie de boventoon lijkt te voeren.
Box 1 en box 3. Als de aandelen toerekenbaar zijn aan de onderneming wordt het niet consequent toegepast,
hetzelfde is bij box 3. In die situatie dat het niet consequent in aanmerking wordt genomen, dan denken we aan de
antropomorfe visie. De VPB voor een lichaam is wat de IB is voor een natuurlijk persoon. Een andere rechtsgrondslag
is het klassieke stelsel. In een box 1 of box 3 situatie is het niet goed op elkaar afgestemd. De voorheffing is dan niet
consequent toegepast, dus dan zit je eigenlijk in een klassiek stelsel. Dit lijkt veel meer de achterliggende motivatie of
grondslag.
Master Fiscaal Recht
Semester 2