Leerdoelen Medische kennis blok 2
In eigen woorden weergeven wat de begrippen gezondheid en ziekte betekenen.
1.1.1 Gezondheid en ziekte hoofdstuk 1 Pathologie
Gezondheid
Gezondheid “Het vermogen zich aan te passen en een eigen regie te voeren, in het licht van de
fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven.”
Dit boek gaat uit van een medisch-biologische visie op gezondheid.
Deze visie gezondheid is een toestand waarin alle vitale functies naar behoren werken.
- De orgaansystemen in een gezond lichaam functioneren optimaal.
- Handhaving homeostase, constant blijven van de interne omstandigheden in veranderende
externe omstandigheden.
Ziekte
Uitgaande van het concept homeostase kan ziekte worden gedefinieerd als een afwijking van de
normale lichaamsstructuren en -functies die resulteert in verstoring van de vitale functies.
Pathologie leer van ziekten in het algemeen.
Pathofysiologie die van de fysiologische processen die tot de ziekte leiden.
Patholoog is een arts die de veranderingen in het lichaam als gevolg van ziekte bestudeert.
Uitleggen wat bedoeld wordt met draagkracht.
Powerpoint hoor- en werkcollege
Draagkracht – Draaglast
Wat je aan kunt – wat je voor je kiezen krijgt
Decompensatie = als wat je aan kunt kleiner is dan
dat was je voor je kiezen krijgt.
,Draagkracht
Wordt bepaald door onder andere:
aanleg (constitutie)
conditie
psychische en sociale factoren
Endogeen of exogeen.
De factoren benoemen die de gezondheid kunnen verstoren c.q. ziekte kunnen veroorzaken. En
daarbij uitleggen wat endogene en exogene factoren zijn.
1.5 en 1.6 Pathologie / Klinische pathologie (PDF) / powerpoint hoor- en werkcollege
Etiologie ziekteoorzaken.
Pathogenese gaat het om ontstaansmechanisme van een ziekte, met andere woorden: de wijze
waarop de oorzaak leidt tot de anatomische en fysiologische veranderingen in het lichaam die
uiteindelijk in ziekte resulteren.
Idiopathische ziekte oorzaak van een ziekte is niet bekend.
Oorzaak
Erfelijke aandoeningen Afwijking in genen of chromosomen.
Bijv. hemofilie, taaislijmziekte, sikkelcelanemie.
Congenitale aandoeningen (aangeboren) Zijn aanwezig bij de geboorte en kunnen erfelijk zijn
of verworven.
Bijv. spina bifida (open rug)
Degeneratieve aandoeningen De structuur of werking van de aangedane weefsels
of organen gaan geleidelijk achteruit.
Bijv. atherosclerose, artrose, Alzheimer.
Ontsteking/auto-immuunziektes/allergieën Zogenaamde inflammatoire aandoeningen.
- Niet-infectieuze aandoeningen (astma, Verhoogde activiteit van het immuunsysteem.
systemische lupus erythematodes, Infectieuze aandoeningen worden veroorzaakt door
hooikoorts) pathogene micro-organismen, zoals bacteriën,
- Infectieuze aandoeningen (tuberculose, virussen en schimmels.
griep, syfilis)
Neoplasmata/nieuwvormingen Abnormale cel- of weefselgroei, tumoren en kanker.
Bijv. longkanker, maligne melanoom, borstkanker.
Metabole stoornissen Gestoorde stofwisseling op cellulair niveau.
Bijv. diabetes mellitus, hypothyreodie, acromegalie.
Trauma’s Fysische of chemische beschadiging.
Bijv. Brandwonden, bevriezing en botbreuken.
Voedingsgerelateerde aandoeningen Gevolg inname van te weinig of juist te veel
voedingsstoffen.
Bijv. ijzergebreksanemie, scheurbuik, obesitas.
1.6 Risicofactoren
Risicofactoren vergroten de kans dat iemand een bepaalde ziekte krijgt. Geen oorzaak.
Mensen hebben een verhoogde kans om deze ziekte te krijgen, hoeft zich niet te ontwikkelen.
Kunnen endogeen en exogeen zijn.
Endogeen genetisch
Exogeen omgevingsgebonden
,Endogeen:
- Erfelijk (hereditair)/ Familiair
- Congenitaal (aangeboren)
Genetisch
Autosomaal recessief ziekte krijgt iemand alleen als die van allebei zijn of haar ouders het
veranderde gen heeft gekregen.
Autosomaal dominant ieder kind heeft 50% om de aanleg te erven. Van één van de ouders
het foute gen.
Geslachtsgebonden recessief Bij X-gebonden ziektes zit er een foutje (mutatie) op het X-
chromosoom. Mannen hebben één X- en één Y-chromosoom (XY). Als ze de X met het foutje
van hun moeder krijgen, hebben ze de ziekte. Vrouwen hebben twee X-chromosomen (XX).
Bij de meeste X-gebonden recessieve ziektes krijgen mannen de ziekte dus wel en vrouwen
niet. Mannen (XY) hebben namelijk geen tweede, gezond X-chromosoom zonder foutje
(mutatie).
Exogeen
- Fysisch (mechanisch, straling, thermisch)
Mechanisch (ongevallen, mishandeling of automutilatie (zelfverminking))
Straling (zonnebrand, röntgen)
Elektrisch (bliksem, stroomdraden)
Thermisch (brandwonden, bevroren)
- Chemisch
Roken
Alcohol
Medicijnen
Giftige stoffen (ammoniak)
- Microbiologisch
Alle bacteriën, virussen, schimmels die we binnenkrijgen.
Via lucht of huid bijvoorbeeld.
- Immunologisch
Afweerreacties
Hooikoorts, eczeem etc.
- Voeding
Te weinig
Te veel
Ongebalanceerd verschil in beschikbaarheid van voedsel.
- Psychosociaal
Stress
- Multifactoriële aandoeningen
Aandoeningen door optelsom van verschillende factoren.
Beschrijven welke mogelijkheden voor diagnostisch onderzoek er zijn. Met daarbij specifiek de
beeldvormende.
1.2 Pathologie / figuur 1-10 (anatomie en fysiologie) / powerpoint hoor- en werkcollege
Artsen proberen er door middel van klinisch redeneren achter te komen welke ziekte een patiënt
heeft, zodat ze een gerichte behandeling kunnen inzetten.
, Diagnostiek is het proces waarmee wordt vastgesteld wat de oorzaak van de klachten of
afwijkingen is.
Verschillende soorten informatie gebruikt uit:
- Anamnese
‘verhaal’ van de patiënt, familieleden of andere betrokkenen.
- (Medisch) lichamelijk onderzoek
Verschillende technieken
Inspectie ‘bekijken’ van de buitenkant van het lichaam en van de bewegingen en
de houding van de patiënt, letten op eventuele afwijkingen.
Palpatie lichaam wordt met vingers of handen afgetast. Hiermee kunnen de
grootte, de structuur, het oppervlak, de plaats en de gevoeligheid van organen of
lichaamsdelen worden onderzocht.
Auscultatie luisteren, naar net name de longen, het hart en de darmen.
Percussie lichaamsdelen te bekloppen, kunnen de omvang, de ligging van organen
en de consistentie van de onderliggende structuren worden beoordeeld.
- Aanvullend onderzoek
Bevat laboratoriumonderzoek, beeldvormend onderzoek, functieonderzoek en pathologisch-
anatomisch onderzoek.
Laboratoriumonderzoek onderzoek naar samenstelling urine, bloed, uitstrijkjes, sputum of
ander lichaamsmateriaal.
Functieonderzoek onderzoek waarbij de werking van delen van het lichaam wordt getest,
zoals hart en hersenen. Bijvoorbeeld een ECG of een EEG.
Pathologisch-anatomisch onderzoek afwijkingen of cel- of weefselniveau. Bijvoorbeeld
biopt.
Beeldvormend onderzoek:
Röntgenonderzoek waarbij röntgenstralen, een soort elektromagnetische stralen,
worden gebruikt om inwendige structuren in beeld te brengen.
Radiopaak voorwerpen die ondoordringbaar zijn voor röntgenstraling.
Beenweefsel = wit, is namelijk radiopaak weefsel
Minder radiopake weefsels in grijs- tot zwarttinten op de foto verschijnen.
CT-scan meer straling en meer kosten, transversaal. Vooral voor botten.
MRI magneet, reageren op waterstofprotonen, vooral op weefsels. Zitten veel
waterstofprotonen, komt veel beweging en ontstaan radiogolven.
Echografie waarbij beelden van inwendige organen worden gemaakt met behulp
van de weerkaatsing van geluidsgolven tegen verschillende soorten weefsels.
De kenmerken van een ziekte benoemen: symptomatologie en ziektebeloop.
1.2 en 1.4 Pathologie / Powerpoint hoor- en werkcollege
Symptomatologie:
Symptonen ziekten zijn vaak te herkennen aan bepaalde, typische symptonen.
Subjectieve klachten pijn, duizeligheid of jeuk bijvoorbeeld.
Meetbare, observeerbare verschijnselen abnormaal hartritme, afwijkende ademfrequentie,
koorts, zweten of een bleke huid.
Asymptomatisch ziekten verlopen zonder ziekteverschijnselen, zoals chlamydia.
Syndroom ziekte waarbij altijd sprake is van eenzelfde combinatie van symptonen.
In tegenstelling tot bij syndromen zijn bij de meeste andere ziekten verschillende symptonen in
verschillende combinaties aanwezig bij patiënten.