Ontw. psychologie
H1.
- Paradigma= eigen model van principes en redeneerregels, men wil zich
hieraan houden.
Ontwikkeling = verandering.
- Rijping, wil zeggen dat het genetisch potentieel zich ontvouwt en leidt tot
groei. Groei = een toename in omgang, functies en in complexiteit van gedrag en
beleving.
- Behaviouristen = gedrag. De kinderlijke ontwikkeling drijft volgens hen op
ervaring en leerprocessen Wat is aangeboren, is als een leg harde schrijf met een
enorme opnamecapaciteit voor een uitgebreid repertoire van beleven en gedrag.
Positieve gevolgen van wat een kind doet werkt als versterking.
Negatieve gevolgen zwakken zijn gedrag af.
- Maturisten = rijpen. Kinderen ontwikkelen zich volgens een Natuurlijk plan.
Zij hebben afhankelijk van hun leeftijd, eigen vaardigheden, denkwijzen en
gevoelspatronen. Kinderen hebben bij de geboorte de beschikking over een
aantal aanvangsgedragingen, deze veranderen steeds en worden ingewikkelder.
Ontwikkelingsprincipes: aanleg en ervaring.
- Alles wat erfelijk is, is ook aanleg. Andersom geldt dit niet.
De ziekte van de moeder tijdens de zwangerschap kan het kind beïnvloeden, of
wanneer de moeder rookt.
- Piaget= wordt vaak gezien als de psycholoog van het natuurlijke proces van
denkontwikkeling.
- Evocatieve wisselwerking = niet alleen de omgeving lokt een bepaald
gedrag uit, maar kinderen kunnen door hun gedrag net zo goed uitlokken tot een
bepaald soort omgeving.
Een gevoelig kind pikt de minste geringste afkeuringen op.
Een grof besnaarder kind gaan veel kritische opmerkingen heen.
- Actieve wisselwerking= Wil de omgeving invloed hebben op het kind, dan
moet er iets zijn wat een kind aanspreekt.
- Passieve wisselwerking = huiselijk milieu. Dat is de omgeving die op basis
van erfelijkheid het meest aansluit bij de kinderlijke aanleg, omdat hij wordt
vormgegeven door de ouders. Die doen dat in overeenstemming met hun eigen,
voor een deel eveneens aangeboren eigenschappen.
Kinderen delen ongeveer de helft van hun genen met hun vader en moeder.
- Ontwikkeling vindt plaats doordat kinderen op een gegeven moment realiseren
dat hun bestaande manier van denken, niet meer klopt. Het verstandelijke
evenwicht tussen hen en de dingen en verschijnselen om hen heen is verstoord.
Via een nieuw denpatroon moet dat worden hersteld. Zolang de rijping van het
neurologische systeem niet klaar is voor bepaalde functies, is ontwikkeling door
ervaring niet mogelijk.
Fasen in de ontwikkeling
Kritieke periode = In een bepaalde rijpingsfase een bepaalde ervaring
ontbreekt, is er onherroepelijk schade.
- Gevoelige periode= In een bepaalde rijpingsfase is een bepaalde ervaring
, optimaal, maar later kan ook nog.
- Het profiel van een kind van de ene naar de volgende fase verandert.
- Plotselinge kwalitatieve overgangen = een dag kan een kind opeens lopen,
geen plieptuig maar vliegtuig, tekent het een heel poppetje ipv een kop voeter.
Biologisch primaire vermogens (belangrijk, komt op de 1 e plaats)= Bijv.
de taal leren, spelenderwijs.
Zwemmen is voor vissen een primair vermogen, maar voor de mens secundair.
Verliefd worden is een primair vermogen, en geen ontwikkelingstaak. Maar een
huwelijk veel jaren in stand houden, mag je als secundair vermogen een
ontwikkelingstaak noemen.
Biologisch secundaire vermogens= Komt op de 2e plaats en is niet heel
belangrijk.
Bijv. zwemmen voor mensen.
Ontw. psychologie
H3 Zintuigen
Volgorde van waarnemen en reageren
zintuigen > prikkels > zintuigzenuwen > hersenen > zenuwbanen >
spierbeweging > spierzintuigen.
Dit netwerk is bij een pasgeboren baby niet compleet. Dit invullen is een kwestie
van rijping en ervaren.
Het spiegelen in de hersenen lijkt de neurologische basis te zijn van het kunnen
inschatten van bedoelingen van een ander die je iets ziet doen.
*Informatieverwerking= prikkels die je bereiken via de zintuigen.
* Sociale cognitie= het begrijpen van de bedoelingen van een ander en daar
passend op kunnen inspelen. (mensen kennis)
* Retentietijd= Een herinnering die een baby kan vasthouden
* Ogen zijn een dominant zintuig, wanneer een baby geluid hoort draait de baby
zijn gezicht mee, de kant op van het geluid
* Baby’s die al vroeg alert waren in het volgen van de blikrichting, met 18
maanden verder waren in taalontwikkeling. Dit kan 2 oorzaken hebben, zien dat
vader/moeder ergens naar kijkt en daarbij iets zegt. Dit versterkt het besef dat er
bij bepaalde situaties stemgeluiden horen. Of bij het prille aanvoelen dat bij
verschillende dingen of situaties stemgeluiden horen.
* In de baarmoeder kan het ongeboren kind
- zien (licht en donker + omtrekken van een simpele vorm + contrast tussen
voorwerp en omgeving)
- horen (moeders stem en moeders hart, harde muziek met hoge tonen en zang)
- proeven (slokjes vruchtwater, als het gezoet wordt, drinkt hij er meer van)
* Een omgeving die rijk is aan prikkels, maakt een kind actief. Een eigen activiteit
is een motor voor de ontwikkeling.
- Novelty preference= net even nieuw of anders is prikkelend
- Habituatie= aanhoudende prikkel dringt niet meer door
- Herkenning= bekende prikkel wordt opnieuw waargenomen