Hoofdstuk 10.1
Het ontbreken van echte relaties met andere mensen maakt ons eenzaam, hopeloos, hulpeloos en machteloos.
Een sociaal psycholoog stelt dat de behoefte aan ‘zelfexpansie’ een centrale rol speelt in de motivatie van de
mens: het verlangen naar eenwording met een ander. Zodat we toegang krijgen tot de kennis, inzichten en
belevingen van de ander en onze eigen levenservaringen kunnen verbreden en verdiepen.
Hoofdstuk 10.1.1
Nabijheidseffect: hoe meer we mensen zien en met ze omgaan, hoe groter de kans dat ze onze vrienden
worden. (Mensen die dichterbij je staan ga je meer mee om dan mensen die verder weg van je staan, zoals
vaste plekken en rijen in een klaslokaal)
Onderzoekers toonden aan dat aantrekkelijkheid en nabijheid niet alleen afhankelijk zijn van daadwerkelijke
fysieke afstand, maar ook van ‘functionele afstand’. Met functionele afstand bedoelen zij bepaalde
bouwkundige aspecten die de kans groter maken dat sommige mensen vaker in contact komen met elkaar dan
met anderen.
Blootstellingseffect (mere exposure effect): hoe meer we worden blootgesteld aan een stimulus, hoe groter de
kans is dat we er sympathie voor gaan opbrengen. Daaraan zit wel een voorbehoud; als de persoon in kwestie
een onuitstaanbaar figuur is, zul je natuurlijk juist een steeds grotere hekel aan die persoon krijgen naarmate je
hem vaker ziet. Maar als zulke negatieve eigenschappen afwezig zijn, bevordert de vertrouwdheid
aantrekkelijkheid en sympathie.
Hoofdstuk 10.1.2
Naast het nabijheidseffect is er nog een ingrediënt nodig om een vriendschap te laten ontstaan, dat ingrediënt
is gelijkenis: een match tussen onze belangen, attitudes, waarden, achtergrond of persoonlijkheid en die van
een andere persoon.
Onderzoek wijst uit dat het gelijkenis is, en niet complementariteit, die mensen samenbrengt.
Ook gelijkenissen in karaktereigenschappen bevorderen sympathie en aantrekkelijkheid. Overeenkomsten in
karaktereigenschappen zijn ook belangrijk voor homo- en heteroseksuele stellen en vrienden.
Tracking: groepering van studenten aan de hand van hun academische capaciteiten
Bij een onderzoek naar de vriendschapspatronen van studenten die zich richtte op de effecten van tracking
werd ontdekt dat studenten veel sneller vrienden van hun eigen niveau kozen. Blijkbaar spelen nabijheid en
aanvankelijke gelijkenis duidelijk een rol bij de vorming van deze vriendschappen.
Kortom, gedeelde ervaringen bevorderen de aantrekkelijkheid.
Tot slot werkt gelijkenis ook als het gaat om meer oppervlakkige overwegingen. Zonder het te beseffen word je
vaak aangetrokken tot degenen die op je lijken. Dat houdt zelfs in dat je eerder mensen uitvraagt voor een date
als die qua aantrekkelijkheidsniveau op je lijken.
Mensen neigen ook toe te trekken naar anderen die genetisch op hen lijken. Dat wil zeggen dat vrienden meer
gelijksoortig DNA hebben dan vreemden. Deze gegevens bewijzen natuurlijk niet dat onze genen onze
vriendschappen veroorzaken of dat ons DNA ons naar bepaalde personen toedrijft. Dit is per slot van rekening
een correlationele studie en geen experiment.
Gaat het om voortplanting, dan is genetische gelijkheid echter een nadeel. Uit onderzoek bij muizen is bekend
dat vrouwelijke muizen vaak op zoek gaan naar mannelijke partners die, genetisch gezien, een ander
immuunsysteem hebben. Nakomelingen uit dergelijk ouderschap zijn gezonder en leven langer. Muizen stellen
zoiets vast met behulp van hun reukorgaan. Bij mensen is het reukorgaan minder belangrijk geworden, maar
het speelt nog wel een rol. Vrouwen blijken geuren van mannen te verkiezen die qua immuniteit in grote mate
van henzelf verschillen.
In de eerste plaats: gelijkenis is een uiterst belangrijke variabele in hechte relaties, maar het is essentieel dat
we daarbij onderscheid maken tussen ‘feitelijke’ en ‘waargenomen’ gelijkenis. Een gevoel van gelijkenis met
een ander is belangrijk, zo belangrijk zelfs dat we soms ideeën creëren over de gelijkenis tussen onszelf en
1
, intimi, zelfs wanneer deze overeenkomsten er niet zijn.
In de tweede plaats: een gebrek aan gelijkenis lijkt een belangrijke rol te spelen in een bepaald relatietype.
Hoofdstuk 10.1.3
De wetenschap dat iemand ons aardig vindt, maakt dat we die persoon aantrekkelijker vinden. Genegenheid is
zo sterk dat het zelfs de afwezigheid van gelijkenissen kan compenseren.
Maar hoe krachtig is wederzijdse genegenheid nu eigenlijk? Volgens onderzoek krachtig genoeg om onze
neiging, om meer aandacht te schenken aan aantrekkelijke gezichten, te neutraliseren.
Het is logisch dat belangstelling van iemand die we leuk vinden onze normaliter chronische aandacht voor
aantrekkelijke alternatieven zal verstoren.
Hoofdstuk 10.1.4
Nabijheid, gelijkenis en wederzijdse sympathie zijn niet de enige factoren die bepalen wie we aardig vinden en
wie niet. Het gaat namelijk ook om de fysieke aantrekkelijkheid.
Uit een meta-analyse van een groot aantal onderzoeken bleek dat beide seksen waarde hechten aan
aantrekkelijkheid, maar dat het voor mannen iets sterker geldt. Dit genderverschil was echter groter als de
attitudes van mannen en vrouwen werden gemeten, en niet hun daadwerkelijke gedrag. Mannen zullen
misschien eerder dan vrouwen zeggen dat ze fysieke aantrekkelijkheid belangrijk vinden, maar als het op
gedrag aankomt zullen de seksen min of meer gelijk reageren op de aantrekkelijkheid van anderen. Uit allerlei
studies blijkt dan ook dat beide seksen aangeven fysieke aantrekkelijkheid het allerbelangrijkste kenmerk te
vinden voor het opwekken van seksueel verlangen, een bevinding die zowel bij heteroseksuele als
homoseksuele mannen én vrouwen is gedaan.
Vrouw • uiterlijk van partner • kijkt m.n. naar gezicht • En benen van andere vrouwen
Man • status kenmerken • Kijkt naar buik, heup gezicht • en kruis van mannen
Hebben alle culturen dezelfde percepties van wat mooi of knap is? Het antwoord is verrassend genoeg ja.
Hoewel raciale en etnische groepen verschillende gelaatskenmerken hebben, zijn mensen uit de meeste
culturen het eens over wat een mensengezicht aantrekkelijk maakt.
Mensen vinden symmetrische gezichten aantrekkelijker dan asymmetrische. Evolutionair psychologen stellen
dat symmetrische kenmerken op een goede gezondheid en vruchtbaarheid dienen. Mensen prefereren een
symmetrisch gezicht omdat het naar ‘goede genen’ verwijst.
De variabele die de belangrijkste verklaring biedt voor interpersoonlijke aantrekkelijkheid is wellicht
vertrouwdheid. Het verschijnsel vertrouwdheid ligt ook ten grondslag aan veel van de andere besproken
concepten: nabijheid (mensen die we vaak zien, worden vertrouwd doordat we vaak aan ze worden
blootgesteld), gelijkenis (mensen die zijn zoals wij lijken vertrouwd) en wederzijdse sympathie (mensen die
elkaar aardig vinden, leren elkaar kennen en raken vertrouwd met elkaar). Al deze aantrekkelijkheidsvariabelen
kunnen uitingen zijn van onze onderliggende voorkeur voor het vertrouwde en het veilige ten opzichte van het
onbekende en potentieel gevaarlijke.
Halo-effect: het halo-effect is een cognitieve bias waarbij de perceptie van een positieve eigenschap bij een
individu ertoe leidt dat we makkelijker geloven dat dit individu ook andere (zelfs ongerelateerde) positieve
eigenschappen heeft. Mensen schrijven aantrekkelijke personen positieve eigenschappen toe die niets met hun
uiterlijk te maken hebben. Deze tendens wordt het ‘wat mooi is, is goed’-stereotype genoemd.
Uit meta-analyses is gebleken dat fysieke aantrekkelijkheid het grootste effect heeft op de attributies over
iemands sociale competentie; van knappe mensen wordt doorgaans gedacht dat ze socialer, extraverter en
populairder zijn dan minder aantrekkelijke mensen. Ook wordt gedacht dat ze seksueler, gelukkiger en
assertiever zijn.
Zie bladzijde 331 en tabel 10.1
2