Hoofdstuk 10- Stress, gezondheid en ziekte: theorie
Hoofdstuk 10.1
Stress wordt meestal op één van de volgende drie manieren onderzocht:
- Als stimulus of gebeurtenis buiten het individu
- Als psychologische interactie tussen een stimulus of gebeurtenis en de cognitieve en emotionele
kenmerken van het individu
- Als lichamelijke of biologische reactie
Hoofdstuk 10.1.1
Mensen schrijven stress toe aan een gebeurtenis, bijvoorbeeld verhuizen of trouwen. Onderzoekers
denken dat ze de gebeurtenis en de eigenschappen ervan kunnen definiëren en objectief meten; ze
labelen de gebeurtenis (bijvoorbeeld een huwelijk) en bepalen verschillende aspecten van de
gebeurtenis, zoals de nabijheid (bijvoorbeeld volgende week, volgend jaar).
Stressoren kunnen catastrofale gebeurtenissen zijn, zoals aardbevingen, overstromingen of
vliegtuigongelukken of, wat vaker voorkomt, belangrijke levensgebeurtenissen, zoals werkloos
worden, aan een nieuwe baan beginnen, trouwen of scheiden, een kind baren, iemand verliezen
door overlijden of even met vakantie gaan. Het is belangrijk om te beseffen dat deze
levensgebeurtenissen zowel positief als negatief van aard kunnen zijn.
Levensgebeurtenis: gebeurtenissen in iemands leven die als positief of negatief kunnen worden
ervaren (bijvoorbeeld trouwen, werkloos worden), maar waarvoor op z’n minst enige aanpassing
nodig is van de betrokkene
De belangrijkste voorstanders van bovenstaande benadering zijn Holmes en Rahe, die in 1967 hun
theorie over levensgebeurtenissen opstelden. Zij stellen dat levensgebeurtenissen niet op zichzelf
staan, maar cumulatieve effecten sorteren; dus hoe meer levensgebeurtenissen iemand heeft
meegemaakt, hoe groter de kans is dat er problemen met de lichamelijke gezondheid ontstaan.
Bovendien beweren ze dat specifieke typen gebeurtenissen elkaar nadelig kunnen beïnvloeden.
Op deze beweringen gekomen door 5000 deelnemers die een lijstje moesten maken van
stressvolle gebeurtenissen daaruit werden een representatieve reeks van 43 veel genoemde
events gekozen vervolgens vroegen ze een nieuwe steekproef van +/- 400 mensen deze
gebeurtenissen te rangschikken op impact bovendien vroegen ze de deelnemers elk van de
gebeurtenissen te vergelijken met trouwen, waaraan de onderzoekers een arbitraire waarde van 500
hadden toegekend (Als een respondent van mening was dat voor een echtscheiding tweemaal zo
veel aanpassing nodig was als voor een huwelijk, kreeg deze gebeurtenis een waarde van 1000).
Door de beoordeling die aan elke situatie was toegekend te middelen en de resultaten naar ernst te
rangschikken, hebben Holmes en Rahe een schaal opgesteld die bekend staat als de social
readjustment rating scale of SSRS (sociale heraanpassingsschaal), met waarden op een schaal van
100 punten. De waarden worden life change units of LCU’s (eenheden levensverandering) genoemd.
Sociale heraanpassing: ‘de intensiteit en de tijd die nodig is om zich aan een levensgebeurtenis aan te
passen, ongeacht de wenselijkheid van de gebeurtenis’; zowel positieve als negatieve gebeurtenissen
vereisen immers aanpassingen van de betrokkene.
Holmes en Masuda (1974) definieerden een lichte levenscrisis bij een score van 150 tot 199 LCU’s,
een matige levenscrisis bij een score van 200 tot 299 LCU’s en een zware levenscrisis bij een score
van 300 of meer LCU’s.
, Ergernissen: irritante, frustrerende, beangstigende eisen die kenmerkend zijn voor dagelijkse
interactie met de omgeving
In tegenstelling tot levensgebeurtenissen is er voor ergernissen geen grote aanpassing nodig. Men
ging ervan uit dat deze ergernissen vooral invloed hadden op iemands leven als ze frequent
optraden, chronisch waren of gedurende een bepaalde periode vaak voorkwamen.
Kanner ontdekte dat ergernissen een sterk verband vertoonden met negatieve geestelijke en
lichamelijke gevolgen, zelfs als voor belangrijke levensgebeurtenissen werd gecorrigeerd.
Kanner ontdekte ook een curieus sekseverschil. In tegenstelling tot mannen vertoonden vrouwen
niet alleen na ergernissen maar ook na positieve voorvallen, stress. Dit wijst erop dat vrouwen door
zowel positieve als negatieve ‘veranderingen’ worden beïnvloed.
Hoofdstuk 10.1.2
Coping: alles wat iemand doet om invloed te hebben op een bepaalde situatie
Arousal: onder arousal wordt de activatietoestand van het centrale en autonome zenuwstelsel
verstaan. Activatie van het centrale zenuwstelsel (met name van hersenfuncties) houdt verband met
de mate van mentale alertheid of bewustzijn
Afstandelijke reactie: het innemen van een afstandelijk, vaak wetenschappelijk standpunt over een
gebeurtenis of stimulus, met als doel activering van de emoties te verminderen
Ontkenningsreactie: het innemen van een standpunt waarbij alle negatieve implicaties van een
gebeurtenis of stimulus worden ontkend. Als dit onbewust gebeurt, wordt dit als een
afweermechanisme beschouwd
Volgens psychologen is stress een subjectieve ervaring, die door een objectieve waarnemer kan
worden beschouwd als al dan niet passend bij de situatie die de reactie oproept.
Volgens Lazarus is stress een gevolg van de interactie tussen iemands eigenschappen en
beoordelingen, de externe of interne gebeurtenis (stressor) en de interne of externe hulpmiddelen
waarover iemand beschikt. Het model van Lazarus stelt dat mensen beginnen met een proces van
beoordeling wanneer ze met een nieuwe of veranderende omgeving te maken krijgen. Van deze
beoordeling bestaan twee typen: een primaire beoordeling en een secundaire beoordeling.
Beoordeling: iemands interpretatie van situatie, gebeurtenissen of gedrag