LICHAMELIJK FUNCTIONEREN 7
THEMA 1: LABORATORIUM ONDERZOEK,
BEELDVORMENDE TECHNIEKEN EN ANDERE
ONDERZOEKEN
DEEL 1: RÖNTGEN, CT, MRI, ECHO, PET SCAN, ARTERIOGRAFIE
RÖNTGEN
Röntgenstraling zijn elektromagnetische straling met een kortere golflengte dan zichtbaar licht, die vrij gemakkelijk door
weefsels heen dringt en selectief wordt tegengehouden door zwaardere materialen daarin. Röntgenstralen passeren het lichaam
alvorens een fotografische plaat te raken. Beenderen laten weinig straling door en blijven onbelicht. Lucht houdend longweefsel
wordt donker afgebeeld doordat het veel straling doorlaat. Bloed, vet, spieren en organen krijgen een grijstint.
Een orgaan of weefsel dat röntgenstraling niet doorlaat heet radio-opaak (ook wel radiopaak). Een gebied dat meer straling
doorlaat dan de omgeving heet ook wel hypodens of radiolucent.
Voor het in beeld brengen van zachte weefsels moet een sterk radiopake substantie worden toegediend. Voor het bestuderen
van de dunne darmen wordt een bacteriumoplossing gebruikt die de patiënt opdrinkt. Hierdoor worden de contouren van het
darmslijmvlies zichtbaar.
CT-SCAN
Met een CT-scan kun je afbeeldingen maken van doorsneden van je lichaam. Bij een CT-scan wordt er gebruik gemaakt van
röntgenstraling. Bij het maken van een CT worden er heel veel röntgenfoto’s gemaakt, vanuit een groot aantal hoeken. Het
voordeel van een CT is dat het een heel snelle techniek is. Je kunt binnen enkele minuten het hele lichaam afbeelden op een
resolutie van enkele millimeters. Een nadeel van een CT-scan is de stralingsbelasting. Deze is een stuk hoger dan bij een gewone
röntgenfoto.
Soms wordt er een CT-scan gemaakt met contrastvloeistof. Die vloeistof kan bepaalde dingen duidelijker afbeelden. Het kan zijn
dat het contrast extra wit is op het beeld, of juist zwarter. Dat is afhankelijk van het soort contrastmiddel. Contrastvloeistof kan
intraveneus of via het eten of iets inademen.
Risico’s CT-scan: niet goed als je zwanger bent.
CT-onderzoek kan worden gedaan om verschillende ziekten te diagnosticeren: levercirrose, benigne/maligne leverlaesies,
metastasen, pancreatitis, pancreaslaesies, splenomegalie, milt infarct, milt laceratie, aneurysma van de abdominale aorta,
diverticulitis, appendicitis, ileus, darmperforatie en darmischemie.
MRI-SCAN
Een MRI-scanner is een medisch apparaat voor beeldvorming van het binnenste lichaam met behulp van magneetvelden en
radiogolven. De enorme hoeveelheid metingen wordt in een computer verwerkt tot een plaatje dat het waterstofgehalte van de
weefsels aangeeft. Aangezien allerlei soorten weefsels verschillende waterstofdichtheden hebben kunnen dan details van de
anatomie worden waargenomen.
Bloed is te onderscheiden van vet en van orgaanweefsel. Gebieden waar geen water is, zoals lucht of bot, geven geen signaal en
zijn zwart op de MRI-scan. Ook hangt het signaal af van de duur van de perioden waarin de radiogolven worden uitgezonden,
omdat hiermee bepaalde kenmerken van de magnetisatie (T1 en T2) tot uiting worden gebracht.
T1: liqour en waterrijke structuren zijn donker
T2: liquor en waterrijke structuren zijn wit.
Door de keuze van de T1- of T2-weging kan men van de weefsels bepaalde aspecten zichtbaar maken. Voordeel: zeer
gedetailleerd in het vertonen van verschillende weefsels, maar een nadeel is dat het bot zelf niet zichtbaar is (wel het
beenmerg), omdat het bot bijna geen water bevat.
, Ferrometaal mogen niet aanwezig zijn bij een MRI-scan, denk hierbij aan make-up (zitten metaaldeeltjes in), ritssluitingen en
metalen knoppen.
MRI-SCAN MET CONTRASTVLOEISTOF
Met een MRI-onderzoek kan de aard van het weefsel nader worden onderzocht met behulp van spectroscopie. Wanneer
bepaalde stoffen op bepaalde plaatsen in verhoogde concentraties worden aangetroffen kan dit wijzen op bijvoorbeeld de
aanwezigheid van een tumor. Ook kan de functie van bepaalde hersendelen na gegaan worden door tijdens het onderzoek de
patiënt bepaalde opdrachten te laten uitvoeren. Als de hersendelen daardoor actief worden is dit met een MRI-scan aan te
tonen. Als met een MRI-scanner de afbeelding van bijvoorbeeld een hersentumor tegenvalt, kan men een speciaal voor MRI
geschikt contrastmiddel inspuiten, dat het element Gadolinium bevat. Dit element heeft de eigenschap om T1 te veranderen,
waardoor de tumor goed zichtbaar wordt.
GESLOTEN VERSUS OPEN MRI-SCAN
Een open MRI is korter, waardoor de benen en het hoofd vrij zijn. Verder is de diameter groter, waardoor er meer ruimte is.
Hierdoor is deze scan geschikt voor mensen met ernstig overgewicht of claustrofobie. Een open en gesloten MRI-scan leveren
dezelfde kwaliteit.
ANDERE MR-TECHNIEKEN: MR-ANGIOGRAFIE
Van het MR-signaal dat afkomstig is uit het water in de weefsels, kan met bepaalde technieken een onderscheid worden
gemaakt tussen het stromende water in de bloedvaten en het stilstaande water in de omgevende weefsels. Hiermee wordt
bereikt dat de bloedvaten op de scan een andere tint krijgen dan het omgevende weefsel.
ECHOGRAFIE
Echografie is een techniek die gebruikmaakt van geluidsgolven die zich door het lichaam verplaatsen en op grensvlakken tussen
zachte en hardere structuren reflecteren. Deze techniek maakt het mogelijk om organen in beeld te brengen. Met echografie
wordt inzicht verkregen in onder andere de grootte, structuur van organen en de eventuele pathologische afwijkingen ervan.
Wordt onder andere toegepast in de cardiologie, urologie en verloskunde-gynaecologie.
Het geluid dat voor medische echografie wordt gebruikt heeft een zo hoge frequentie dat het voor mensen niet hoorbaar is. Dit
wordt het ultrageluid genoemd. Dit ultrageluid wordt in het lichaam gebracht door een transducent. Het transducent (de kop
van het echoapparaat) wordt op de huid gehouden en zendt signalen uit. Tussen de transducent en de huid wordt een laagje gel
aangebracht omdat de geluidsgolven niet door een luchtspleet, hoe dun ook, heen komen.
Met behulp van speciale echoapparatuur kunnen ook de snelheid, richting en intensiteit bepaald worden waarmee
reflecterende deeltjes zich bewegen. Hierbij wordt gebruikgemaakt van het dopplereffect. Vaak wordt dit onderzoek uitgevoerd
in combinatie met de normale 2D-beeldvorming. Er wordt dan gesproken van duplex- onderzoek of echo-doppler-onderzoek. Dit
onderzoek wordt bijvoorbeeld gebruikt om de ernst van vernauwingen of lekkages in de bloedsomloop en in het hart te
beoordelen.
SCINTIGRAFIE
Scintigrafie is het registreren van radioactieve vervalprocessen door middel van een permanent medium, meestal als een
beeldvormende techniek in de geneeskunde. Hiertoe wordt aan de patiënt een radioactieve stof toegediend die zich bij
voorkeur in een bepaald orgaan of afwijking ophoopt, waarna met een detector wordt nagegaan waar de toegediende activiteit
zich na enige tijd concentreert.
Een voorbeeld is de botscan, de SPECT-scan.
Scintigrafie kan in combinatie met inspanningsonderzoek waardevolle informatie opleveren over angina pectoris. Niet alleen kan
scintigrafie het bestaan van ischemie bevestigen, maar ook de plaats en de omvang van het aangetaste deel van de hartspier
zichtbaar maken, evenals de hoeveelheid bloed die de hartspier bereikt.
Scintigrafie van de schildklier wordt mogelijk gemaakt door toediening van radioactief jodium. Scintigrafisch onderzoek van de
schildklier kan een indruk geven over de functionele activiteit, omvang en aantal van de nodulaire afwijkingen.