Samenvatting van de toetsmatrijs van BS5 & BS6 uit jaar 1 van de opleiding verpleegkunde in Leiden. In deze samenvatting zijn alle toetsdoelen uitgewerkt.
1. Kan de anatomie en fysiologie van het zenuwstelsel uitleggen (BS5/MB).
Zenuwweefsel bestaat uit neuronen (zenuwcellen) en neuroglia (ondersteunende cellen).
Een neuron bestaat uit:
- Cellichaam -> Hierin ligt de celkern.
- Dendrieten -> Via hier komt informatie binnen in het cellichaam.
- Axon -> Via hier wordt informatie doorgegeven aan de synapsknoppen.
- Synapsknoppen -> Via hier gaat informatie naar een volgend neuron.
Het doorgeven van een stimulus gaat via sensorische en motorische cellen:
- Sensorisch : Als er een signaal in een sensorische cel komt, wordt deze doorgestuurd naar het
ruggenmerg. Vanaf het ruggenmerg gaat het signaal omhoog en wordt het in de medulla
oblongata overgeschakeld.
- Motorisch : Als er een signaal in een motorische cel komt, wordt deze omgezet in een
beweging.
Het verschil tussen de elektrische lading binnen en buiten een cel, wordt de membraanpotentiaal
genoemd, omdat het wordt gescheiden door de membraan -> Binnen de cel is de lading meer negatief
en buiten de cel is de lading meer positief.
In deze afbeelding zijn verschillende ionen te zien: Na+, K+, Cl- en eiwitten-.
Kalium ionen / K+ zitten vooral binnen in de cel. Natriumionen / Na+ zitten vooral buiten de cel.
Chloride ionen / Cl- zitten vooral buiten de cel. Eiwitten- zitten vooral binnen in de cel.
Deze ionen zorgen ervoor dat er binnenin vooral een negatieve lading is en buiten positief.
Als de negatieve lading binnen is en de positieve lading buiten, is er sprake van een rustpotentiaal / het
moment dat de cel in rust is. Rustpotentiaal = -70 mV.
De lading binnen en buiten de cel verandert door de actiepotentiaal. Deze wordt geactiveerd bij
prikkeling / sterke impuls. De impuls komt binnen bij de dendrieten en via daar worden ze
doorgegeven aan het cellichaam. Het cellichaam beoordeeld of de impuls sterk genoeg is om een
actiepotentiaal te beginnen.
Als de positieve lading binnen is en de negatieve lading buiten, is er sprake van een actiepotentiaal.
Op dit moment wordt Na+ door het celmembraan doorgelaten. Na+ moet de drempelwaarde (-50mV)
bereiken om een actiepotentiaal te beginnen / depolarisatie. Als deze bereikt is, stroomt Na+ naar
binnen. Dit komt mede doordat de concentratie van Na+ buiten hoger is dan binnen (diffusie).
Repolarisatie vindt plaats als +30mV bereikt is. Op dit moment gaan de Na+ kanalen weer dicht en de
Ka+ kanalen open, waardoor Na+ niet meer naar binnen stroomt en Ka+ naar buiten stroomt.
,Tijdens de repolarisatie gaan de positieve ionen naar buiten, waardoor de binnenkant van de cel meer
negatief wordt.
Hyperpolarisatie : De lading binnen in de cel wordt heel negatief en gaat tot -90mV. Dit komt doordat
de Ka+ kanalen langzamer dicht gaan en Ka+ dus naar buiten blijft stromen en de positieve lading dus
van binnen naar buiten stroomt.
De natrium / kaliumpomp helpt mee om de cel in rustpotentiaal in -70mV terug te krijgen.
De cellen van Schwann bevatten myeline en wikkelen zich op sommige plekken om een axon heen.
De zorgen dat de impuls sneller door wordt gegeven, doordat hij verder ‘springt’ (saltatoire geleiding)
en niet in één rechte lijn gaat. Op de plek waar myeline zit komt geen natrium naar binnen.
Tussen het presynaptische membraan en postsynaptische membraan ligt de synapsspleet. Deze zorgt
ervoor dat de zenuwen elkaar niet raken.
Als de actiepotentiaal het axon-uiteinde heeft bereikt en aankomt bij de synapsknop, gaan de
synapsblaasjes met moleculen van neurotransmitters samensmelten met het presynaptische membraan.
De neurotransmitter diffundeert zich door de synapsspleet en bindt zich aan receptoren op het
postsynaptische membraan. Deze receptoren gaan open en zorgen dat er meer natrium naar binnen kan
stromen, waardoor de actiepotentiaal doorgegeven wordt aan de volgende cel.
Er zijn verschillende soorten neurotransmitters:
- Stimulerend -> Acetylcholine en norepifrine (noradrenaline).
- Remmend -> Dopamine, serotonine en GABA.
De stimulerende en remmende neurotransmitters zorgen dat het in evenwicht is. De activiteit van een
neuron hangt af van het evenwicht tussen stimulerende en remmende neurotransmitters.
Stimulerende neurotransmitters werken in het autonome zenuwstelsel. Deze zorgen voor het
depolariseren van postsynaptische neuronen en daarmee zorgen ze dus dat er meer impulsen binnen
kunnen komen.
Remmende neurotransmitters werken in het centrale zenuwstelsel. Deze zorgen voor het
hyperpolariseren van postsynaptische neuronen en daarmee zorgen ze dus dat er minder impulsen
binnen kunnen komen.
Er kan maar één actiepotentiaal tegelijk plaatsvinden, want als de kanalen steeds openblijven, gaat de
impuls weer terug naar achteren. Om dit te voorkomen gaan de kanalen dicht, zodat er geen natrium
terug naar binnen stroomt. Pas als het presynaptische membraan dicht is, is de cel weer open voor een
nieuw actiepotentiaal.
,Er zijn drie hersenvliezen: dura mater, arachnoïdea en pia mater.
De dura mater is het buitenste hersenvlies. Hij bestaat uit twee lagen; de buitenste en de binnenste
laag. De buitenste laag is met het beenweefsel van de schedel vergroeid en de binnenste laag is op
sommige plekken dan weer met de buitenste laag vergroeid, maar op de meeste plekken zijn de twee
lagen gescheiden door een ruimte die weefselvloeistof en bloedvaten bevat.
De binnenste laag van de dura mater loopt diep de schedelholte in. Dit worden de durale plooien
(rood) genoemd. De durale plooien zorgen ervoor dat de hersenen op hun plek worden gehouden. De
grote bloedruimtes tussen de plooien worden de durale sinussen (geel) genoemd.
In het ruggenmerg is de buitenste laag van de dura mater niet met beenweefsel vergroeid. Hier zit een
ruimte tussen; de epidurale ruimte. Deze bestaat uit losmazig bindweefsel, bloedvaten en vetweefsel.
Als er in deze ruimte een verdovende stof wordt geïnjecteerd, is er een tijdelijke blokkade van
sensorische en motorische banen, waardoor een tijdelijke verlamming ontstaat (epiduraalblok).
De arachnoïdea is het middelste hersenvlies. Tussen de arachnoïdea en de binnenste laag van de dura
mater zit een subdurale ruimte. Deze bevat lymfevocht, zodat de hersenvliezen minder wrijving
hebben. Onder de arachnoïdea zit de subarachnoïdale ruimte waar de cerebrospinale vloeistof loopt. In
deze ruimte zit een web van collagene en elastische vezels.
De pia mater is het binnenste hersenvlies die tegen de hersenschors aanligt. De bloedvaten die de
hersenen en het ruggenmerg van zuurstof en voedingsstoffen voorzien, lopen langs deze laag binnen
de subarachnoïdale ruimte, waardoor de pia mater sterk doorbloed is. Grote bloedvaten vertakken zich
en die vertakkingen voorzien de oppervlakkig gelegen gebieden van de hersenschors van zuurstof en
voedingsstoffen.
De hersenen hebben een hoge stofwisselingsnelheid en verbruiken dus veel energie, waardoor het
belangrijk is dat de hersenen goed doorbloed zijn.
De hersenventrikels zijn interne holtes gevuld met cerebrospinale vloeistof. Ze zijn bekleed met
ependymcellen die een barrière vormen en als filter werken.
, Er zijn vier ruimtes / ventrikels. De twee hersenhelften hebben allebei een lateraal ventrikel. Deze
twee laterale ventrikels zijn niet direct verbonden. In plaats daarvan staan ze in verbinding met het
derde ventrikel door middel van het interventriculair foramen. Het derde ventrikel bevindt zich in de
diencephalon. De middenhersenen hebben geen ventrikel, maar een kanaal dat het derde ventrikel met
het vierde ventrikel verbindt.
Cerebrospinale vloeistof vult de ventrikels en omgeeft alle uitwendige oppervlakken van het centrale
zenuwstelsel. Het heeft verschillende functies:
- Werkt als schokbreker.
- Ondersteunt het gewicht van de hersenen.
- Ondersteunt de circulatie (voedingsstoffen en hormonen worden vervoerd en afvalstoffen
worden opgeruimd).
De cerebrospinale vloeistof wordt in de hersenventrikels in de plexus choreoïdeus aangemaakt. De
plexus choreoïdeus is een netwerk van doorlaatbare haarvaten die in elk ventrikel zit. De haarvaten
zijn bedekt met ependymcellen die cerebrospinale vloeistof afgeven aan de buitenkant van het centrale
zenuwstelsel. De vloeistof loopt door de subarachnoïdale ruimte rondom het ruggenmerg.
De cerebrospinale vloeistof wordt afgevoerd via de granulationes arachnoïdeales (uitstulping in de
subarachnoïdale ruimte). Hier worden de afvalstoffen en de overtollige vloeistof afgegeven in de
bloedcirculatie en daar wordt het vervolgens opgeruimd.
De hersenzenuwen kunnen functioneel worden ingedeeld in sensibel / sensorisch (voelen) en
motorisch (bewegen). Er zijn ook zenuwen die dit allebei doen.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper ninajeltje. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €8,50. Je zit daarna nergens aan vast.