Praktisch:
groene stip → alleen college blauwe stip → niet voor tentamen
Tentamen: 50 mc-vragen
CLASSIC sticker:
● Little albert (watson en Rayner) - generalisatie
● thordike’s puzzle box - conditioneren
● 3 groepen ratten (Tolman en Hornik) - exploreren
○ doolhof,
○ niet blij met resultaten, behavioristen baseren alles op operant leren, met
beloningen, zonder vorm van beloning had een groep ratten t och geleerd
● ratten elektroden zelf stimulatie (Olds en Milner)
● kijk patronen,topdown (yarbus) - aandacht
● getuigenverklaring auto ongeluk (loftus en palmer) - suggesties beïnvloeden
● aap en nepmoeder (harlow en zimmerman) - binding tussen moeder-kind
● conformeren, langste lijn (solomon asch -normatieve invloeden op gedrag
● leraar mag leerling schokken (Milgram) - gehoorzaamheid
○ leerling acteur
● 2 groepen rivaal (muzafer en sheri)
College 1: Grondslagen van de psychologie (hfdst. 1/2)
Psychologie = een samenstelling van woorden, academische discipline die zich
bezighoudt met het innerlijk leven en gedrag van mensen
= gaat over hoe gedrag van individuen gemotiveerd is en direct
waarneembare, de privaat toegankelijke en privaat niet-toegankelijke toestanden
processen en toestanden die hierbij een rol spelen.
direct waarneembare aspecten: kunnen waarnemen en meten (agressief gedrag, reactietijd)
privaat toegankelijk: is alleen kenbaar voor de persoon, niet voor andere(boosheid, verdriet)
privaat ontoegankelijk: niet kenbaar voor de persoon en anderen (impliciete stereotypen,
klassiek geconditioneerde responsen)
Grondleggers:
● wilhelm Wundt (1832-1920), psychologisch lab
onderzoek naar waarneming(sdrempels)
○ Methode: introspectie (vraag proefpersonen naar hun ervaring)
● William James(1842-1910)
Onderzoek naar emoties, emotie= verandering in lichaam
○ facial feedback hypothese (gewoon lachen en je wordt vanzelf blij)
Grondslagen van moderne psychologie → 3 belangrijke uitgangspunten:
● Fysieke veroorzaking van gedrag
○ tot 17e eeuw, mens bestaat uit lichaam (stoffelijk) en ziel (onstoffelijk)
○ ziel beïnvloed lichaam, maar hoe? (spookje casper)
○ René descartes → dieren hebben geen ziel (alleen fysiek), dus mens
ook
, ○ → dieren geen gedachten, dus komen uit ziel. ‘the ghost in the
machne’
○ ziel en lichaam communiceren door pijnappelklier volgens René
zintuiglijke waarneming → de ziel (verwerkt de stimulus)→ actie spieren
○ Thomas Hobbes, er is geen ziel alleen materie, materialisme
○ → probleem is gedachte materie
○ belangrijke ontwikkelingen reflexen, lokalisatie van functies in het brein
○ algemeen geaccepteerd: gevoelens, gedachten etc. hebben fysieke oorzaken
○ Maakt het mogelijk psychologische processen empirisch te onderzoeken
● gedrag/psychische processen worden gevormd door ervaring
○ Empirisme: Kennis en gedachten worden gevormd door sensorische ervaring
○ Nativisme: veel bepalende menselijke gedachten en motieven zijn
aangeboren
○ A priori kennis: aangeboren
○ A posteriori kennis: aangeleerd
○ Nature vs. nurture → actueel debat, allebei beetje waar
● de machinerie voor gedachten en gedrag (d.w.z. brein, lichaam) is vormgegeven
door natuurlijke selectie
○ Evolutie: survival of the fittest , Charles Darwin
○ fysieke eigenschappen erf je want hebben overlevingswaarde
○ Die het best erbij passen hebben grote overlevingskans
○ 2 belangrijke bijdrage van Darwin:
■ mensen zijn dieren
■ nadruk op functie van gedrag (ecologische psychologie)
○ belang van functie: wat is het nut van boos zijn etc.
○ implicatie: soms kun je gedrag begrijpen door naar functie ervan te kijken
Iedereen is psycholoog…. maar dat maakt je nog geen wetenschapper
3 potentiële valkuilen
● Folk psychology
○ common sense psychology, door mentale kenmerken gedrag verklaren
○ impliciete theorieën over emoties
○ aannames en ideeën juist, vaak ook niet, wel zijn ze vaak bruikbaar: gedrag
analyseren en veranderen, communiceren, anticiperen
○ hypothetische constructen
● gebruik van hypothetische constructen
○ (HC) (bv. zwaartekracht, angst, emotie, depressie)
■ niet direct waarneembaar, veronderstelde eigenschappen
■ consequenties zien, observeerbare ermee verklaren
○ HC’s zijn nuttig omdat ze helpen theorieën te vormen, verklaring zijn lastig
● gebruik van metaforen
○ = maakt van een abstract, moeilijk voor te stellen idee iets concreets
○ In de wetenschap wordt hier veel gebruik van gemaakt
○ Voordeel: het vergemakkelijkt communicatie, maakt zaken voorstelbaar
○ Nadeel: metaforen gaan een eigen leven leiden
○ computer-metafoor voor brein, machine-metafoor voor het lichaam
, Meten is weten, Onderzoeksmethode in de psychologie
3 dimensies: design, setting, dataverzameling
Soort design:
● experimenteel
○ Experiment geeft inzicht in oorzakelijke relaties
○ manipuleert onafhankelijke en meet effect afhankelijke, terwijl andere
variabelen gecontroleerd worden
○ Onderzoek van NIsbett & Wilson, warm en koude docent, effecten
● correlationeel
○ samenhang tussen 2 variabelen
● beschrijvend
○ uitsluitend waarnemingen, geen relaties, geen oorzakelijke verbanden
Setting van de studie
● Laboratorium
○ Controle, maar is kunstmatig
● Veld-onderzoek
○ realistisch, maar weinig controle
Wijze van dataverzameling:
● Zelf-rapportage
○ vragenlijsten/enquêtes, introspectie
○ nadeel: sociale wenselijkheid, response set, verwachtingen onderzoeker
● Observatie
○ objectief vastleggen van reacties/gedragingen
○ nadeel: kunstmatige situatie
Reactietijd-experiment, veel gebruikt middel in psychologie, reactietijdmeting
aanname: complexe processen hebben meer tijd nodig dan eenvoudige
voordeel: wordt op objectieve systematische manier worden onderzocht
College 2: De evolutionaire basis van gedrag (hfdst. 3)
Adapteren: aanpassen, ervoor zorgen dat dier en omgeving bij elkaar passen
Bewegen; een van de beste aanpassingsstrategieën
Bewegen= manier om de ‘fit’ tussen jou en de wereld te veranderen
aangeleerd of aangeboren (agressie)
Gedrag en psychologische eigenschappen erven van onze ouders.. en die weer van die
Dus; In ons denken en doen dragen we de sporen van onze verre voorouders
● Over erfelijkheid en gedrag:worden we door onze genen geprogrammeerd?
Genen: Chromosoom bestaat uit DNA, 4 nucleotiden → vormen genetische code
→ proteïne
Genen beïnvloeden of producten het gedrag nooit direct
Genen beïnvloeden de fysieke structuren bepalen die bij gedrag betrokken zijn
Genen → eiwitten → ons lichaam → gedrag > niet zo simpel
→ chemische omgeving en externe omgeving erg belangrijk. PLAATJE
Invloed van omgeving op werking van het gen
● Invloed van temperatuur,
● himalaya konijn (ook wel rus) 2 soorten; genexpressie, <20 C is zwarte pootjes etc