Blok 2.1 Biologische determinanten van leren en ontwikkelen
Inhoudsopgave
Probleem 1: Naturally! Selection! .................................................................................................................... 3
1. Wat houdt de evolutietheorie in? .............................................................................................................. 3
1.a. Wat is natuurlijke selectie? ........................................................................................................................ 4
1.b. Welke is het bewijs voor de evolutietheorie? .............................................................................................. 5
1.c. Wat zijn misvattingen en bezwaren over de evolutietheorie? ..................................................................... 6
Probleem 2: This neuron has potential! ......................................................................................................... 11
1. Wat is een neuron? .................................................................................................................................. 11
2. Hoe werkt een reflex? .............................................................................................................................. 13
4. Hoe worden neurotransmitters beïnvloed door roken/medicatie? .......................................................... 17
Probleem 3: Is it that simple? ......................................................................................................................... 21
1. Hoe is de anatomie van het zenuwstelsel? .............................................................................................. 21
2. Wat is de anatomie van de hersenen? ..................................................................................................... 23
3. Hoe werken hersengebieden met elkaar / zijn ze verbonden? ................................................................. 31
Probleem 4: Prunen ....................................................................................................................................... 32
1. Hoe verloopt de prenatale ontwikkeling van het zenuwstelsel? .............................................................. 32
2. Hoe ontwikkelt het centrale zenuwstelsel zich tussen geboorte en volwassenheid? → Hersenen en
ruggenmerg ................................................................................................................................................. 36
3. Wat is de invloed van de omgeving op neuro-ontwikkeling en hersenontwikkeling (prunen)? ................. 38
Probleem 5 ..................................................................................................................................................... 41
1. Wat wordt er bedoeld met conditioneren? .............................................................................................. 41
2. Hoe werkt leren op neuraal niveau? ........................................................................................................ 41
3. Welke typen/soorten geheugen kunnen worden onderscheiden? ........................................................... 44
4. Welke hersengebieden zijn betrokken bij geheugen en leren? ................................................................ 46
1. Wat zijn emoties? .................................................................................................................................... 50
2. Wat is de functie van emoties? ................................................................................................................ 52
3. Hoe communiceren we en herkennen we emoties? (cultuur e.d.) .......................................................... 53
4. Welke rol spelen de hersenen bij emoties? .............................................................................................. 55
5. Welke rol spelen de hersenen bij agressie en angst? ............................................................................... 57
Probleem 7 – Stress ........................................................................................................................................ 60
1. Wat is stress? ........................................................................................................................................... 60
2. Hoe beïnvloed (chronische) stress je gezondheid en gedrag? .................................................................. 62
3. Wat is het effect van stress vroeg in de ontwikkeling?............................................................................. 63
4. Hoe beïnvloed stress het immuunsysteem? ............................................................................................. 64
5. Wat is het effect van stress op de hersenen? ........................................................................................... 68
6. Wanneer heeft stress bij dieren in het wild negatieve consequenties en wanneer niet? ......................... 69
Probleem 8 – slaap ......................................................................................................................................... 71
1. Wat is de functie van slaap? .................................................................................................................... 71
2. Hoeveel slaap heeft een individu nodig? ................................................................................................. 72
2a. Wat is het effect van te weinig slaap? ............................................................................................... 72
3. Wat is de biologie van slaap / welke hersenstructuren zijn hierbij betrokken? ........................................ 74
4. Wat zijn de slaapfases en in welke fase dromen wij? ............................................................................... 75
5. Hoe werkt de biologische klok? ............................................................................................................... 78
,Probleem 1: Naturally! Selection!
Literatuur:
Buss, D.M. (2012). Scientific Movements Leading to Evolutionary psychology. In Evolutionary
psychology: the new science of the mind
Toates, F. (2011). Biological psychology (3rd ed.). Harlow: Prentice Hall
1. Wat houdt de evolutietheorie in?
Evolutie refereert naar veranderingen over de tijd heen. De bekendste evolutietheorie is van
Darwin. Echter waren voor Darwin ook al verschillende theorieën over de biologie en zijn
veranderingen. Zo ging Lamarck uit van twee belangrijke oorzaken van soortverandering:
natuurlijke neiging om naar hogere vorm te groeien en de overerving van verworven
kenmerken. Vechten om te overleven.
Een andere theorie was het Catastrofisme van Cuvier. Volgens welke soorten periodiek
worden uitgeroeid door plotselinge catastrofes, zoals een meteoriet, en dan worden
vervangen.
Ontbrekend in eerdere theorieën van evolutie was een verklaring voor hoe en waarom
verandering van soorten plaatsvinden in de tijd. Darwin probeerde deze theorie te voorzien.
De eerste grote discipline die zich vormde rond de studie van gedrag vanuit evolutionair
perspectief was het gebied van de ethologie. Een van de eerste fenomenen die de ethologen
documenteerde was inprenting. Ethologen waren geïnteresseerd in vier belangrijke
kwesties, die bekend zijn geworden als de vier ‘waaroms’ van gedrag (Tinbergen, 1951). (1)
de directe invloeden op gedrag; (2) ontwikkelingsinvloeden op gedrag (veranderingen
veroorzaken); (3) de functie van het gedrag, of het adaptieve doel dat het vervult; (4) de
evolutionaire of fylogenetische oorsprong van het gedrag. (Buss).
Evolutionaire psychologie houdt zich bezig met de vraag hoe gedragingen zijn geëvolueerd.
De nadruk ligt op evolutionaire en functionele verklaringen. Dat wil zeggen, de
veronderstelde genen van onze voorouders en waarom natuurlijke selectie genen zou
hebben bevoordeeld die bepaald gedragingen bevorderen.
De veronderstelling is dat elk gedrag dat kenmerkend is van een soort door natuurlijke
selectie is ontstaan en vermoedelijk een voordeel opleverde, tenminste in voorouderlijke
tijden. Sommige karakteristieken van een soort hebben juist een minder duidelijke relatie
met natuurlijke selectie (bijv. ouder worden). (Kalat).
Er zijn drie theorieën over de oorsprong van aanpassingsmechanismen:
➢ Creationisme, of intelligent design, het idee dat een oppergod alle planten en dieren
heeft geschapen. Dit is geen verklarende theorie.
➢ Seeding theorie. Leven op aarde is ontstaan door zaden afkomstig van een meteoriet
of van buitenaardse wezens. De zaden zijn door natuurlijke selectie geëvolueerd.
➢ Evolutie door natuurlijke selectie. Deze theorie is meermaals bevestigd en nooit
weerlegd.
, Er zijn drie producten van het evolutionaire proces:
➢ Aanpassingen (adaptatie). Helpt in evolutie een probleem op te lossen, zoals
navelstreng.
➢ Bijproducten van aanpassingen. Hebben geen functie en lossen niets op, zijn
gekoppeld aan adaptatie, zoals de navel.
➢ Willekeurige effecten of ruis, zoals mutaties of veranderingen in de omgeving, zoals
de vorm van iemands navel.
Iets kan nu een nuttige functie hebben, maar geëvolueerd zijn in dienst van een andere
functie. Neuzen en oren zijn niet geëvolueerd vanwege hun voordeel als mechanische
ondersteuning voor brildragers.
1.a. Wat is natuurlijke selectie?
Evolutie is gebaseerd op natuurlijke selectie voor varianten van genen die het beste coderen
voor hun eigen voortbestaan (Toates).
Het resultaat is een strijd "strijd om het bestaan," waarin gunstige variaties de neiging
hebben te worden behouden en ongunstige de neiging hebben uit te sterven. Wanneer dit
proces generatie na generatie wordt herhaald, is het eindresultaat de vorming van nieuwe
aanpassingen. Dit vormde de theorie van natuurlijke selectie (ook wel overlevingsselectie
genoemd), met drie belangrijke componenten: variatie, overerving en selectie (Buss).
Gegeven een enorme hoeveelheid tijd, kan dit proces de grote verscheidenheid aan leven
voortbrengen die we tegenkomen (Kalat).
Variatie is essentieel voor het proces van evolutie. Slechts enkele van deze variaties zijn
overgeërfd, d.w.z. betrouwbaar doorgegeven van ouders op hun nakomelingen, die ze dan
weer doorgeven aan hun nakomelingen door de generaties heen.
Fokkers van planten en dieren kennen dit principe (inclusief het feit van beste genen) al lang.
Zij kiezen de individuen met de gewenste eigenschappen en maken van hen de ouders van
de volgende generatie. Dit proces wordt kunstmatige selectie genoemd (Kalat).
Seksuele selectie
Omdat overleven gewoonlijk noodzakelijk is voor voortplanting, kreeg het een kritieke rol in
Darwin’s theorie van natuurlijke selectie. Dit werd de theorie van seksuele selectie
genoemd.
Deze theorie richt zich op aanpassingen die ontstaan zijn als gevolg van succesvolle paring.
Darwin voorzag twee primaire manieren waarop seksuele selectie zou kunnen werken. De
eerste is intraseksuele competitie: tussen leden van één geslacht, waarvan de resultaten
bijdrage tot paringstoegang voor het andere geslacht (bijv. vechtende herten of sterke
mannen).
De tweede manier waarop seksuele selectie zou kunnen werken is interseksuele selectie, of
preferentiële partnerkeuze. Als leden van één sekse een consensus hebben over de
kwaliteiten die gewenst zijn bij leden van het andere geslacht, dan zullen individuen van het
andere geslacht die deze kwaliteiten bezitten deze kwaliteiten bezitten, bij voorkeur worden
gekozen als partner. In dit geval treedt evolutionaire verandering op, omdat de kwaliteiten
die in een partner gewenst zijn, in frequentie toenemen met het verstrijken van elke
generatie (bijv. mooie staart bij een pauw).
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper LKS. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,49. Je zit daarna nergens aan vast.