Blok 4.3
Personality
Disorders
,Week 1. Klinisch Beeld
Emmelkamp H1: Beschrijving van Persoonlijkheidsstoornissen
Klinisch Beeld
Persoonlijkheid verwijst naar individuele verschillen in denken, voelen en gedrag.
- Normale persoonlijkheid: verschillen in bijv. opzoeken van sociale stimulatie en opwinding, in emotionele
kwetsbaarheid en manier van zich uiten.
- Abnormale persoonlijkheid (pathologie): maladaptieve trekken die overdreven rigide en/of extreem zijn.
Formele persoonlijkheidsstoornis: chronische psychiatrische stoornis met een onset in de
adolescentie en voortduurt in de volwassenheid. Kenmerken zijn pathologische
persoonlijkheidstrekken die leiden tot een verstoring in de ontwikkeling en het onderhouden van
interpersoonlijke relaties > kan weer leiden tot aanhoudende subjectieve distress voor zelf of
anderen.
Er bestaat een belangrijk kenmerk dat persoonlijkheidsstoornissen van klinische syndromen onderscheid,
namelijk de mate waarin het niveau van functioneren een verandering vanaf het begin (baseline) laat zien.
- Klinische syndromen: bijv. depressie of paniekstoornis. Het leven wordt verstoord en mensen kunnen niet
meer functioneren door de somberheid, paniek, of door het ongewone verlies van interesse en energie. De
ervaringen en gedragingen worden gezien als ego-dystonic, dus niet typisch voor de persoon. De stoornis
is iets wat ze hebben, net als griep. Wordt gezien als een mentale ziekte met symptomen.
- Persoonlijkheidsstoornissen: kijkt naar hoe mensen zijn gegroeid in volwassen persoonlijkheden en met
traits als building blocks. Problemen zijn niet vaak specifiek, maar het gaat meer over persoonlijke
identiteit en ontevredenheid en disfunctioneren in interpersoonlijke relaties. Ego-syntonic pathologie,
problemen in het ervaren en reageren op zichzelf, anderen en de wereld. Het gaat vooral om verstoorde
relaties, privé en op werk. Je persoonlijkheid brengt je dus in problemen.
Mensen met een persoonlijkheidsstoornis (PS) staan niet bekend als de meest favoriete patiënten van de
psychiater. Ze worden omschreven als mensen die moeilijk te plaatsen zijn en waar moeilijk mee te werken is.
De diagnose wordt dan ook vaak misbruikt: patiënten die niet willen verbeteren en moeilijk te handhaven zijn,
wordt vaak onterecht het label PS opgeplakt.
DSM IV Persoonlijkheidsstoornis (PS)
Er is sprake van een voortdurend patroon van innerlijke ervaringen en gedragingen die duidelijk afwijken van
de verwachtingen binnen de cultuur van het individu
A. Dit patroon manifesteert zich op twee (of meer) van de volgende gebieden:
1. Cognitie (manieren waarop je jezelf, anderen en gebeurtenissen waarneemt en interpreteert)
2. Affectiviteit (range, intensiteit, labiliteit en geschiktheid van emotionele respons)
3. Interpersoonlijk functioneren
4. Impuls controle
B. Het voortdurende patroon is niet flexibel en doordringend voor vele persoonlijke en sociale situaties.
C. Het patroon veroorzaakt aanzienlijk distress of duidelijke beperkingen in het sociale en beroepsmatige
functioneren of het functioneren op andere belangrijke terreinen.
D. Het patroon is stabiel en van lange duur en kan ten minste tot de adolescentie of vroege volwassenheid
worden herleid.
E. Het duurzame patroon kan niet beter worden verklaard als een manifestatie of gevolg van een andere
psychische stoornis.
F. Het duurzame patroon is niet het gevolg van de directe fysiologische effecten van middelengebruik (bijv.
drugsgebruik of medicatiemisbruik) of een somatische aandoening (bijv. een schedeltrauma).
ICD-10 & DSM
Volgens de ICD-10 is een specifieke PS een ernstige verstoring in de karakteristieke constitutie en gedragingen,
wat betrekking heeft op verschillende gebieden van de persoonlijkheid. Het wordt altijd geassocieerd met
persoonlijke en sociale verstoring.
- Overeenkomsten: Er wordt in beide gesproken over een langdurend, doordringend en persistent patroon
van ervaringen en gedragingen die duidelijk afwijken van de verwachtingen binnen de cultuur van het
individu, en problematisch zijn in termen van persoonlijk lijden of beperkt functioneren.
,- Verschillen: De aanwezigheid van subjectief lijden (distress) en de aanwezigheid van sociaal
disfunctioneren zijn gecombineerd in de ICD, maar gescheiden in de DSM. Wanneer een persoon alleen
subjectief lijden ervaart kan hij volgens de DSM wel de diagnose PS krijgen, maar volgens de ICD niet.
DSM IV Classificatie
De DSM onderscheidt 10 persoonlijkheidsstoornissen die ingedeeld worden in 3 clusters. Cluster A is de bizarre
cluster, B de dramatische cluster en C de angstcluster.
CLUSTER A
Ook wel het bizarre, vreemde of excentrieke cluster genoemd. Er is symptomatische overlap met psychotische
stoornissen. Elke persoonlijkheidsstoornis heeft een essentieel kenmerk en een set van specifiek,
geoperationaliseerd diagnostische criteria. Dit cluster bestaat uit drie stoornissen:
1. Paranoïde Persoonlijkheids Stoornis - PPS
Paranoïde mensen zijn vaak wantrouwend en achterdochtig naar andermans motieven. Ze zijn erg waakzaam
voor verborgen betekenissen en bedreigingen op een vijandige manier (Je moet op je woorden letten). Deze
mensen zijn geheimzinnig en hypergevoelig voor aanvallen (beledigingen), die zij nooit zullen vergeven en
vergeten. Deze houding leidt tot een slecht sociaal functioneren. Soms lijden deze mensen ook aan klachten
met psychotische kenmerken.
DSM IV Paranoïde persoonlijkheidsstoornis
A. Het zodanig wantrouwen of als verdacht beschouwen van anderen dat hun motieven worden gezien als
kwaadwillend. De stoornis begint in de puberteit of jonge volwassenheid en doet zich voor in een variatie
van situaties. Als sprake is van 4 of meer van de volgende gevallen:
1. De persoon vermoedt zonder voldoende aanleiding dat anderen hem of haar misbruiken, schaden of
misleiden.
2. De persoon heeft sterke, onterechte twijfels over de loyaliteit of betrouwbaarheid van vrienden of
kennissen.
3. De persoon is terughoudend bij het in vertrouwen nemen van anderen vanwege de ongegronde angst
dat de informatie ten nadele van hem of haar wordt gebruikt.
4. De persoon ziet denigrerende of bedreigende betekenis in onschuldige opmerkingen of
gebeurtenissen.
5. De persoon koestert wrok en is niet vergevingsgezind over beledigingen, lichamelijk letsel of
kleineringen.
6. De persoon ziet aanvallen op zijn of haar persoon of reputatie die anderen niet opvallen, reageert
kwaad of gaat in de tegenaanval.
7. De persoon heeft regelmatig ongegronde verdenkingen over de trouw van zijn of haar echtgenoot of
seksuele partner.
B. De stoornis treedt niet uitsluitend op als onderdeel van schizofrenie, een stemmingsstoornis met
psychotische kenmerken, of een andere psychotische aandoening en is geen gevolg van directe
fysiologische omstandigheden of algemeen medische aandoening.
2. Schizoïde Persoonlijkheids Stoornis - SPS
Schizoïde mensen zijn geneigd tot het leiden van een teruggetrokken, geïsoleerd leven. Ze zijn afstandelijk,
einzelgängers. Ze hebben weinig energie en hun emotionele leven is vervlakt. Ze hebben weinig hechte
interpersoonlijke relaties. Ze hebben weinig behoefte aan contact met anderen en zijn ongevoelig voor
kritiek of complimenten. Ze zoeken zelden naar psychologische hulp, omdat ze zelf vaak weinig problemen
ondervinden aan hun levensstijl. Ze komen vaak in behandeling als ze een AS I stoornis ontwikkelen. Gedacht
dat er een genetische continuiteit is van schizoïde PD met schizofrenie, bij schizoïde pd zijn de criteria gelijk aan
negatieve symptomen van schizofrenie. Mensen met SPS lijken op mensen die prodromal of residual
schizofrenie hebben, maar een belangrijk verschil is dat de positieve symptomen niet aanwezig zijn.
, DSM IV Schizoïde Persoonlijkheids Stoornis
A. Een pervasief (doordringend) patroon van ontwijking van sociale contacten en een beperkt bereik van
expressie of emoties in het persoonlijk verkeer. De stoornis begint in de puberteit of jonge
volwassenheid en doet zich voor als sprake is van 4 of meer van de volgende gevallen:
1. De persoon heeft geen behoefte aan of genoegen in diepgaande relaties, inclusief het gezinsleven.
2. De persoon geeft bijna altijd de voorkeur aan activiteiten waarin hij of zij alleen is.
3. De persoon heeft weinig of geen interesse in seksuele ervaringen met anderen.
4. De persoon heeft weinig of geen interesse in activiteiten.
5. De persoon heeft geen goede vrienden of vertrouwelingen behalve de naaste familieleden.
6. De persoon reageert onverschillig op complimenten of kritiek van anderen.
7. De persoon vertoont emotionele kilte, afzondering of oppervlakkige affectiviteit.
B. De stoornis treedt niet uitsluitend op als onderdeel van schizofrenie, een stemmingsstoornis met
psychotische kenmerken, een andere psychotische stoornis of een pervasieve ontwikkelingsstoornis en
is geen gevolg van directe fysiologische omstandigheden of algemeen medische aandoening.
3. Schizotypische Persoonlijkheids Stoornis - STPS
Opmerkelijk zijn de eigenaardige en excentrieke gedachten en gedragingen. Mensen met STPS hebben vaak
magische, eigenaardige overtuigingen. Wat voor anderen niks betekent, betekent voor zo iemand heel veel
(Bv. denken dat dingen persoonlijk relevant zijn, 6e zintuig ervaringen). Psychotische verschijnselen kunnen
optreden (kunnen dingen horen of zien). Kan leiden tot schizofrenie.
DSM IV Schizotypische Persoonlijkheids Stoornis
A. Een diep doordringend (pervasief) patroon van sociale en interpersoonlijke tekortkomingen met een
acuut ongemak bij of verminderd vermogen voor diepgaande relaties alsmede cognitieve of perceptuele
afwijkingen en excentriek gedrag. De stoornis begint in de puberteit of jonge volwassenheid en doet zich
voor als sprake is van 5 of meer van de volgende gevallen:
1. De persoon heeft afwijkende ideeën over betrekkingen (hierbij worden betrekkingswanen niet
meegerekend).
2. De persoon heeft afwijkende opvattingen of magisch geloof die het gedrag beïnvloeden en niet
overeenkomen met de subculturele normen (bijvoorbeeld bijgelovigheid, geloof in helderziendheid,
telepathie of een 6e zintuig'. Zowel bij kinderen als volwassenen bizarre fantasieën of vooroordelen.
3. De persoon heeft ongebruikelijke perceptuele ervaringen, waaronder lichamelijke illusies.
4. De persoon denkt en spreekt vreemd (bijv. vaag, circumstantial, metaforisch, te uitgebreid of
stereotype).
5. De persoon is achterdochtig en heeft paranoïde ideeën.
6. De persoon reageert inadequaat of beperkt affectief.
7. De persoon vertoont gedrag of heeft een voorkomen dat vreemd, excentriek of uitzonderlijk is.
8. De persoon heeft gebrek aan goede vrienden of vertrouwelingen anders dan de naaste familieleden.
9. De persoon heeft ernstige sociale angst die niet afneemt in een vertrouwde omgeving en die eerder
samenhangt met paranoïde angsten dan met een negatief zelfbeeld.
B. De stoornis treedt niet uitsluitend op als onderdeel van schizofrenie, een stemmingsstoornis met
psychotische kenmerken, een andere psychotische stoornis of een pervasieve ontwikkelingsstoornis.
CLUSTER B
Ook wel het dramatische of emotionele cluster genoemd. Dit cluster bevat 4 stoornissen:
1. Antisociale Persoonlijkheids Stoornis - ASPS
Deze mensen negeren de rechten van anderen en maken zich schuldig aan onethisch gedrag. ASPS wordt vaak
geassocieerd met alcohol en drugsproblemen en crimineel gedrag. Ze komen meestal in het forensisch circuit
terecht door misdaden. Ze zijn vaak onverantwoordelijk en leren niet van fouten. ASPS patiënten zijn niet in
staat om een baan te behouden en kunnen niet met financiële verantwoordelijkheden omgaan. Patiënten
kunnen erg agressief en impulsief zijn, maar ook heel sluw en berekenend. Daarnaast kennen ze geen spijt of
schuldgevoelens voor de negatieve gevolgen. Sommigen ervaren zelfs plezier aan het lijden van anderen.