Toets Agogiek:
Deel 1
Agogiek = leer van veranderingsprocessen, je zet iets in beweging.
Methodiek = een vastgelegde en doordachte praktijktheorie, waarvan methoden afgeleid worden.
Methode = een omschreven manier van systematisch werken om een bepaald doel te bereiken.
Voorbeeld starr methode, triple c methode,….
Instrument = een precies omschreven en voorschrijvende manier van handelen als hulpmiddel om
een doel te bereiken. Een hulpmiddel, denk aan protocol, checklist het ondersteunt de sociaal
werker.
Methoden
1. Persoonsgericht: hulpverlening, validation = mensen die lijden aan dementie.
2. Groepsgericht: sociaal cultureel werk, groepswerk
3. Omgevingsgericht: opbouwwerk , gericht meestal op een bepaalde buurt. Verbeteren van de
buurt.
ABCD: Assest-Basses Community Development: brengt talenten en vaardigheden in een lokale
gemeenschap in kaart.
Empowerment: persoonlijke, sociale en maatschappelijke hulpbronnen van mensen te vergroten om
hun veerkracht te versterken.
Kenmerken van Methodisch werken:
- doelgericht
- planmatig
- procesmatig
- systematisch
Voorbereiding
1. Oriëntatiefase: onderzoek, project.
2. Definitiefase: doelstelling formuleren.
3. Ontwerpfase: uitvoering gaan beginnen, draaiboek bedenken
Uitvoering:
- doen
- reflecteren
- bijstellen
Afronding
1. Evaluatiefase: wat ze ervan vonden.
2. Verantwoordingsfase: je moet verantwoorden voor wat je gedaan hebt.
3. Borgingsfase: de resultaten van het project/activiteit vastleggen/borgen, zodat je er ook na
afloop van het project op door kunt gaan in een vervolg.
- Besluitvorming (gedeelde): nemen verschillende zorgverleners een gezamenlijk beslissingen over
behandeling. Besluitvorming: keuze maken tussen verschillende mogelijkheden.
- Evidence based werken: (Op bewijs gebaseerd) bewijzen uit wetenschappelijke literatuur of
onderzoek beoordeelt op zijn praktische toepasbaarheid in de situatie waar jij op dat moment mee te
maken hebt.
- Beroep: wettelijk herkend beroep
- Functie: een precisering van het werk van een beroepsuitoefenaar. Voorbeeld: verpleegkundige,
functie is wijkverpleegkundige, algemeen verpleegkundige, specifieke verpleegkundige.
- Competenties: geschikt zijn voor een taak, waar je goed in bent
- Kritische beroepssituaties: situaties waarin de beroepsuitoefenaar zich gesteld ziet voor een
professioneel probleem of dilemma.
, - Exploreren: sw exploreert actief de situatie waarin mensen zich bevinden. Werkt onderzoekend.
- Interveniëren: sw intervenieert op methodisch, integrale en duurzame wijze in een situatie, waarin
eigen kracht van mensen wordt versterkt. Ingrijpen, handelen. Verbeteringen aanbrengen.
- Ondernemen: sw signaleert kansen en behoeften maar concrete acties.
- Professionaliseren: Sw onderhoudt zijn eigen deskundigheid.
- Cyclisch werkproces: 6 stapjes:
1. Contact tot stand brengen
2. situatie verkennen
3. situatie afwegen
4. wensen en oplossingen verkennen
5. plannen en acties uitvoeren en bijstellen
6 evalueren en of afsluiten.
Waarom? om client, bewoners actief aan de slag te gaan met kleine stappen die aansluiten bij wat op
dat moment de meeste aandacht vraagt.
Rapporteren van het cyclisch werkproces met 4 doelen:
- Voortgang vastleggen
- De kwaliteit van het werk bewaken: is onze werkwijze wel geschikt, of methode?
- Structurele problemen en te korten signaleren: is er voldoende zorg?
- Rekenschap afleggen aan opdrachtgevers: kunnen we duidelijk maken wat onze bijdrage is aan het
verminderen van sociale problematiek?
Deel 2
- Caritas (duur, dierbaar) van oudsher tot Middeleeuwen
Kern: zorg voor de armen, christelijke naastenliefde, dienende liefde. De omslag komt bij de opkomst
van het humanisme: niet God maar het individu staat centraal. Armen opvoeden tot fatsoenlijke
burgers.
- Volksontwikkeling 17de en 18de eeuw
Kern: naast arbeid ook opvoeding en ontwikkeling van kennis en deugden (voorbeeld ‘t Nut). Ze
wilden het volk verheffen, ophogen. Ontstaan van instituten. Verlichtingsdenken = mensen die het
geloof van kerk en Bijbel niet meer accepteren. Opvoeden van fatsoenlijke mensen.
- 19de eeuw Professionalisering – Armoede treft je gewoon
Kern: armenpatronaat kwam op: vrijwilligers bezoeken in eigen omgeving , morele en godsdienstige
persoonsvormende kant werd belangrijk. Arbeidersvraagstuk: arbeiders moesten in fabrieken in
gevaarlijke omstandigheden werken. Sociale wetgeving: kinderwet, onder 12 jaar verbod werken in
fabrieken. Vrouwen eisten hun recht. Pionier: Johannes van den Bosch, “Maatschappij van
Weldadigheid” opgericht in 1818 Verhaal van Veenhuizen. Hij wilde in Drenthe werklozen en arme
gezinnen sturen om akkerbouw en veeteelt te verbouwen.
- 20ste Burgerschap/Participatie – Ik weet wat goed voor je is
Kern: verzorgingsstaat, verder professionalisering, einde verzorgingsstaat door participatiestaat =
meer eigen verantwoordelijkheidsbesef en zorg dragen voor samenleving, WMO (2007): wet
maatschappelijke ondersteuning, voor mensen met een ziekte of beperking en ouderen die thuis
wonen. Doel om zo lang mogelijk zelfstandig kunnen wonen en deel nemen aan maatschappij.
Pionier: Martha Nussbaum, Capability- of ontwikkelingsbenadering 2012 = in staat zijn om tot leven
te komen, om een lijfelijk gezond en veilig leven te leiden.
- Humanistisch gedachtengoed: Onchristelijke mensen die geloven in de kracht van de mens.
- Patronaatsmethoden: persoonlijke aandacht en vertrouwen winnen, onderzoek door middel van
huisbezoek, persoonlijk toezicht en begeleiding
- Sociale quaestie/arbeidsvraagstuk: Maatschappelijk probleem in 19 eeuw. arbeiders moesten in
fabrieken in gevaarlijke omstandigheden werken, slechte woon en arbeidsomstandigheden, vrouwen
en kinderarbeid en werkloosheid. Wat is het maatschappelijk probleem in de 19de eeuw?