Vlekje op de long
Longgeneeskunde
Histologisch wordt longkanker verdeeld in twee hoofdtypen:
- small-cell (neuroendocriene) longkanker (SCLC): verspreiden zich al
vroeg
- non-small-cell longkanker (NSCLC): verspreiden zich nauwelijks
NSCLC wordt m.b.v. CT- en PET-scan geclassificeerd a.d.h.v. het TNM-
systeem, waarbij de ziekte verdeeld kan worden in:
- lokaal: 5-jaars overleving 55 – 67%
- lokaal gevorderd: 5-jaars overleving 23 – 40%
- gevorderd: 5-jaars overleving 1 – 3%
Chirurgische behandeling kan curatief zijn, maar 5 – 10% van de gevallen
is maar geschikt voor resectie (5-jaars overleving 70%). Het wordt
nauwelijks gebruikt bij patiënten > 65 jaar en soms wordt chirurgie i.c.m.
chemotherapie gebruikt.
De preoperatieve beoordeling vindt plaats a.d.h.v. longfunctietesten, die in
een zekere mate ook de posteroperatieve uitkomst kunnen voorspellen.
Na operaties van T1N0 – T3N2 tumoren vindt aanvullend radiotherapie en
chemotherapie plaats, gevolgd door de operatieve ingreep. Dit verhoogt
de 5-jaars overleving.
Wanneer een operatie niet mogelijk is, wordt alleen radiotherapie gebruikt,
maar een slechte longfunctie kan hier ook een contra-indicatie zijn.
Radiotherapie heeft ook een aantal complicaties, zoals radiatie
pneumonitis en radiatie fibrose.
Chemotherapie i.c.m. radiotherapie verhoogt de 5-jaars overleving en
zorgt voor een verbetering van de symptomen.
SCLC wordt verdeeld in gelimiteerde en extensieve ziekte en dit hangt af
van de mate van verspreiding. Systemische therapie is de primaire
therapeutische optie, omdat SCLC zich al in een vroeg stadium verspreidt.
Gelimiteerde ziekte (30% van de patiënten) wordt behandeld met een
combinatie van chemo- en radiotherapie. Dit zorgt voor een significante
toename van de 5-jaars overleving (15% 25%). Voor de extensieve
variant geldt ook dat de gemiddelde overleving toeneemt (6 maanden 9
– 13 maanden).
De prognose voor SCLC blijft over het algemeen slecht, omdat de ziekte
pas laat wordt gediagnosticeerd en de co-morbiditeit van andere ziekten,
die aan roken gerelateerd zijn, verslechteren de behandeling. Daarom zijn
de meeste behandelingen palliatief.
Metastasen komen vaak voor en zijn op de thoraxfoto te zien als
schaduwen van 1,5 – 3,0 cm. Typische plaatsen voor de primaire tumor
zijn de nieren, prostaat, borst, bot, gastro-intestinaal systeem, cervix of
ovarium. De metastasen zitten vooral in het parenchym of pleura en zijn
vaak asymptomatisch.
Wanneer de metastase in de bronchi gaat zitten, dan ontstaat er
hemoptoë en wanneer de metastase via de lymfevaten is gekomen,
ontstaat er progressieve kortademigheid (lymfangitis carcinomatose).
Enkele pulmonaire metastasen zijn chirurgisch te verwijderen, maar er
moet wel gekeken worden m.b.v. een CT- of PET-scan of er ook nog andere
niet-zichtbare metastasen zijn, die op de thoraxfoto niet te zien zijn.
, Granuloom = een massa/nodule, die bestaat uit chronisch
ontstekingsweefsel, dat gevormd is als reactie op een antigeen. Het wordt
gekarakteriseerd door epitheliale multi-nucleaire reuzencellen.
Sarcoïdose is een multisysteemaandoening met granulomen, die vooral
voorkomt bij jongvolwassenen. Het presenteert zich als bilaterale hiliaire
lymfadenopathie, pulmonaire infiltratie en huid- en ooglaesies.
Het ontstaat voornamelijk tussen 30 – 40 jaar bij vrouwen en eerstegraads
familieleden hebben een hogere kans.
Transbronchiale biopsie laat infiltratie van alveolaire wanden en
interstitiële ruimten zien met leukocyten, voorafgaand aan de vorming van
een granuloom. Verder is er sprake van een verhoging van het aantal B-
cellen en een verlaging van het aantal T-cellen.
Sarcoïdose kan elk orgaan aantasten. De meest voorkomende presentatie
is:
- abnormaliteiten op een thoraxfoto: pijn op de borst, malaise en
koorts. Er zijn vier radiologische stadia
o stadium 1: bilaterale hiliaire lymfadenopathie
o stadium 2: stadium 1 + pulmonaire infiltraties
o stadium 3: pulmonaire infiltraties zonder stadium 1
o stadium 4: fibrose
- moeheid
- gewichtsverlies
- perifere lymfadenopathie
- koorts
- neurologische betrokkenheid
- huid: erythema nodosum
- oog: anterior uveitis, keratoconjunctivitis sicca en lacrimale klier
vergroting
- botten en gewrichten: artralgie, cysten en zwelling
Bij een combinatie van pulmonaire infiltratie en normale longfunctietesten
is sarcoïdose zeer waarschijnlijk. In een vergevorderd stadium is er sprake
van restrictieve aandoening bij longfunctietesten en honinggraadpatroon
op thoraxfoto.
De onderzoeken, die gedaan worden, zijn:
- beeldvorming
- bloedbeeld: milde normochromische, normocytaire anemie met
verhoogd ESR/BSE
- serum biochemie: serum calcium verhoogd
- transbronchiale biospie
- serum ACE-level
- longfunctietest: restrictieve longaandoening
Bij hiliaire lymfadenopathie is geen behandeling nodig, maar in een verder
stadium zijn corticosteroïden nodig.
De prognose is slecht bij zwarte Amerikanen door long-, hart- en nierfalen.
Trauma’s van de thoracale wand kunnen voor penetraties zorgen en dit
kan leiden tot een pneumothorax of hematothorax.
Ribfracturen treden vaak op bij patiënten, die een trauma hebben gehad,
frequent hoesten of osteoporose hebben. Pathologische ribfracturen