WDD-1 WK 5
KC: Poly/Mono-neuropathie (PMN)
Het zenuwstelsel
- opgedeeld in indeling:
- centraal zenuwstelsel
- hersenen
- ruggenmerg
- perifeer zenuwstelsel
- opgedeeld in functie:
- signaal van lijf naar hersenen
(sensorische zenuw) →
afferente signaal
- signaal van hersenen naar lijf
(motorische zenuw) → efferent
signaal
Myelum → ruggenmerg
zenuwwortel → radix
zenuwvlecht → plexus
(Aangedaan → pathie erachter)
carpaal tunnel syndroom (CTS)
beknelling n. medianus (zenuw → mononeuropathie = beschadiging
van 1 (perifere) zenuw)
- oorzaak: ligament loopt dwars over de n. medianus. Die klemt
het tussen de pezen, botten en spieren een beetje in. Door de
knel krijg je irritatie van de zenuw.
- kliniek:
- doof gevoel, tinteling, pijn dig I-IV
- vooral ‘s nachts, wapperen helpt
- hypesthesie n. medianus gebied
- soms krachtverlies/atrofie
- m. abd. poll. brevis (duim naar binnen) en m.opponens pollicis
(pink en duim maken cirkel)
- diagnostiek:
zenuwen zijn kabels. Door de tijd op aanhechtingspunt 1 te meten tot aankomst bij
aanhechtingspunt 2 kan worden bepaald wat de snelheid en kwaliteit van het signaal
is
- elektromyografie (EMG: zenuwgeleiding)
- bij onderzoek kan je de zenuw het beste
vergeleken met een aangedane zenuw die het er
dichts bij ligt.
→ bij de n. medianus is dat de n. ulnaris. Je
gebruikt de n. ulnaris als gezonde controle.
, - als je op plek 1 een stroomstootje geeft en een eind verderop
kijkt hoe snel en mooi die aankomt bij de plakker krijg je een
curve; de rechte lijn is de latentietijd (de stroom is aan het
rijzen naar de plakker)
- vervolgens krijg je een uitslag en een correctie naar de
baseline
- de spier wordt geactiveerd door het signaal en dat meet je in
de vorm van een actiepotentiaal → compound muscle
action potential (CMAP)
- hetzelfde kan je doen op de andere zenuw
- Je kunt het ook doen bij een stukje verderop een signaal
geven, bijvoorbeeld bij de elleboog. Dat zal er een hogere
latentietijd zijn, want de afstand is groter, maar het signaal
heeft wel precies hetzelfde signaal want je meet over dezelfde
spier en dus dezelfde elektronen
- Als het langer duurt dan normaal voordat de prikkels aankomen in uw
vingers, kan dit wijzen op een CTS
- echografie (zenuw in beeld brengen)
- bij het carpale tunnel syndroom is de zenuw
wat dikker en meer afgeplat dan normaal
- laboratoriumonderzoek (oorzaak in beeld brengen;
soms schildklier en glucose/HbA1c)
- behandeling:
- conservatief: uitleg, eventueel nachtspalk
- corticosteroïd: injectie carpale tunnel
- chirurgisch: klieven ligamentum transversum
HC: Anatomie centraal vs perifeer
basis indeling zenuwstelsel:
- centraal zenuwstelsel:
- hersenen
- ruggenmerg
- perifeer zenuwstelsel:
- alles wat ontspringt uit de zenuwwortels van het czs
ontspringt en via de zenuwvlechten naar de perifere
zenuwen gaat
- de spinale zenuwen van de thorax en abdomen
hebben geen zenuwvlecht
Centraal motorisch neuron (piramidebaan)
De centrale motorische neuronen zitten aan
de bovenkant van de hersenen, in de
hersenschors;
- de uitlopers ervan lopen door de
hersenstam en het ruggenmerg
- zij vervoeren de signalen vanuit
de hersenen tot in het
ruggenmerg
, - als deze zenuwen niet goed functioneren, worden de spieren stijf en spastisch
- tractus corticospinalis anterior kruist niet → voor rompspieren
- het kruisen via de corticospinalis lateralis is voor de armen en benen
Perifeer motorisch neuron
- het centraal motorisch neuron komt op de plek uit waar die het ruggenmerg moet
verlaten (bijv. bij de arm is dat bij het ruggenmerg van de nek); dan synapteert die
naar het perifeer motorisch neuron (1):
- perifeer motorisch neuron begint dus in het centraal zenuwstelsel (bij 1
synapteert die namelijk, wat nog in het CZS is)
- perifeer motorisch neuron heeft zijn kern in het centraal zenuwstelsel (het
ruggenmerg) → dit is een uitzondering van de motoriek
- pas als het ruggenmerg is verlaten spreken we van een perifeer
zenuwstelsel
Reflexboog
Niet alle bewegingen zijn bewust → we hebben reflexmatige bewegingen
Je sensibele afferente oefenen directe invloed op je motorische efferente:
1. er moet een afferent signaal komen vanaf de spier waar de spierspoeltjes meten of
de spieren verkort (aangespannen) of verlengt (ontspannen) zijn
2. via de sensibele zenuwen gaat dit signaal naar de achterhoorn van het ruggenmerg
(oranje pijl)
3. een deel gaat omhoog naar de hersenen, maar een ander deel synapteert direct op
de motorische baan om een reflexboog te creëren (een loop) voor directe feedback
- voorbeeld (reflexhamer; kniepeesreflex):
- als je op een pees slaat, waardoor er een spierverlenging optreed zal
er een signaal naar je ruggenmerg gaan (die de spierspoeltjes hebben
opgemeten); er wordt opgemerkt dat de spier is ontspannen
(uitgerekt) en dan moet de spier aanspannen om te veel oprekking te
voorkomen. Er gaat dan via het ruggenmerg meteen een motorisch
signaal terug naar de spier → extensie van knie, want quadriceps
spannen aan
,verschijnselen bij uitvallen centraal motorisch neuron vs perifeer motorisch neuron
Centraal motorisch neuron Perifeer motorisch neuron
(CMN) → vanaf cortex tot (PMN)
ruggenmerg
nog wel contact met spier; geen contact meer met spier;
namelijk via de reflexboog met perifeer er is geen signaal meer vanaf het czs én
motorische neuron, maar dus geen signaal niet meer via de reflexboog
van bovenaf via centraal motorische neuron
minder central inhibitie; normale inhibitie, maar komt niet aan
normaal heb je wel inhibitie van het czs, dat
na een signaal van spierspoeltjes ‘verteld’
dat er geen actie nodig is → in rust zegt het
centraal motorische neuron dus eigenlijk
‘ontspan je hoeft niks te doen’ door zijn
inhiberende werking
hoge reflexen lage reflexen
hogere tonus (spasticiteit); normaal/lage tonus
door minder inhibitie
Testen om te kijken of het gaat om uitval van het centraal motorisch neuron of perifeer
motorisch neuron
uitval van het centraal motorisch neuron:
verhoogde (door verminderde inhibitie) aanwezigheid van het reflex wijst op uitval centraal
motorisch neuron, maar dus niet van het perifeer motorisch neuron, want het reflex is er wel:
- reflexhamer:
- kniepeesreflex
- achillespeesreflex
- sensibele input:
- voetzoolreflex
- bij pasgeborene aanwezig
- bij volwassen hoort de grote teen niet omhoog
te gaan → bij aanwezigheid is er dus schade
aan CMN
- Clonus / spasme = wanneer er 1 prikkel wordt gegeven, maar de spier maar blijft
opnieuw aanspannen door afwezigheid van inhibitie bij
uitval van het perifeer motorisch neuron:
- bij letsel aan het PMN is er kans op het ontstaan van spieratrofie doordat de spier
niet meer wordt gebruikt, ook niet door reflexen dus
- fasciculaties (verschijnsel van deinnervatie) → doordat er geen signaal meer
aankomt bij de spieren zullen onafhankelijke spiervezels af en toe wel moeten
ontladen (die gaan dan aanspannen)
,Motoriek
kenmerk centraal perifeer
atrofie afwezig aanwezig
fasciculaties afwezig aanwezig (bij
voorhoornleasie)
tonus verhoogd verlaagd
spierrekkingsreflexen verhoogd verlaagd
voetzoolreflex abnormaal (extensie) normaal (flexie)
Sensibiliteit als marker voor letsel; waar is het letsel?
Oorzaak in centraal zenuwstelsel:
Wanneer het probleem halfzijdig is zit de oorzaak in de hersenen of in het
ruggenmerg, want alle banen splitsen wanneer ze het CZS verlaten → dus
de oorzaak bevindt zich voor de splitsing
Wanneer het probleem halfzijdig, maar in de onderzijde van het lichaam zit
zit de oorzaak in het ruggenmerg, want de bovenkant werkt nog wel (dat
door de hersenen wordt aangestuurd)
Oorzaak in perifeer zenuwstelsel:
perifeer kan je op 2 manieren indelen:
1) dermatomale verdeling: volgens de zenuwwortels die aftakken van
het ruggenmerg → je weet dat bepaalde huidgebieden bij bepaalde
zenuwwortels horen
2) perifere zenuwen: je hebt bijvoorbeeld een gebied dat past bij de n.
ulnaris
Je kan ook hebben dat de langste zenuwen uitvallen aan de uiteinde en dus
de handen en voeten zijn aangedaan
Anatomie van het centraal zenuwstelsel vs perifeer
- opgedeeld in indeling:
- centraal zenuwstelsel
- hersenen
- ruggenmerg
- perifeer zenuwstelsel
- opgedeeld in functie:
- signaal van lijf naar hersenen
(sensorische zenuw) → afferente
signaal
- signaal van hersenen naar lijf
(motorische zenuw)
- opgedeeld motorisch niveau (efferent):
, - visceromotoriek (autonome motoriek):
- onwillekeurige motoriek
- betreft de organen (bijv. darmperistaltiek)
- somatomotoriek:
- willekeurig
- betreft de rest van het lichaam
- opgedeeld op sensibel niveau (afferent):
- viscerosensibiliteit (autonome sensibiliteit):
- onwillekeurige sensibiliteit
- betreft de organen
- somatosensibiliteit:
- willekeurig
- betreft de rest van het lichaam
Als er geen somato of viscero voor het begrip staat wordt er uitgegaan van somato →
daarom wel is tussen haakjes
Embryologie centrale en perifere zenuwstelsel
1. er vormt in het ectoderm (toplaag embryonale
schijf) van boven naar beneden een groeve →
neurale groeve
2. de groeve diept zich uit tot een geul
3. de wanden van de geul gaan naar zich toe
krommen en vormen een buis → neurale buis
4. de neurale lijst vormt zich om de neurale buis
heen waaruit zich het perifere zenuwstelsel
vormt wanneer het door het hele embryo
verspreid
sensibele vleugelplaat → verdikking aan de
dorsale zijde
motorische basaalplaat → verdikking aan de
ventrale zijde
De anteriore uiteinde neurale buis ontwikkelt zich
tot 3 hersenblaasjes:
1) prosencephalon
- wordt de grote hersenen
2) mesencephalon
3) rhombencephalon
- 2 en 3 worden de kleine hersenen
en hersenstam
De rest van de neurale buis ontwikkelt zich tot het ruggenmerg
,Centraal zenuwweefsel bestaan uit cellen van
de wand van de neurale buis
perifeer zenuwweefsel bestaan uit cellen van
de neurale lijst
Neuronen
Neuronen = prikkelgeleidende zenuwcel
- bestaan uit:
- grijze stof:
- cellichamen (perikarya)
- cel-uitlopers (dendrieten
en axonen van de
neuronen)
- witte stof:
- myeline-schede rondom
de axonen
Centraal zenuwweefsel
axon = lange uitloper
→ om de axonen bevinden zich de myeline-schede die worden gevormd uit
oligodendrocyten (glia-cellen); wat ook centraal zenuwweefsel is
dendriet = korte uitloper
Astrocyten en glia-cellen vormen een deel van het steunweefsel
,Centraal zenuwweefsel en perifeer zenuwweefsel
liggen in het centraal zenuwweefsel:
- centrale neuronen (motorisch en sensibel)
- perifeer motorische neuronen (de
cellichamen liggen in het CZW, maar het
belangrijkste deel van de axon ligt in het PZW)
→ het is centraal zenuwweefsel, want de
cellichamen zijn dus ontstaan uit de neurale
buis en bevinden zich in het centraal
zenuwweefsel, maar het is perifeer
zenuwstelsel
- astrocyten
- oligodendrocyten
- ependymcellen
Liggen buiten het centrale zenuwweefsel; dus in het perifeer zenuwweefsel:
- perifeer sensibele neuronen
- postsynaptische visceromotorische neuronen
- cellen van Schwann (dezelfde functie als glia-cellen, maar in plaats van dat ze de
myeline-schede van het centrale deel vormen, vormen ze de myeline-schede van het
perifere deel van de axon)
Ruggenmerg
Alle grijze stof (cellichamen van neuronen) komt centraal te liggen (blauw, rood, roze), met
witte stof (axonen) daar omheen (het grijs witachtige)
uit de grijze stof lopen allemaal
gebundelde axonen die we op dit niveau
fila noemen
de fila bundelen zich tot wortels →
achterwortels en voorwortels
een achterwortel bevat perifeer
sensibele neuronen die hun cellichamen
in de periferie liggen; de ganglion
een voorwortel bundelt perifeer
motorische neuronen die hun
cellichamen in de voorhoorn van het
ruggenmerg hebben.
,De achterwortel en voorwortel komen samen in de spinale zenuw en splits vervolgens
alweer in een achter-tak en een voor-tak.
De voor-tak is veel dikker omdat die heel veel moet innerveren, namelijk de ventrale zijde
zoals alle organen en armen, terwijl de achter-tak alleen maar de rug moet innerveren.
De takken zijn gemengd met sensibele en motorische vezels, maar de wortels zijn
ongemengd en dus specifiek sensibel of motorisch.
Een groep van vezels die zich ontspringt uit een deel van het ruggenmerg en zich gaat
bundelen tot links en rechts spinale zenuw noemen we een ruggenmerg-segment
→ vreemde term van het ruggenmerg is niet gesegmenteerd, maar de wervels om het
ruggenmerg zijn dat wel. Zo een groep van vezels die het ruggenmerg kan uittreden tussen
de wervels in noem je een segment.
Doorsnede ruggenmerg-segment
De grijze stof (cellichamen; vlinder vorm)
bevat de:
- sensibele achterhoorn:
bevat cellichamen van de centrale
sensibele neuronen
- autonoma zijhoorn:
hier liggen zowel somato als viscero
sensibele vezels
- motorische voorhoorn:
hierin liggen de cellichamen van de
perifeer motorische neuronen
De witte stof (axonen) bevat de:
- achterstreng (funiculus dorsalis):
dorsale bundel van fasciculi
- zijstreng (funiculus lateralis):
laterale bundel van fasciculi
- voorstreng (funiculus anterior):
anterieure bundel van fasciculi
Ruggenmerg-segmenten met uittredende
zenuwen
, Cauda equina (begint vanaf L1-L2; daar houdt het ruggenmerg op)
Het ruggenmerg is korter dan de wervelkolom
Het ruggenmerg is in eerste instantie net zo lang als het wervelkolom,
maar het wervelkolom gaat sneller groeien dan dat ruggenmerg en
daarom lijkt het alsof het wervelkolom gaat opstijgen → relatieve
ascensus
De vezels treden uit op de niveaus waar ze oorspronkelijk bijhoren. Zeker
in het onderste deel van het ruggenmerg zullen de vezels dus enorm
worden uitgerekt op lengte, waardoor je dus wel nog een groep vezels
overhoudt die tot diep in het wervelkanaal doorlopen op het niveau waar
helemaal geen ruggenmerg meer is → dit deel wordt de paardenstaart /
cauda equina genoemd (vanaf het blauwe deel - dus de lumbale
zenuwen - naar onder)
Cauda equina is perifeer zenuwstelsel
Verdikkingen ruggenmerg
Er zijn ook plaatselijke verdikkingen in het
ruggenmerg:
- intumenscentia cervicalis
- intumenscentia lumbalis
Dat zijn de niveau waar de armen en
benen verbonden zijn met het
ruggenmerg.
De armen en benen gebruiken namelijk
veel meer informatie uitwisseling dat je
romp bijvoorbeeld; je doet er meer mee
bouwplan ruggenmerg
(onderste roze termen hoef je niet te kennen)
Spinale ganglion (in de achterwortel) → hier
liggen de cellichamen van de sensibele neuronen.
De lange uitlopers komen uit de periferie (bijv. de
huid). De uitloper komt binnen en gaat langs het
cellichaam en loopt het ruggenmerg in om
bijvoorbeeld te schakelen op centraal sensibele
neuronen die gelegen zijn in de achterhoorn van
het ruggenmerg (grijze stof)