Hoorcollege pathofysiologie 04-09-2019
Klinisch rederneren betekenis uit basiswetenschappen is de kern en basis voor je klinisch
redeneren en zo goed mogelijk handelen in de praktijk met jou patiënt.
Basiswetten:
o Vorm volgt functie, biologica basiskennis om de belemmeringen op te heffen zodat men
herstelt
Systeemtheoretische benadering
Van eencellig naar meercellig
Adaptatie en homestase als kern van de systeemtheoretische benadering.
Eencellig Veel vocht binnen in, celplasma. Daarom heen grens die de buitenwereld afscheid. Een cel kan leven en in zijn
eigen stofwisseling kan voorzien, onderhoud zijn eigen energie. Onderdelen vervangen van bouwstoffen om zichzelf in tact
te houden en hij kan repliceren/vermenigvuldigen.
Een celmembraan om de cel heen is een dubbele vet laag. Binnen celplasma scheiden van water (oceaan) met vet,
celmembraan. Er zitten gaatjes in om stoffen uit te wisselen. Stoffen uit de ‘oceaan’ halen of stoffen dumpen.
Met meerdere cellen bij elkaar om meer kans te hebben om te overleven. Allemaal klompjes. Wij waren 1 cel nu meerdere.
Mensen bestaan nog steeds uit cellen. Het organisme houd zichzelf gezond.
We ontwikkelen het zenuwstelsel, omdat het organisme zo groot is. Het regelt de bouwstofwisseling
en de functiestofwisseling.
Trofotroop, bent ingesteld voeding, rust, herstel etc.
Ergotroop, prestratie leveren, verbranden ect.
Milieu interieur: Milieu in jou lijf. Milieu waarin cellen in klompjes bij elkaar liggen, maar zitten in een
eigen water laagje.
Het water rondom de cellen. Het vocht tussen de weefsels moeten geregeld worden. Het vocht moet
optimaal blijven. Juiste hoeveelheid zout, zuurstof etc.
Homestase: Is het gelijk houden/optimaal houden van het milieu voor het functioneren van de
cellen.
Adaptatie: Het systeem is erg adaptief en kan zich goed aanpassen. Het systeem probeert te
voorspellen wat gaat er gebeuren. Goed te beinvloeden.
Gezondheid is een dynamisch evenwicht.
Biopsychosociaal model
Gaat er om wat men niet meer kan doen. Om het gezondheidsprobleem om te lossen. Een systeem
uit meerder lagen en dan gaan kijken in welk systeem is er wat aan de hand.
Organisme mensen (in omgeving)
Orgaansysteem, hart-vaatstelsel, urogenitaalstelsel
Organen, spier, maag, gewricht
Weefsels, bindweefsel, spierweefsel
Cellen, zenuwcel, kliercel
Oranellen, mitochondrion, golgi-apparaat, celkern, endoplasmatisch reticulum, lysosomen
Moleculen, eiwitten, vetten, koolhydraten
, Diffusie: Stoffen gaan van binnen naar buiten in de cel uit zichzelf.
Osmose: Water verplaatst zich, na mate wat er in oplost is. De concentratie in de cel en er buiten
moeten het zelfde zijn.
Moleculair-niveau: Oplosbaar – niet-oplosbaar in water polair en apolair hydrofiel en
hydrofoob lipofoob (liever geen vet) en lipofiel (wel vet)
Vet gaat makkelijk door het membraan heen. Gaatjes in het celmembraan zorgen ervoor dat stoffen
die hydrofiel zijn door het membraan kunnen.
Passief transport door diffusie door aantrekkingskracht. Het beweegt toch al, ik laat het er door of
niet. Actief (ondersteunende diffusie) als de stof er doorheen moet, moeite doen, het kost energie.
ATP is nodig voor actief transport.
Celkern regelcentrum, regelt alles
Endoplasmatisch reticulum belangrijk voor bouwstoffen, een fabriekje. Eiwitproductie.
Mitochondrion aerobe inspanning belangrijk, verbranding van energie.
Mitotische cellen delen zich dus bedekkend weefsel.
Postmitotische cellen als ze dood gaan niet meer delen. Ingewikkeld. Zenuwweefsel en
spierweefsel. Het delend stadium voorbij.
Recurrent mitotische cellen/wel reversivel post-mitotsich
Bindweefsel zit in je lijf en deelt niet continu, als het nodig is deelt het zich.
o Individu in relatie omgeving sociaal
o Persoon psychologisch
o Orgaansystemen biologisch
o Orgaan
o Weefsel
o Cellen
o Organellen
o Moleculen