AFP4
UITWERKING LEERDOELEN
EN LESSEN
Maaike Swartjes
FONTYS HOGSCHOOL – LEERJAAR 2
,
,Opbouw zenuwstelsel
Vat de basale opbouw van het zenuwstelsel samen
Functie van het zenuwstelsel:
1. Meet het interne en externe milieu
2. Integreert informatie van de zintuigen
3. Coördineert gewilde en ongewilde reacties van vele andere orgaanstelsels
Indeling zenuwstelsel:
Het centrale zenuwstelsel (CZS) dat uit de hersenen en het ruggenmerg bestaat,
integreert en coördineert de verwerking van sensorische informatie en het doorgeven
van impulsen naar de spieren. In het CZS zetelen ook de hogere functies, zoals
intelligentie, het geheugen en emoties.
Alle communicatie tussen het CZS en de rest van het lichaam vindt plaats via het
perifere zenuwstelsel (PZS), dat al het zenuwweefsel buiten het CZS omvat.
Afferente gedeelte: Geeft sensorische informatie door die buiten het zenuwstelsel
door zintuigen of receptoren wordt geregistreerd. Deze worden doorgegeven door het
afferente gedeelte van het PZS naar plaatsen in het CZS waar de informatie wordt
verwerkt.
o Somatische (externe) zintuigen
o Viscerale (interne) zintuigen
Efferente gedeelte: Daarna zendt het CZS motorische impulsen door middel van het
efferente gedeelte van het PZS naar spieren en klieren, die effectoren worden
genoemd.
o Somatisch zenuwstelsel (SZS): Stuurt de skeletspieren aan (willekeurig)
o Autonome zenuwstelsel (AZS): Zorgt voor automatische, onwillekeurige
regulering van glad spierweefsel, hartspierweefsel, klierwerking en vetweefsel.
Bestaat uit sympatisch en parasympatisch gedeelte, die tegengesteld
werken.
,Functioneel overzicht van het zenuwstelsel
Legt uit wat een neuron is en deelt deze in naar functie
Zenuwweefsel bestaat uit twee soorten cellen: neuronen (zenuwcellen) en neuroglia
(gliacellen, ondersteunende cellen (steunweefsel)). Neuronen zijn de basiseenheden van het
zenuwstelsel. Bij alle neurale functies communiceren neuronen zowel onderling als met
andere celtypen.
Samenstelling neuron
1. Een cellichaam
2. Verschillende vertakte dendrieten, die binnenkomende signalen opvangen.
3. Een axon dat uitgaande signalen geleidt in de richting van een of meer
synapsknoppen.
4. Een of meer synapsknoppen waarbij het neuron met een andere cel communiceert.
, 1. Dendriet
2. Celkern/nucleus
3. Cellichaam
4. Axon
5. Myelineschede
6. Knoop/insnoering van Ranvier
7. Axon-uiteinde
8. Synapsknop
Myeline ( Schwann-cellen) zorgt voor:
Isolatie
Voeding
Minder energie
Verhoogde prikkelgeleidingssnelheid (tot 150 m/s)
Kenmerken neuron
Cellichaam bevat grote, ronde celkern met een opvallend kernlichaampje
Geen centriolen aanwezig meeste neuronen in het CZS kunnen zich niet delen.
Talrijke mitochondriën voor het leveren van energie
Vrij en gebonden ribosomen
Membranen van het ruw endoplasmatisch reticulum (RER) geven cytoplasma ruw
uiterlijk
Lichaampjes van Nissl zijn groepen RER en vrije ribosomen die een grijze kleur
geven.
Indeling van neuronen naar bouw
1. Multipolair neuron twee of meer dendrieten en één axon.
In het CZS komen deze neuronen het meest voor. Alle motorische zenuwcellen, die
skeletspieren aansturen, zijn multipolair.
2. Unipolair neuron de dendrieten en het axon lopen in elkaar over
Het cellichaam ligt aan één zijde. De actiepotentiaal begint bij het uiteinde van de
dendrieten en de rest van de uitloper wordt als axon beschouwd. De meeste
sensibele neuronen van het perifere zenuwstelsel zijn unipolair.
3. Bipolaire neuronen twee uitlopers, 1 dendriet en 1 axon met het cellichaam
tussenin.
Bipolaire neuronen zijn zeldzaam, maar komen voor in speciale zintuigen, waar ze
informatie omtrent het zien, ruiken of horen van zintuigcellen naar andere neuronen
doorgeven.
, Indeling van neuronen naar functie
1. Sensibele neuronen afferente gedeelte van het PZS
Ontvangen informatie van zintuigcellen die het uitwendige (externe receptoren) en
inwendige milieu (proprioceptoren) waarnemen en daarna de informatie naar andere
neuronen in het CZS doorgeven (ruggenmerg of hersenen)
2. Motorische neuronen (efferente deel) geleiden impulsen vanuit het CZS naar
andere weefsels/ organen. De perifere doelcellen waarmee ze in verbinding staan,
worden effectoren genoemd.
- Somatische motorische neuronen van het somatisch zenuwstelsel zijn verbonden
met skeletspieren. Terwijl de visceromotorische neuronen van het autonome
zenuwstelsel met alle andere effectoren verbonden zijn, zoals de hartspier, glad
spierweefsel en klieren.
3. Schakelcellen (Associatieneuronen) bevinden zich geheel in de hersenen en in het
ruggenmerg
Verbinden andere neuronen, verantwoordelijk voor het doorschakelen van
sensorische informatie en de coördinatie van motorische activiteit.
Hoe complexer de reactie, hoe groter het aantal schakelingen. Schakelcellen spelen
ook een rol bij geheugen, plannen, leren.
Legt uit wat het verschil is tussen grijze stof en witte stof
Grijze stof bestaat uit cellichamen van zenuwcellen.
Witte stof bevat de lange uitlopers (axonen) van zenuwcellen.
Bij de hersenen zit grijze stof vooral aan de buitenkant, witte stof aan de binnenkant.