Samenvatting 2.3 Afstemming binnen opvoeding & onderwijs
Probleem 1
Van elk onderzoek:
- methode
- resultaten/ conclusies
- dan kijken wie het eens zijn en wie niet
LD1: Wat is het model van Bronfenbrenner?
Artikel Bronfenbrenner
gedrag is functie v/d interactie tussen persoon & milieu B= F(PE)
6 criteria van Bronfenbrenner:
1. Kind staat centraal in ecologisch model. Nadruk op kinderen hun ervaringen
(engines of development).
2. kind en omgeving hebben invloed op elkaar (wederkerigheid)
3. Gezin/familie belangrijkste setting/omgeving kind (microniveau). Andere
voorbeelden microniveau: kinderopvang of school
4. Proximale processen (definitie)
5. Connecties (aantal en kwaliteit) tussen settings → mesoniveau
6. Exoniveau
ecologie menselijke ontwikkeling definitie 1:
- wetenschap & ontwikkeling v/e actief groeiend persoon in relatie
met zijn directe omgeving, interacties tussen de omgevingen &
groyere systemen:
- 3 kenmerken van deze definitie:
1. ontwikkelde mens is geen tabula rasa maar groeiende
etniciteit die beweegt in zijn milieu.
2. interactie tussen persoon & omgeving twee-directioneel
wederkerig beïnvloeden elkaar
3. omgeving is niet gelimiteerd tot directe omgeving, heeft oook
betrekking op de grotere systemen
microsysteem:
- definitie:
patroon van activiteiten, rollen & intermenselijke relaties door
ontwikkelende persoon ervaren als bepaalde omgeving met fysieke
& materiele kenmerken
- activiteit/rol & interpersoonlijke relatie bouwstenen v/h
microsysteem
- centrale punt:
o wordt beleefd door individu.
, o heeft alleen betrekking op objectieve kenmerken maar ook
hoe relatie beleefd worden
mesosysteem:
- definitie:
omvat onderlinge relaties tussen 2 of meer settings waarin de zich
ontwikkelde persoon actief deelneemt
- systeem van microsystemen gevormd wanneer ontwikkelende
personen zich in nieuwe omgeving begeeft
- vb:
o relatie tussen kind& thuis, kind & school
o volwassene relatie tussen gezin & werk etc
exosysteem:
- definitie:
1 of meer omgevingen waarin ontwikkelde persoon als een actieve
deelnemer, waarin gebeurtenissen plaatsvinden die van invloed zijn
op, of beïnvloed worden door wat er gebeurt in omgeving v/d
ontwikkelende persoon
- staan verder van het kind af indirecte invloed
- vb:
o werkomgeving van ouders
o vrienden van ouders
o verdere familie die het kind niet spreekt
macrosysteem:
- alles op een hoger niveau
- vb:
o land waar je opgroeit
o overheidsbeleid (wetgeving)
o cultuur
o SES ouders
ecologische transitie:
treedt op wanneer de positie v/e individu in een ecologische omgeving
wordt aangepast als resultaat v/e verandering in een rol/ setting of allebei.
vb: een baan
menselijke ontwikkeling
proces waardoor de groeiende persoon een uitgebreidere en valide
opvatting van de ecologische omgeving verwerft, gemotiveerd wordt en in
staat is te participeren in activiteiten die gelijke of moeilijkere niveaus van
die omgeving vormgeven o.b.v. vorm of inhoud. Dit is een verandering van
karakter die stand houdt over tijd en plaats.
3 kenmerken:
, 1. Verandering in eigenschappen is langdurig en niet situatie
gebonden.
2. Ontwikkeling vindt plaats in 2 domeinen: perceptie en actie (hoe
ervaar jij dingen en welk gedrag is waarneembaar).
3. Alle 4 de systemen houden verband met elkaar.
→ gaat per leeftijd doordat je de ecologische omgeving steeds beter gaat
begrijpen waardoor je in staat bent tot nieuwe en hogere acties.
Bronfenbrenner & Morris:
Proximale proces:
- bepaalde vormen van interactie tussen organisme & omgeving
- worden in loop v/d tijd werkzaam
- primaire mechanisme die menselijke ontwikkeling produceren
proximale processen criteria/ kenmerken:
1. om zich te ontwikkelen persoon moet bezig zijn met activiteit
2. activiteit moet plaatsvinden op een vrij regelmatige basis, over een
langere periode van tijd (geen onderbroken activiteiten)
3. om ontwikkelingsgericht te zijn, moeten activiteiten lang genoeg
doorgaan om zo complexer te kunnen worden. Herhaling werkt niet
4. invloed vanuit beide kanten (wederkerig)
5. niet beperkt tot interacties met mensen, maar ook interactie met
voorwerpen of symbolen
6. factoren veroorzaken veranderingen in inhoud/ timing & effectiviteit
van proximale processen
3 soorten persoonskenmerken
bepalend voor koers toekomstige ontwikkeling
1. disposities: kan proximaal proces in gang zetten & werking blijven
ondersteunen
developmentally generative characteristics
o gedragsmatige (persoons) karakteristieken die proximale
processen activeren
o vb: nieuwsgierigheid
developmentally disruptive characteristics
o gedragsmatige (persoons) karakteristieken die proximale
processen vertragen
o vb: agressie
2. bio-ecologische hulpbronnen: bekwaamheid/ ervaring/ kennis &
vaardigheid vereist voor effectief functioneren van proximale
processen in fase van ontwikkeling
3. kenmerken: nodig bepaalde reactie uit v/d sociale omgeving
bevordert of verstoord het proximale proces
, dimensie tijd:
proximale proces & mate waarin het invloed uitoefent afhankelijk van
continuïteit, voorspelbaarheid & stabiliteit v/d interactie
1. microtijd: verwijst naar continuïteit/ discontinuïteit in fases v/h
proximale proces
a. vb: moeder leest kind voor dat gebeurt en wanneer stopt dat
2. mesotijd: periodiciteit v/d fases over bredere tijdsintervallen zoals
dagen & weken
a. gaat om hoe vaak iets voorkomt
b. vb: hoe vaak wordt het kind voorgelezen
3. macrotijd: richt zich op veranderende verwachtingen &
gebeurtenissen in de grotere samenleving (binnen & tussen
generaties)
a. historische evenementen: verwachtingen/ gebeurtenissen in
de samenleving
i. vb: vroeger uit boeken voorgelezen nu kan het ook vanaf
tablet
b. life-events: gebeurtenissen in het persoonlijke leven
i. vb: scheiding ouders
betekenissen:
1. continuïteit: voortgang zonder onderbreking
2. periodiciteit: periodieke terugkeer/ regelmatigheid
3. discontinuïteit: onderbreking in relatie
context:
factoren die proximale processen beïnvloeden door ze te stimuleren of af
te remmen
vb: in de klas voorgelezen worden is anders dan thuis voorgelezen worden
PPCT-Model:
1. proces
2. persoon
3. context
4. tijd
onderzoek Derillien:
7 jaar durende longitudinale studie naar psychologische
ontwikkeling in twee groepen.
360 kinderen met een laag geboortegewicht en een controle groep.
Kinderen met een laag geboortegewicht leken meer moeite te
hebben met groeien, ziekte, intellectuele ontwikkeling. Dit kwam
met name voor onder de jongens.
Kinderen met een laag geboortegewicht bleken vaker onder hun
niveau te werken.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Chiaraaaa. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,99. Je zit daarna nergens aan vast.