Werkcollege uitwerkingen CW Seline Donkers
Werkcolleges CW:
Werkcollege 1:
Opgave 1:
1) Door instulping en afsnoering van het plasmamembraan zijn het ER, nucleaire
enveloppe, golgi-apparaat, lysosomen, endosomen en peroxisomen ontstaan.
2) Dit zorgt voor:
- oppervlaktevergroting voor membraangebonden processen:
- RNA regulatie/transport regulatie
- specialisatie
- bescherming van het DNA
- micromilieu
- vesicel regulatie
3) RER, SER, nucleaire enveloppe, golgi-apparaat, lysosomen, endosomen.
4) Ze staan in verband met communicatie en overdracht (behalve de peroxisomen) =
vacuolair systeem
Opgave 2:
Hepatocyt heeft veel RER omdat het veel producten opneemt en uitscheid.
1) .
Naam structuur Functie
A SER CA2+ opslag, vetzuur en fosfolipide synthese
B Golgi-apparaat Modigifactie van suikergroepen en sorteren van ER producten
C Lysosoom Afbraak van celcomponenten
D Peroxisoom Oxidatie van vetten en toxines
E RER Eiwit synthese, membraan en secretie eiwitten
F Nucleus RNA sunthese en DNA opslag
G Mitochondriën Energie vorming
H Lipide druppel Energie opslag
2) Basolaterale zijde = bloedkant. Apicale zijde ligt aan het lumen
3) Veel RER omdat er veel eiwitten worden gemaakt in de lever voor het ontgiften van
stoffen en dergelijke.
Opgave 3:
1) A: microvilli
B: mitochondrie
C: SER
D: Golgi
E: RER
F: lipide druppel
2) Epitheelcel aan buitenkant, oppervlakte vergroting door microvilli voor meer opname
van aminozuren, monoglyceriden, vetzuren en monosacchariden.
3) Deze worden ondersteund door actine filamenten.
4) Veel mitochondriën voor energieproductie voor actief transport van
macromoleculen.
1
, Werkcollege uitwerkingen CW Seline Donkers
Opgave 4:
1) A. golgi apparaat
B. RER
2) Er is veel RER aanwezig voor de hoge productie van antilichamen.
3) Er is veel heterochromatine, omdat de cel maar één type antilichaam hoeft te maken en
dus maar twee soorten eiwitten, dus weinig coderend DNA.
4) kern: transcriptie tot RNA via kernporie naar cytosol ribosomen op mRNA
translatie tot signaalpeptide SRP bindt aan de signaalpeptide SRP begeleid naar ER
naar SRP receptor translocaal kanaal eiwitsynthese in ER lumen tot stopcodon
chaperone eiwitten binden losse eiwitten vesicel Golgi (cis) modificatie Golgi
(trans) exocytotische blaasjes naar het plasmamembraan.
Opgave 5:
Interstitiële cel: mannelijke geslacht, produceert veel testosteron (steroïde hormoon) –
lipide hormoon.
1) A: SER
B: lipide druppel
C: mitochondrie
D: RER
2) De lipide druppels zijn rond, omdat dit energetisch gunstig is.
3) Er is veel SER om het steroïde hormoon uit de cholesterol/vet op te nemen en de
water oplosbare toxinen te ontgiften.
4) Er vormen geen secretieblaasjes, omdat het vettige hormoon hydrofoob is en door
het membraan diffundeert. Hierdoor is het handig als SER om de lipide druppels heen
ligt zodat het SER het opgenomen vet meteen af kan geven aan lipide druppels.
5) Kan zo door membraan gaan dus hoeft geen exocytose.
Opgave 6:
1) Mitochondriën, endosomen, lysosomen en kern (klein deel golgi, RER en SER)
2) Epitheelcel, in niertubulus voor resorptie. Deze cellen hebben veel mitochondriën,
microvilli en een geplooid basaalmembraan. Oppervlakte vergrotingdoor de microvilli
en basaalmembraan, veel energie voor actief transport voor de mito’s.
3) Apicale pits (AP): endocytose
4) Endocytotische blaasjes (AV) en lysosomen (LY): endosomen: eiwitopname uit
primaire urine in de blaasjes, versmelten met lysosomen voor afbraak.
Werkcollege 2:
1. G1 = 2n DNA eerste piek, ½ DNA, veel cellen, duurt het langst dus meeste cellen
G2 = 4n DNA tweede piek, veel DNA, minder cellen
2. S = DNA replicatie tussen G1 en G2
3. De G1 fase duurt bij cellen het langst. Daarom ook meeste cellen aanwezig in deze
fase.
4. Cellen delen actief in aanwezigheid van nutriënten en groeifactoren, omdat
signaaleiwitten en groeifactoren nodig zijn voor de toename van volume.
- mitogenen: stimuleren de celdeling, heffen blokkade van de G1-fase op;
- survival factoren: onderdrukken apoptose.
2