Infectie en Afweer Seline Donkers
Hoorcollege samenvatting Infectie en Afweer
Hoorcollege 1: introductie
Grove indeling
- Prionen – eiwitten die verkeerd gevouwen en kunnen andere goed gevouwen eiwitten
ook fout laten vouwen. Ze zitten in je hersenen en zorgt voor gaten in je hersenen en
leidt tot functieverlies. Jacob kruisveld ziekte. Gekke koeien ziekte.
- Virussen
- Bacteriën
- Schimmels
- Parasieten
Invloed op ons afweersysteem en is in balans met sommige agentia, sommige zijn natuurlijk erg
nuttig voor ons.
Bacteriologie, virologie, parasitologie en mycologie hebben invloed op de immunologie en
andersom.
Hoe worden al die agentia verspreid: epidemiologie. Hoe kun je ze detecteren: diagnostiek.
Zoönotische agens: infectieuze agens dat overgaat van dier naar mens en in de mens ziekte
(zoönose) kan veroorzaken → Maatschappelijke relevantie: volksgezondheid!
Bacteriofaag: virus dat alleen bacteriën aanvalt, dus geen eukaryote cellen, en ter bestrijding
kan worden gebruikt.
Hoe houd je een indringer buiten
1. Diverse ‘typen’ afweer
a. Innate immunity
i. Aangeboren immuniteit (o.a. de huid). Tril haren in neus en luchtwegen
en de Toll-like receptoren (= aan de oppervlakte van cellen die bepaalde
onderdelen van de agentia kunnen herkennen) en hierdoor wordt het
cellulaire immuunsysteem geactiveerd en dat leidt tot de aantrekking van
witte bloedcellen.
b. Adaptive immunity
i. Zelflerende immuunsysteem (witte bloedcellen, T-cellen, B-cellen).
Geheugen van immuunsysteem valt hieronder.
2. Evenwicht. Geballanceerde immuunrespons (tolerantie). Tussen
cytotoxische (CD8) T-cellen en regulatoire T-cellen moet altijd
een evenwicht zijn, als dit niet zo is krijg je auto-immuunziektes.
3. Onderscheid tussen goed en kwaad organisme.
a. Signaalmoleculen aan de oppervlakte van de cel en
wordt herkend door T-cellen. Als het een gezonde cel is dan zal zo’n T cel niks
doen. En als het een geïnfecteerde cel is kan hij het opruimen. Kankercellen
kunnen hierdoor ook opgeruimd worden.
Soorten infectieuze agentia
- Prionen eiwit niet zichtbaar
- Virussen 20nm-400nm EM
- Bacteriën – prokaryoten 10^-6 LM
- Schimmels – eukaryoten um-cm LM
- Parasieten
o Protozoa 10^-5 LM
o Helminthen (rondwormen, lintwormen, zuigwormen) mm-cm-dm oog
1
,Infectie en Afweer Seline Donkers
o Ectoparasieten (blok huid)
Aard van de verschillende agentia
- Prionen: geen levende organismen. Buiten gastheercel niet vermenigvuldigen.
- Virussen: geen levende organismen. Buiten gastheercel niet vermenigvuldigen.
- Bacteriën: prokaryoten. Kleiner dan eukaryoten.
- Schimmels: eukaryoten. Bevatten allerlei organellen.
- Parasieten: eukaryoten
Prokaryoten eukaryoten
Eencellig, kleiner dan 5um vaak meercellig 10um
Geen membraan gebonden organellen membraan gebonden organellen
70S ribosomen (kleiner) 80S ribosomen
DNA, circulair, haploïd DNA in chromosomen
Replicatie door deling replicatie door mitose
Kernmembraan aanwezig
Symbiose
- Commensalisme (één profiteert)
o Bescherming van voedsel
o Geen schade aan gastheer
- Mutualisme (beide profiteren)
o Beide organismen hebben voordeel
o Geen schade aan gastheer
- Parasitisme (één leidt, de ander profiteert)
o Alleen parasiet heeft voordeel
o (Ernstige) schade aan de gastheer
Routes van transmissie infectieuze agentia
- Oraal: besmet voedsel en water
- Direct (huid) contact – schimmel
- Aerosolen (luchtwegen) – covid 19, Q-koorts
- Direct inoculatie (injectie, trauma, bijten/steken) – muggen, teken
- Transplacentaal – verticale transmissie, HIV
- Via vectoren: stekende/bijtende insecten die agentia kunnen overdragen
Postulaten van Koch
1. Het micro-organisme moet aanwezig zijn in elk geval van de ziekte.
2. Het verdachte micro-organisme moet kunnen worden geïsoleerd en gegroeid als een
reincultuur (een enkel organisme).
3. Inoculatie van het geïsoleerde micro-organisme in een gezonde gastheer geeft dezelfde
ziekte/symptomen.
4. Hetzelfde micro-organisme moet opnieuw uit de experimenteel geïnfecteerde gastheer
kunnen worden geïsoleerd in een reincultuur.
Kan niet voor alle agens gekweekt worden bijvoorbeeld prionen.
Evasie: hoe overleef ik als infectieus agens?
- Zo weinig mogelijk afweer opwekken
2
,Infectie en Afweer Seline Donkers
- De effecten van afweer ontwijken – ander jasje aantrekken
o B.v. antigene variatie – verandering
- De afweer van de gastheer onderdrukken
o Complementsysteem is systeem dat bacteriën herkent waardoor deze bacteriën
weggehaald worden.
- Snelle vermeerdering
- Overleven in individuen met een verminderde afweer (YOPIs) young, old, pregnant en
immunodeficiëntie.
Gezond, ziek en infectieuze agentia
- Aanwezigheid van infectieus agens hoeft niet altijd tot ziekte te leiden, want een dier
kan ook drager zijn van het agens.
- Zonder infectieuze agentia zouden vertering, kolonisatie resistentie en het opbouwen
van een afweersysteem niet mogelijk zijn.
- Pathogenese zegt iets over het stapsgewijze ontstaan van een ziekte, dus over de
oorzaak en de ernst van de ziekte. Alle bacteriën/virussen dragen bepaalde elementen
bij zich waar we ziek van worden.
- Infecties (ziekte) moeten worden voorkomen of behandeld: mogelijkheden zijn
vaccinatie, therapie (antibiotica (tegen bacteriën), antimycotica(tegen schimmels),
anthelmintica (tegen wormen), antivirale middelen (tegen virussen)) en het voorkomen
van insleep door te zorgen voor goede hygiëne en/of bewijding.
Altijd is er weer iets nieuws qua virussen – vogelgriep en Lassa virus.
Vroeger vond er heel veel transmissie plaats tussen dier en mens en dat komt doordat wij veel
huisdieren hebben en eten. Bijv. hond laten slapen in bed.
Conclusies
- Er is veel diversiteit aan infectieuze agentia
- Infectieuze agentia spelen een belangrijke rol bij gezond en ziek
- Als dierenarts krijg je veel te maken met infectieuze agentia
- Zoönotische agentia benadrukken maatschappelijk belang
- Afweer is onmisbaar om te overleven maar alles met mate! Het moet in balans zijn.
Hoorcollege 2: virusstructuur en vermeerdering
Door toenemende hygiëne daalde het aantal infectieziekten sterk. Enkel een piek tijdens de
Spaanse griep. Introductie van vaccinaties leidt tot oplossen van virusprobleem.
Coronavirus is al erg lang in ons land (sinds 2002) dus komt niet altijd uit het niets. Infecties bij
de mens zijn bijna altijd bij het dier oorspronkelijk (one healt).
Influenza virus: transmissie tussen soorten van vogel (op varken) op de mens vereist een
verandering in receptorspecificieit. Dit kan overspringen van dier naar mens als het aangrijpt op
menselijke receptoren (vaak na mutatie). De meeste virussen die bij mensen voorkomen zijn
van dierlijke oorsprong. Virussen evolueren constant, ze verdwijnen en komen weer op.
Virus is het latijnse woord voor vergif.
Seriele passage: telkens door blijven kweken van virussen in nieuwe gezonde dingen en daaruit
weer telkens door een filter halen.
Founding fathers of virology: Ivanofski, Beijerinck
Experimenten:
- Ivanovsky: bacteriële filter → nog steeds lesies op tabakplant (stof is kleiner dan virus)
3
, Infectie en Afweer Seline Donkers
- Beijerinck: herhaling van experiment → geen uitverdunning → kan dus geen toxine zijn,
maar is een virus
- Loeffler ontdekte als eerste een animaal virus (mond-en-klauwzeer) → virussen zijn
partikels!
- Reed ontdekte als eerste een humaan virus (gele koorts)
- Lazear ontdekte dat virussen via vectoren (bijv. muggen) overgebracht kunnen worden.
Eigenschappen van virussen
• Virussen zijn super klein (je hebt tegenwoordig ook hele
grote) tussen de 10 en 400 nm zo klein dat je ze met
lichtmicroscopie niet kan zien kan wel via
elektronenmicroscoop.
• Ze komen voor in alle organismen: grote variatie in
replicatiestrategiën (planten, dieren, mensen).
• Negatieve kleuring → negatief contrast
• Resolutie 50-75 A
• Algemene morfologie
• Morfologische eenheden.
De Virosphere
- Virussen infecteren leden van alle koninkrijken van het leven
- Verbluffende verscheidenheid in replicatiestrategieën
- >10^32 deeltjes in de biosfeer
- Meer dan 6000 virussoorten bekend en die zijn in meerdere groepen verdeeld.
Er zijn een groot aantal virussen
Wat is een virus
‘Een virus kan niet worden beschreven in een enkele zin of een enkele alinea’
- Zijn obligate (hebben lichaamscel nodig) intracellulaire parasieten – kunnen zich alleen
maar laten vermenigvuldigen in cellen.
- Zijn kleine infectieuze agentia met acellulaire organisatie – geen cellen
- Reproduceren alleen in levende cellen – virussen doen zelf niks, ze WORDEN
gerepliceerd.
- Heeft één type nucleïnezuur – ofwel RNA OF DNA-beschermd door een eiwitmantel.
- Virion is verantwoordelijk voor de overdracht van het virus van de ene cel naar de
andere cellen, dus de infectieve vorm van een virus. Het genoom is verpakt in een
capside. De verpakte vorm van het genoom in het capside wordt nucleocapside
genoemd.
Soorten virussen:
- Naakte virussen (virion = capside)
- Membraan omvattende virussen (virion = nucleocapside + membraan)
o Nucleocapside is de naam voor het capside om het genetische materiaal van een
membraan-omvattend virus heen.
De three-prat algemene strategie
- Alle virussen verpakken hun genoom in een deeltje dat de overdracht van gastheer naar
gastheer bemiddelt.
4