Hoorcollege samenvatting HH Seline Donkers
Hoorcolleges huid en huidderivaten
Hoorcollege 1:
Het is geen behoorlijk moeilijk vak, maar het is wel heel veel en je moet dus op tijd
beginnen. Oefentoets echt maken!
Huid kent een pluriformiteit aan verschijningsvormen: de behaarde huid, vogels met veren,
schubben, dikke en dunne huid, wel of geen vacht (thermoregulatie stuk anders). Huid past
zich aan aan de omgeving (gekko die eruit ziet als een blad). Huid is een plastisch
orgaansysteem. Basis is wel bij alle dieren hetzelfde. Het verschil zit in de dikte van de
epidermis. We praten over de epidermis, dermis en hypodermis (subcutis). Dit laatste
bestaat vooral uit vetweefsel.
Algemene opbouw van de huid
Functies van de huid:
- Bescherming: huid geeft directe bescherming als een barrière tussen het externe
en interne milieu op mechanisch, chemisch en thermisch gebied, maar ook tegen
UV straling en vochtverlies. Huid geeft ook indirecte bescherming, bijvoorbeeld
door camouflage
- Interactie met de omgeving: uiterlijk vertoon, tast (druk), pijn, temperatuur
- Metabole functies: opslag van vet, aanmaak van vitamine D (diersoortafhankelijk)
- Secretie: talgklier, zweetklier, melkklier (diersoortafhankelijk)
- Thermoregulatie → HC2
Embryonale ontwikkeling:
- Ectoderm bedekt het oppervlak van de embryo en vormt later
de epidermis (opperhuid). Uit de epidermis ontwikkelen zich
ook haren, klieren en hoeven → epidermis is van ectodermale
oorsprong
- Dermis ontwikkelt zich uit dermatomen, wat onderdelen van
het paraxiale mesoderm zijn. Dermis van de schedel ontstaat
vooral uit cellen van de craniale neurale lijst → dermis is van mesodermale
oorsprong
- Subcutis ontwikkelt zich uit het mesoderm, net als de dermis
o Basaal gelegen cellen produceren zelf factoren die hun
eigen proliferatie stimuleren (autocrien proces), zoals
transforming growth factor a (TGFa)
o Fibroblasten produceren keratinocyte growth factor
(KGF, FGF7) en staan in contact met mesenchymale
cellen (paracrien proces)
o Tijdens de proliferatie migreren neurale lijstcellen de
dermis in en worden uiteindelijk in de basale laag van de
epidermis geïntegreerd. Hier differentiëren ze tot
melanocyten (maken pigment) en Merkel cellen
(betrokken bij waarneming van tast). Vanuit het
beenmerg migreren Langerhans cellen naar de epidermis
o Van de melanocyten stulpen kleine stukjes cytoplasma met celmembraan af.
Deze celfragmenten die melanine pigmenten bevatten worden opgenomen
door keratinocyten. Tijdens differentiatie migreren deze keratinocyten verder
1
,Hoorcollege samenvatting HH Seline Donkers
naar het oppervlak toe, waardoor ook in de hogere lagen van de epidermis
melaninepigmenten te vinden zijn
o Afhankelijk van het type signaal kan bijv. een klier of haar ontstaan
Opbouw epidermis:
- Bestaat uit meerlagig verhoornd
plaveiselepitheel, waarbij de
mate van keratinisatie
afhankelijk is van het deel van de
huid (bijv. dikker op de
voetzolen) en de diersoort.
- Rustend op basaalmembraan.
Onderaan liggen ook de cellen
die delen en die nieuwe cellen
stuwen ze omhoog.
- Keratinocyten vormen de hoofdcellen van de epidermis. Verder zijn er
melanocyten (productie pigmentkorrels/melanosomen, afgifte door melanocyt,
opname door keratinocyt, migratie naar bovenste huidlagen), cellen van
Langerhans (afweer en “sampling” door onderbreken TJ) en Merkel cellen
aanwezig
- Epidermis is in verhouding tot de dermis vaak een stuk minder breed. Het is ook
belangrijk dat het waterdicht is zodat er niks naar binnen kan komen en je zelf
niet veel vocht verliest.
- Cellen in de onderste laag, dicht bij de grens met de dermis, zijn vrij rond. Ze
verlopen in een plooiing, waardoor het contactoppervlak met de dermis vergroot
wordt en de aanhechting sterker wordt. Bovenin zijn de cellen wat platter. De
gehele bovenste laag cellen bevat geen celkernen meer en is dus verhoornd
- Verschillende lagen:
o Stratum basale:
▪ Aanhechting d.m.v. desmosomen
• Stevigheid. Als je deze niet hebt zal de huid openscheuren.
▪ Van dermis gescheiden door basaalmembraan
▪ Aan basaalmembraan gehecht middels hemidesmosomen
▪ Vanuit hier vindt proliferatie van cellen plaats
▪ Bij een blaar laat het stratum basale los en vult de ruimte met
vloeistof. Zorgt ervoor dat cellen van de stratum basale niet ongeremd
gaan delen. Ook selectieve barrière.
o Stratum spinosum:
▪ Stevigheid door onderlinge aanhechting via desmosomen die eruit
zien als een soort “spines”, vandaar de naam stratum “spinosum”
▪ Voedingsstoffen verspreiden zich via de dermis door epidermis via
intracellulair
▪ Er treedt differentiatie van cellen op. Ook zijn er melanocyten
zichtbaar (cellen met bruin pigment). Het pigment van epidermale
melanocyten die zich boven de dermale papil in de haarmatrix
bevinden zorgt voor haarkleur
o Stratum granulosum:
2
,Hoorcollege samenvatting HH Seline Donkers
▪ Cellen produceren keratohyaliene granules (keratine-eiwitten
waarmee de cel gevuld wordt als een soort baksteen) en lamellaire
granules (lipiden die uitgescheiden worden)
▪ Platten steeds verder af, raken steeds verder gevuld met keratine. Bij
te veel keratine sterven de cellen af.
▪ Lipiden worden buiten de cel gebracht via exocytose vanuit de
lamellaire granules en komen om de cellen heen te liggen, waardoor
de keratohyaliene granules stevig tegen elkaar aan komen te liggen en
er minder water door kan dringen
(cement-baksteen model)
▪ Bovenste lagen: tight junctions
tussen de cellen, extra barrière.
Tight junctions verhinderen het
transport van voedingsstoffen naar
de bovenste cellagen, maar dit is
geen probleem omdat de cellen
daar toch al dood zijn. In de onderste cellagen bevinden zich dus geen
tight junctions! Cellen van Langerhans kunnen tight junctions tijdelijk
verbreken en naar de bovenste laag van de epidermis migreren,
waardoor ze monsters kunnen nemen en evt. aanwezige antigenen
kunnen presenteren
▪ Cel vult zich met keratine en de lamellaire granula geven het weer af
aan de buitenwereld waardoor er een waterondoordringbare barière
ontstaat.
o Stratum lucidum:
▪ Is alleen zichtbaar bij zeer dikke huid en bevindt zich net boven het
stratum granulosum
▪ Is soms zichtbaar als een doorzichtige laag doordat er een bepaalde
tussenstap van de keratine-productie in aanwezig is, het eiwit eleidine
(transformatieproduct keratohyaline)
▪ Hier sterven de cellen af, omdat er te veel keratine in zit.
o Stratum corneum (hoornlagen)
▪ Plaveiselcellen dood en geheel gevuld met keratine (‘corneocyten’)
▪ Worden bij elkaar gehouden middels lipiden (cement-baksteen model)
▪ Schilfert geleidelijk af
▪ Inhoud: keratine-filaggrine filamenten (géén celorganellen → cellen
zijn echt dood)
▪ Intracellulair: lipiden
▪ Bovernste laag = desquamatie = stratum disjuctum
▪ Duidelijke relatie tussen vorm en functie van deze laag die de dikte
bepaald. Locatie heeft invloed, en ook is deze laag adaptief naar
gelang de belasting. Dikte is afhankelijk van de belasting van de huid
o Stratum disjunctum: deel van het stratum corneum dat al gedeeltelijk
losgelaten heeft. Is afwezig op delen van de huid die intensief gebruikt
worden, zoals het platum nasale van de koe
- Planum nasale (neusspiegel) van de koe:
3
, Hoorcollege samenvatting HH Seline Donkers
o Fors verhoornde epidermis (breed stratum corneum): neus moet tegen een
stootje kunnen, want wordt gebruikt om de omgeving te verkennen
o Tactiele zenuwvezels (lichaampjes van Pacini en/of Meissner) in de dermis:
aanraking van een oppervlak met de neus kan zo geregistreerd worden
o Subcutis beperkt aanwezig met weinig vet, de
dermis is stevig vastgehecht aan het periosteum
schedelbot: beperking van mobiliteit van de neus
o Functie: weerstaan van mechanische krachten die
op de neusspiegel worden uitgeoefend en het
faciliteren van tastsensatie
- Verbreking van aanhechting van basaalmembraan (via
hemidesmosomen) zorgt voor aandoeningen, waardoor er een ruimte tussen de
dermis en epidermis ontstaat die zich vult met vocht. Ook bij aantasting van
desmosomen (aanhechting van naburige cellen) door bijv. auto-antilichamen
(pemfigus) kunnen er blaren of huidlaesies ontstaan
- Vogels, zoogdieren en reptielen hebben een hoge mate van keratinisatie van de
huid (stratum corneum is vaak dik). Bij amfibieën is er sprake van beperkte
keratinisatie. Bij vissen is er geen keratinisatie (meerlagig niet-verhoornd
plaveiselepitheel). Naarmate de cellen hoger in de epidermis migreren, neemt de
mate van keratinisatie toe.
- Regulatie epidermis:
o Proliferatie (s. basale & s. spinosum) en differentiatie worden gereguleerd in
de epidermis (en dermis). Er is sprake van paracriene “cross-talk” tussen de
epidermis en dermis, ook o.i.v. bijvoorbeeld UV-straling of allergenen. Wordt
gedaan door nauwe samenspraak dermis en epidermis. Samenspel is heel
belangrijk voor dat de celactiviteit goed gereguleerd blijft.
Waar regulatie is, is dysregulatie
- Sarcoid
o Oorzaak: bovine papillomavirus
o Genetische predispositie
o Diverse verschijningen
- Epidermodysplasie cerruciformis
o (lewandowsky-lutz dysplasie) → hoornlaag remt
ongeremd
o Extreme gevoeligheid voor het hummaan papillomavirus (HPV)
Keratinisatie:
- In het stratum basale is keratine aanwezig als onderdeel van het cytoskelet. Deze
intermediaire keratinefilamenten zijn aan hemidesmosomen en desmosomen
verbonden en geven het weefsel stevigheid en structuur. Naarmate de cellen
differentiëren veranderen de keratineproducten van structuur
- In het stratum granulosum wordt veel filaggrine gevormd, wat de aggregatie van
keratinefilamenten induceert. Deze komen samen met andere eiwitten steeds
dichter onder de plasmamembraan te liggen en vormen zo een soort verhoornde
envelop om de inhoud van de cel. Ook worden er lamellaire granules gevormd die
4