Wonen in Nederland
Rivieren
De Rijn en de Maas zijn de grootste rivieren in Nederland. De Rijn is 1230 km lang en
ontspringt in Zwitserland. De rivier ontstaat als een bergrivier die zijn water krijgt van de
gletsjers uit de Alpen en stroomt door zes landen. De Rijn wordt tevens gevoed door enkele
zijrivieren. De Maas is 950 kilometer lang en ontspringt in Frankrijk. Vanuit daar stroomt de
rivier door Luxemburg, België naar Nederland. De Maas wordt gevoed door regenwater.
Een rivier stroomt van hoog naar laag, dus naar de zee toe. Het verval is het hoogteverschil
tussen twee punten van een rivier. Het verhang is het hoogteverschil tussen twee punten
die 1 km uit elkaar liggen (in m per km). Het lengteprofiel van een rivier is het verloop van
de waterspiegel in lengterichting, ook wel de verhanglijn.
Het stroomstelsel van een rivier is het geheel van hoofdstromen en zijtakken, die bestaat uit
3 onderdelen:
De bovenloop: bevindt zich hoog in de bergen. Hier stroomt de rivier het snelst en
vindt er veel erosie plaats.
De middenloop: dit is het middelste deel van een rivier dat door een dal loopt. Hier
is het verhang gemiddeld.
De benedenloop: bevindt zich in het laagland (overstromingsvlakte). Hier is het
verhang gering, waardoor de rivier gaat meanderen. Hij slingert dan met bochten
door het landschap (erosie in buitenbocht en sedimentatie in binnenbocht). In de
benedenloop vind veel sedimentatie plaats (soms ontstaan delta in riviermonding).
Het verzamelgebied van een rivier waarbinnen alle
neerslag via de zijtakken naar de hoofdrivier stroomt,
noem je het stroomgebied.
De grens tussen twee stroomgebieden
heet de waterscheiding (meestal in gebieden met reliëf).
De tijd tussen het moment dat in het stroomgebied neerslag valt, en het moment dat het
waterpeil in de rivier daardoor stijgt is de vertragingstijd. Dit wordt bepaald door:
1. Aanwezigheid van vegetatie: hoe meer vegetatie, hoe langer de vertragingstijd
2. Invloed van de mens: hoe meer menselijke invloed, hoe korter de vertragingstijd
3. Doorlaatbaarheid van bodem: hoe groter de doorlaatbaarheid, hoe langer de
vertragingstijd
,Rivieren komen aan hun water door regen, smeltwater of door een combinatie van deze
twee. Het soort water waarmee de rivier wordt gevoed, bepaalt het regiem/debiet.
Het regiem is de schommeling in de hoeveelheid water die een rivier per jaar afvoert. Het is
dus de variatie van waterafvoer gedurende een jaar.
Het debiet is de totale hoeveelheid water die een rivier in een bepaalde periode afvoert.
Zowel het regiem als het debiet kan per jaar sterk variëren.
Er is sprake van een piekafvoer wanneer er een grote hoeveelheid water in korte tijd moet
worden afgevoerd via een rivier.
Er zijn verschillende soorten rivieren:
1. Gletsjerrivier: gevoed door smeltwater met een hogere waterafvoer in het voorjaar.
2. Regenrivier: gevoed door regenwater met een hogere waterafvoer in natte
maanden en een kleinere afvoer in droge of hete maanden door verdamping.
3. Gemengde rivier: gevoed door een combinatie van beiden en heeft dus ook minder
schommelingen in het regiem.
De Rijn en de Maas hebben beiden een groter debiet in de winter, vanwege een minder
grote verdamping (en grotere waterafvoer). Omdat de Rijn een gemengde rivier is kent het
een gelijkmatiger regiem dan de Maas, omdat er in de zomer ook toevoer van smeltwater is.
Dwarsprofiel van een rivier
● Het zomerbed is de smalle bedding waarin de rivier in de zomer stroomt, dus als het
water laag staat. Bij het zomerbed kan gebruik worden gemaakt van een zomerdijk.
Dit is een lage dijk dichtbij de rivier en zorgt ervoor dat de rivier in het stroomprofiel
wordt gehouden bij een lage afvoer.
● In de winter is er meestal een grotere afvoer van water. Hierdoor kan de rivier
buiten het zomerbed treden. Het winterbed zorgt er vervolgens voor dat de rivier
alsnog onder controle kan worden gehouden. De winterdijk ligt verder van de rivier
en moet het binnendijkse gebied beschermen tegen een overstroming.
● De uiterwaarden is het gebied tussen de zomeren winterdijk, dus de dijk dichtbij en
verder af van de rivier. Dit is de ruimte die de rivier nodig heeft om piekafvoeren te
kunnen verwerken. De uiterwaarden overstromen bij hoogwater in de winter en
overstromen niet bij laagwater in de zomer.
, Nederland heeft vaker een overschot aan water dan een tekort aan water. Dit komt doordat
Nederland in de benedenloop van grote rivieren als de Rijn en de Maas ligt, waardoor er
altijd watertoevoer van deze rivieren is. Daarnaast heeft Nederland gemiddeld een
neerslagoverschot.
Het water vormt een groot gevaar, zowel van binnenuit (de rivieren) als van buitenaf (de
zee) zorgen voor overstromingen. Er drie vormen van bedreiging:
1. Klimaatverandering: leidt tot en onregelmatiger neerslagregime (extremer weer met
droge zomers en natte winters) met als gevolg een onregelmatiger regiem van de
rivieren (een grotere afvoer of debiet in de winter en meer laagwater in de zomer).
Het leidt ook meer perioden met een verhoogde piekafvoer, waarbij rivieren steeds
meer water in korte tijd moeten afvoeren. Dit leidt tot afvoerproblemen van de
grote rivieren en leidt daardoor tot een hoog overstromingsrisico. Één van de
mondiale effecten van klimaatverandering en temperatuurstijging is
zeespiegelstijging. Lokaal kunnen stormen heftiger worden, wat kan leiden tot een
tijdelijke sterke opstuwing van zeewater voor onze kust. Als het zeewater hoog staat,
kunnen de rivieren hun water niet kwijt in zee, dus dan wordt de kans op een
overstroming groter.
2. Bodemdaling: de bodem in Nederland daalt om verschillende redenen. Geologisch is
er sprake van een kanteling: het noordwesten daalt en het zuidoosten komt
omhoog. In het noorden daalt de bodem door gaswinning. Ook door inklinking
(grond wordt door druk en uitdroging in elkaar gedrukt) en door ontwatering van
veengronden.
3. Door klimaatverandering is er sprake van een absolute zeespiegelstijging. Deze
absolute stijging in combinatie met de absolute bodemdaling in Nederland zorgt
voor en relatieve zeespiegelstijging. Als het land lager komt te liggen door
bodemdaling, terwijl de zeespiegel stijgt door klimaatverandering, dan stijgt de
zeespiegel relatief sterk. Dit heeft invloed op het kustbeheer.
Klimaatverandering zorgt voor een temperatuurstijging. Dit warmt ook het water op.
Landijsop aarde trekt zich terug en zeewater zet zich uit. Het gevolg hiervan is een absolute
stijging van de zeespiegel. Door zeespiegelstijging vindt meer opstuwing plaats bij de
monding van de rivieren. Dit vergroot het overstromingsgevaar. Als gevolg van
klimaatverandering gaan er daarnaast meer en grotere schommelingen in de hoeveelheid
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper sjoukjekraak. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,79. Je zit daarna nergens aan vast.