De studenten:
Kunnen het begrip extinctie-spiraal uitleggen aan de hand van een concreet voorbeeld
Een extinctie spiraal is een neerwaartse spiraal die er uiteindelijk voor zorgt dat een
diersoort/ras kan uitsterven. Onderdelen hiervan zijn inteelt( het paren van individuen die
nauwer verwant zijn dan de gemiddelde verwantschap tussen individuen van een pop) en
inteeltdepressie ( een achteruitgang van het ras, een pop krijgt een slechtere gezondheid,
minder vruchtbaar, slechtere groei). Dit kan ontstaan door habitatfragmentatie,
binnendringen van exoten, klimaatverandering, vervuiling, over-exploitatie -> zorgt voor
kleine pops-> daar kan dan gene flow, genetic drift of inteelt plaats vinden-> verlies van
genetische diversiteit
Platere snuit en kleinere hersen niet meer normaal kunnen bevrucht raken
Kennen het begrip domesticatie en het belang van centre’s of diversity.
domesticatie -> van wilde verwant naar landras -> door toeval, ze verschillen veel van
elkaar door aanpassingen van de boer aan de omgeving in het wild heel anders dan dat de
boer ze teelt. Vaak is de mutaties recessief, in de natuur zou dat nooit tot uiting komen.
Ontstaan door de favoriete planten/dieren te houden(onbewust).
Centre’s of diversity-> voor voldoende genetische variatie zijn er meerder
uitgangsmaterialen: landrassen, oude rassen, moderne rassen en bij planten ook wilde
verwanten.
Kunnen beschrijven wat een fok- of veredelingsprogramma is en wat fokdoelen,
veredelingsdoelen en selectiecriteria zijn.
Fok- veredelingsprograma-> het is het zorgen van het instand houden/verbeteren van
gewenste eigenschappen door middel van kruising en selectie bij dieren/planten.
De doelen: altijd wel bepaald door economische wensen, wensen van consument, wensen
van teler/veredelaar
Doelen:
1. Hogere opbrengst
2. Gereduceerde kosten van productie
3. Kwaliteit van product
4. Oogstzekerheid
5. Resistentie
6. Oogsttijdstip
7. Innovatieve producten en unique selling points
8. Beschermen varieteit/diversiteit
9. Gewenst gedrag
10. Uiterlijk
11. Gezondheid van dier
12. karakter
Kunnen de verschillen en overeenkomsten tussen een kloonras, lijnras, hybrideras, landras
en populatie ras uitleggen.
Landras plant: onbewuste selectie, selectie door
omstandigheden/bodem/teelt/voorkeuren van de boer, grote variatie binnen ras, lage
opbrengst
Landras dier: door de eeuwen heen ontwikkeld door boeren, grote variatie
Kloonras: geen variatie, identiek, vegetatieve vermeerdering
Lijnras: zelfbestuiving, homozygoot, zaad blijft hetzelfde
, Populatieras: vooral bij kruisbestuivers, hardy-weinberg evenwicht, gevoelig voor inteelt,
nooit helemaal uniform
Hybride ras: kruisen van 2 homozygote, heterosis (nakomeling beter dan ouders),
nakomeling is heterozygoot dus je kunt het zaad niet oogsten want dan krijg je andere
planten.
Begrijpen de verschillen in selectie op kwantitatieve en kwalitatieve eigenschappen.
Kwantitatieve: een kenmerk op grond van individuen in een pop kunnen verschillen zonder
dat ze kwalitatief te onderscheiden klassen kunnen worden ingedeelt. Er is altijd sprake
van een overgang/gradient bv lengte, gewicht, melkproductie ( berust op werking van vele
genen -> effect nauwelijks waarneem baar )
Kwalitatieve: er is een duidelijke natuurlijke classificatie, er is sprake van discontinue
variatie, berust op 1 of meerdere genen bv: bloedgroep, bloemkleur, oogkleur
Begrijpen de principes en voor- en nadelen van verschillende selectie methodes, met name:
independent culling, index selectie en tandemselectie.
Tandemselectie: je selecteert eerst op 1 eigenschap -> bFij de overgebleven planten
selecteer je op de 2e eigenschap-> en zo door. de niet geselecteerde worden verwijderd of
weg gegooid-> je kunt dan niet meer selecteren op de andere eigenschappen. Begin met
selecteren met een eigenschap die een hoge erfelijkheidsgraad heeft. Zuiver toegepast is
het een hele duidelijke en simpele methode, alles wat niet goed is gaat weg en er is geen
ingewikkelde administratie nodig.
Independent culling: selecteer je op alle eigenschappen tegelijkertijd. Voor elke eigenschap
is een drempelwaarde waaraan het minimaal moet voldoen.( niet te hoog instellen zodat
er niet af word gevallen op basis van 2 slechte eigenschappen) 1 slechte dan weg
Indexselectie: eerst worden alle organismen beoordeeld op geselecteerde eigenschapen,
daarna word er aan iedere eigenschap een wegingsfactor gegeven-> daarna moet de totaal
score per dier worden uit gerekent, de beste 10% houden (voordeel is dat de slechte
eigenschappen de goede compenseren.-> duurt lang
In feite pas je tandemselectie toe wanneer je de vatbare planten na de resistentietoets
weggooit. Vervolgens zijn er vast wel enkele eigenschappen waarvoor je uitstekend een
ondergrens kunt bedenken (independent culling methode) en enkele andere waarvoor je
de beste combinatie zoekt, waarbij de ene eigenschap belangrijker kan zijn dan een andere
en ook compensatie mogelijk is (indexselectie).
Begrijpen verschillende manieren om bij het selecteren, van fenotypische en moleculaire
merkers gebruik te maken.
Een moleculaire merker is een stukje DNA wat zichtbaar gemaakt wordt en sterk gekoppeld
is met een allel. Van een aantal merkers is bekend dat ze vlakbij een gen liggen waarvan de