DE UITSLUITINGSCLAUSULE ANNO 2022
Wat is de aard en de reikwijdte van de uitsluitingsclausule?
MASTERSCRIPTIE
ter verkrijging van de graad meester in de rechten
aan de Faculteit Rechtsgeleerdheid van de Rijksuniversiteit Groningen
master Notarieel Recht
Auteur: Melissa Nieuwenhuis
Studentnummer: S3475646
Onderwijsinstelling: Rijksuniversiteit Groningen
Afstudeerbegeleider: prof. mr. dr. Wouter Burgerhart
Plaats en datum: Zwolle, 20 februari 2022
,Voorwoord
Vol trots presenteer ik mijn scriptie ter afsluiting van de master Notarieel Recht aan de
Rijksuniversiteit Groningen. Als iemand mij acht jaar geleden zou vertellen dat ik na de
opleiding HBO-rechten nog een bachelor Rechtsgeleerdheid én de master Notarieel Recht
zou afronden, zou ik diegene voor gek verklaren. Tijdens mijn HBO-Rechten stage bij
Hoekstra & Partners Notarissen Zwolle in 2015 kwam ik voor het eerst in aanraking met
de notariële praktijk. Niet lang daarna was ik verk(n)ocht en wist ik dat ik hierin verder
wilde studeren.
Omdat er (nog) geen pre-master notarieel recht bestaat heb ik de gehele bachelor
Rechtsgeleerdheid – met afstudeerrichting Notarieel Recht – gevolgd na afronding van
mijn HBO-Rechten studie. Ik was geen doorsnee student: na mijn stage in 2015 ben ik in
dienst getreden bij Hoekstra & Partners Notarissen Zwolle, waar ik sindsdien gemiddeld
drie dagen in de week heb gewerkt naast mijn voltijd studie. Het was niet altijd even
makkelijk, maar ik ben achteraf super blij met de ervaring die ik bij dit kantoor heb
opgedaan.
De zoektocht naar een onderwerp was geen gemakkelijke. Uiteindelijk is – met de hulp
van mijn afstudeerbegeleider, de heer prof. mr. dr. Wouter Burgerhart - mijn keuze
gevallen op de aard en de reikwijdte van de uitsluitingsclausule, een onderwerp dat op
het snijvlak van mijn twee favoriete rechtsgebieden ligt: het huwelijksvermogensrecht
en het erfrecht.
Van deze gelegenheid maak ik graag gebruik om een woord van dank uit te spreken naar
de mensen die betrokken zijn geweest bij de totstandkoming van deze scriptie. Allereerst
wil ik de heer Burgerhart bedanken voor zijn waardevolle input en betrokken en
deskundige ondersteuning vanuit de Rijksuniversiteit Groningen. Ook wil ik graag de
heer mr. Rolf Grit bedanken voor zijn vertrouwen, zijn flexibele opstelling, zodat ik werk
en studie kon combineren en het ter beschikking stellen van een werkplek voor het
schrijven van mijn scriptie. Ook de andere collega’s van Hoekstra & Partners Notarissen
Zwolle wil ik graag bedanken voor de prettige samenwerking. Als laatste wil ik graag
mijn (schoon)familie en vrienden bedanken voor hun steun tijdens mijn soms stressvolle
scriptieperiode.
Hoewel ik terugkijk op ruim acht leerzame en gezellige jaren, ben ik blij dat ik mijn
studentenperiode heb afgerond en kan beginnen aan mijn volgende uitdaging: kandidaat-
notaris worden bij Hoekstra & Partners Notarissen Zwolle. Ik hoop in september 2022 te
kunnen starten met de Beroepsopleiding Notariaat en misschien ooit – in de verre
toekomst – (toegevoegd) notaris te worden.
Zwolle, 20 februari 2022
1
,Inhoudsopgave
Lijst met afkortingen ........................................................................................................ 4
1. Inleiding ........................................................................................................................ 5
1.1 Inleiding .................................................................................................................. 5
1.2 Probleemstelling ..................................................................................................... 6
1.3 Doel en nut van het onderzoek................................................................................ 6
1.4 Deelvragen .............................................................................................................. 6
1.5 Leeswijzer ............................................................................................................... 7
2. De oorsprong van de uitsluitingsclausule ..................................................................... 8
2.1 Het ontstaan van de huwelijksgemeenschap ........................................................... 8
2.2 Het ontstaan van de uitsluitingsclausule ................................................................. 9
3. Rechtshandelingen waarbij een uitsluitingsclausule kan voorkomen ........................ 10
3.1 Erfrechtelijke verkrijgingen .................................................................................. 10
3.2 Giften .................................................................................................................... 10
3.3 Begunstiging levensverzekering ........................................................................... 11
3.4 Verblijvingsbeding................................................................................................ 12
4. De (vorm)vereisten van de uitsluitingsclausule ......................................................... 14
4.1 De vorm van de uitsluitingsclausule ..................................................................... 14
4.2 Het moment van opname van de uitsluitingsclausule ........................................... 15
5. De (on)voorwaardelijke uitsluitingsclausule .............................................................. 19
5.1 De onvoorwaardelijke uitsluitingsclausule ........................................................... 19
5.2 De mogelijkheid om voorwaarden te verbinden aan de uitsluitingsclausule ........ 19
5.3 De voorwaardelijke uitsluitingsclausule ............................................................... 22
6. De (on)mogelijkheden om over onder uitsluitingsclausule verkregen vermogen te
beschikken ..................................................................................................................... 24
6.1 De uitsluitingsclausule en verrekenbedingen........................................................ 24
6.2 Het dwingende karakter van de uitsluitingsclausule ............................................. 25
6.3 Schenking tussen echtgenoten .............................................................................. 26
6.4 Legitieme portie .................................................................................................... 27
6.5 Som ineens ............................................................................................................ 29
7. De insluitingsclausule versus de uitsluitingsclausule ................................................. 31
7.1 De insluitingsclausule ........................................................................................... 31
7.2 De (verschijnings)vorm van de insluitingsclausule .............................................. 31
7.3 Geen dwingend karakter ....................................................................................... 31
2
, 7.4 De (on)voorwaardelijke insluitingsclausule ......................................................... 32
8. De werking van de uitsluitingsclausule ...................................................................... 33
8.1 Het gevolg van de uitsluitingsclausule ................................................................. 33
8.2 Vruchten................................................................................................................ 33
8.3 Zaaksvervanging ................................................................................................... 34
8.4 Het gevolg van het niet naleven van de uitsluitingsclausule ................................ 36
9. Conclusie .................................................................................................................... 41
9.1 De aard van de uitsluitingsclausule ...................................................................... 41
9.2 De reikwijdte van de uitsluitingsclausule ............................................................. 42
9.3 Een korte overdenking .......................................................................................... 44
Bronnenlijst .................................................................................................................... 45
3
,Lijst met afkortingen
AA Ars Aequi Maandblad
agvg algehele gemeenschap van goederen
art. Artikel
AT AdvoTip
BW Burgerlijk Wetboek
CBS Centraal Bureau voor de Statistiek
c.q. casu quo
e.a. En anderen
ECLI European Case Law Identifier
e.v. En volgende
FTV Fiscaal Tijdschrift Vermogen
GS Groene Serie
HR Hoge Raad
JBN Juridische Berichten voor het Notariaat
jl. Jongstleden
JV Justitiële Verkenningen
KWEP Kwartaalbericht Estate Planning
mr. Meester in de rechten
MvT Memorie van Toelichting
NB Nota bene
NJ Nederlandse Jurisprudentie
NJB Nederlands Juristenblad
p. Pagina
pp. Partijen
prof. Professor
Rb. Rechtbank
TE Tijdschrift Erfrecht
TvAR Tijdschrift voor Agrarisch recht
t/m Tot en met
vgl. Vergelijk
Vp-bulletin Vermogende Particulieren Bulletin
WPNR Weekblad voor Privaatrecht, Notariaat en Registratie
4
,1. Inleiding
1.1 Inleiding
Nederland kende sinds 1838 de algehele gemeenschap van goederen als standaard
huwelijksvermogensregime.1 Op grond van art. 1:94 BW (oud) ontstond er op het
ogenblik van de huwelijksvoltrekking van rechtswege een gemeenschap van goederen
waarin alle aanwezige, alsmede toekomstige baten en lasten van de echtgenoten werden
betrokken. Dit wordt ook wel boedelmenging genoemd.2
Een van de grootste uitzonderingen op de aanzuigende en absorberende werking van
de algehele gemeenschap van goederen is de uitsluitingsclausule.3 De
uitsluitingsclausule, ook wel privéclausule genoemd, heeft doorgaans de strekking dat
hetgeen wordt geërfd of geschonken niet in een bestaande of toekomstige gemeenschap
van goederen valt of zal vallen en ook niet in een verrekenbeding zal worden betrokken.4
Sinds de jaren 90 loopt circa tien op de duizend huwelijken5 op de klippen.6 De
hiermee gepaarde angst van ouders dat de “koude kant” in geval van echtscheiding profijt
heeft van of recht heeft op een deel van de door hun kind ontvangen schenkingen of
erfrechtelijke verkrijgingen, verklaart de populariteit van de uitsluitingsclausule. Deze
clausule wordt vrijwel standaard opgenomen in schenkingsakten en testamenten.7
Ook na de komst van de beperkte gemeenschap van goederen op 1 januari 2018 blijft
het van belang om een uitsluitingsclausule op te nemen. Hoewel alle erfrechtelijke
verkrijgingen en schenkingen, ongeacht of er een uitsluitingsclausule is opgenomen of
niet, zijn uitgesloten van de beperkte gemeenschap van goederen ex art. 1:94 lid 4 BW,
kunnen de echtgenoten hiervan afwijken door huwelijkse voorwaarden op te stellen.
Indien de schenker of erflater echter een uitsluitingsclausule heeft opgenomen,
doorbreekt de clausule het in de huwelijkse voorwaarden gekozen
huwelijksvermogensregime van de echtgenoten. In de rechtspraak is namelijk bepaald dat
de uitsluitingsclausule dwingend is.8 Sinds 1 januari 2018 is dit ook wettelijk verankerd
in art. 1:94 lid 4 BW. Ook blijft het opnemen van de uitsluitingsclausule relevant voor
erfrechtelijke verkrijgingen of schenkingen aan een kind die voor 1 januari 2018 in
algehele gemeenschap van goederen is gehuwd of in geval van grensoverschrijdende
huwelijken.
Op 1 januari 2018 werd de tegenhanger van de uitsluitingsclausule geïntroduceerd:
de insluitingsclausule (art. 1:94 lid 3 sub b BW), inhoudende dat de erflater of schenker
kan bepalen dat de erfrechtelijke verkrijging of schenking wel in de gemeenschap valt.
1
NJB 2014.
2
Mourik, van & Verstappen 2014, p. 91.
3
Kamerstukken II 2013/14, 33 987, 3 (MvT), p. 13.
4
Huijgen & Reinhartz, 2012, p. 139, 140.
5
Met huwelijk wordt ook het geregistreerd partnerschap bedoeld.
6
CBS.
7
Kamerstukken II 2013/14, 33 987, 3 (MvT), p. 3 en Burgh, van der, 2004, p. 12.
8
HR 21 november 1980, ECLI:NL:PHR:1980:AC7049.
5
,1.2 Probleemstelling
Zoals in de inleiding is aangegeven wordt de uitsluitingsclausule vrijwel standaard
opgenomen in testamenten en schenkingsakten. Het is daarom belangrijk om in kaart te
brengen wat zoal de (on)mogelijkheden van de uitsluitingsclausule zijn en welke
(rechts)gevolgen deze clausule met zich meebrengt.
Het recht dient zo goed mogelijk aan te sluiten op de behoeftes van de burgers die
hieraan zijn onderworpen. Omdat de maatschappij mettertijd verandert en daarmee ook
de normen en waarden van de burgers, is het nodig dat hierop ingespeeld wordt door de
wetgevende- en rechtsprekende instanties. Door de jaren heen zijn er daarom
verschillende wetswijzigingen aangebracht in het huwelijksvermogensrecht, waardoor
onder andere de beperkte gemeenschap van goederen en de insluitingsclausule werden
geïntroduceerd. Ook zijn er een aantal (opvallende) rechterlijke uitspraken gedaan die op
zijn minst interessant zijn te noemen en die een andere betekenis hebben gegeven aan de
uitleg van de uitsluitingsclausule.
Deze ontwikkelingen zijn dan ook aanleiding geweest om de uitsluitingsclausule nog
eens onder de loep te nemen en hebben geleid tot de volgende onderzoeksvraag: “Wat is
de aard en de reikwijdte van de uitsluitingsclausule?”.
1.3 Doel en nut van het onderzoek
De meeste testateurs of schenkers hoeven niet lang na te denken over de vraag of er een
uitsluitingsclausule in het testament of de schenkingsakte moet worden opgenomen.
Hoewel de ratio van de uitsluitingsclausule – het voorkomen van boedelmenging –
eenvoudig is, kan de toepassing van een uitsluitingsclausule tot complexe situaties leiden
die de testateur of schenker niet heeft voorzien en mogelijk ook niet gewild heeft. Eén
van die situaties is dat de echtgenoten niet (meer) in kaart kunnen brengen wat er in de
plaats is gekomen van het onder uitsluitingsclausule verkregen vermogen. Van belang is
om niet alleen bij de voordelige gevolgen van de uitsluitingsclausule stil te staan, maar
ook bij de nadelige gevolgen, zodat de testateur of schenker een weloverwogen keuze kan
maken over het al dan niet opnemen van een (voorwaardelijke) uitsluitingsclausule. Een
goede voorlichting door bijvoorbeeld een notaris of estate planner is daarom vereist.
Indien er eenmaal onder uitsluitingsclausule verkregen vermogen aanwezig is, moeten
ook (toekomstige) echtgenoten goed geadviseerd worden over de (rechts)gevolgen
hiervan. In dit onderzoek wordt getracht om een duidelijke invulling te geven aan de
(karakter)eigenschappen, de toepassingsmogelijkheden en de omvang van de
uitsluitingsclausule op basis van de meest recente (rechts)ontwikkelingen.
1.4 Deelvragen
Om de centrale vraagstelling “Wat is de aard en de reikwijdte van de
uitsluitingsclausule?” te kunnen beantwoorden worden de volgende zeven deelvragen
onderscheiden:
6
,- Wat is de (wettelijke) oorsprong van de uitsluitingsclausule?
- Bij welke rechtshandelingen kan een uitsluitingsclausule voorkomen?
- Wat zijn de (vorm)vereisten van de uitsluitingsclausule?
- Kunnen er voorwaarden aan de uitsluitingsclausule worden verbonden?
- Wat zijn de (on)mogelijkheden van betrokkenen om over het onder
uitsluitingsclausule verkregen vermogen te kunnen beschikken?
- Hoe verhoudt de insluitingsclausule zich tot de uitsluitingsclausule?
- Hoe werkt de uitsluitingsclausule?
1.5 Leeswijzer
In het tweede hoofdstuk wordt de uitsluitingsclausule in historisch perspectief geplaatst.
Hoofdstuk drie bevat een uiteenzetting van de rechtshandelingen waaraan een
uitsluitingsclausule verbonden kan worden. In hoofdstuk vier zullen de (vorm)vereisten
van de uitsluitingsclausule worden besproken. In hoofdstuk vijf wordt onderzocht of het
(wettelijk) (on)toelaatbaar is dat er voorwaarden aan de uitsluitingsclausule worden
verbonden. In hoofdstuk zes wordt besproken of (en zo ja, in hoeverre) de verkrijger van
een erfrechtelijke verkrijging of gift bevoegd is om over het onder uitsluitingsclausule
verkregene te beschikken. In hoofdstuk zeven staat de insluitingsclausule centraal en de
vraag hoe deze clausule zich verhoudt tot de uitsluitingsclausule. In het achtste hoofdstuk
wordt besproken hoe de uitsluitingsclausule werkt, met andere woorden wat de gevolgen
(van het niet naleven) van de uitsluitingsclausule zijn. Het onderzoek wordt vervolgens
afgesloten met een conclusie.
7
, 2. De oorsprong van de uitsluitingsclausule
In dit hoofdstuk wordt de oorsprong van de uitsluitingsclausule behandeld. Alvorens het
ontstaan van de uitsluitingsclausule wordt behandeld, wordt eerst een beschrijving
gegeven van het ontstaan van de huwelijksgemeenschap.
2.1 Het ontstaan van de huwelijksgemeenschap
Wat de precieze oorsprong is van de huwelijksgemeenschap, is niet bekend.9 Er bestaan
slechts een aantal theorieën. Volgens één van deze theorieën is de huwelijksgemeenschap
ontstaan in de twaalfde eeuw, doch slechts onder niet-edelen en de stedelijke burgerij. De
eisen die de handel, nijverheid en verkeer in de steden met zich mee hadden gebracht,
hebben de gemeenschap tot gevolg gehad.10 Het krediet werd verhoogd en de vrouw
deelde mee in de verdiensten van de man. Volgens een andere theorie zou de
huwelijksgemeenschap zich hebben ontwikkeld in de elfde en twaalfde eeuw door de
omvangrijke familiegemeenschappen tussen samenwonende boeren, slaven, horigen en
vrijgelatenen. De laatste theorie die De Bruijn behandeld, is die van Christelijke
oorsprong. De huwelijksgemeenschap zou volgens deze theorie zijn afgeleid van de in de
achtste eeuw op schrift gestelde “Lex Ripuaria”, een (Christelijke) Frankische wet, welke
waarschijnlijk al dateerde uit de tweede helft van de zesde eeuw. In die wet werd aan de
vrouw een derde van hetgeen tijdens het huwelijk door de echtgenoten gezamenlijk is
verworven, toegekend. Toch blijft het lastig om de exacte oorsprong van de
huwelijksgemeenschap (en de ontwikkeling daarvan) aan te wijzen.11
Vast staat dat het erg veel moeite heeft gekost om de algehele gemeenschap van
goederen te introduceren. Dit had onder andere te maken met de slechte erfrechtelijke
positie van vrouwen. Zij konden in eerste instantie niets en later alleen roerende goederen
erven van verwanten, waardoor vrouwen geen of weinig vermogen konden inbrengen in
het huwelijk. Een andere oorzaak was gelegen in de sterke werking van de familieband,
die zich er tegen verzette dat onroerend goed naar een andere familie overging. Ook de
militaire en agrarische feodaliteit kwam de ontwikkeling van de algehele gemeenschap
van goederen niet ten goede. De regels voor de overdracht en vererving van leen-, hof-
en tijnsgoederen hadden namelijk tot gevolg dat deze goederen niet in de
huwelijksgemeenschap konden vallen.12 Het ligt daarom ook voor de hand dat de algehele
gemeenschap van goederen voor het eerst tot ontwikkeling kwam in de stedelijke
gebieden, waar men geen feodale verhoudingen kende. Sinds de dertiende eeuw komt de
algehele gemeenschap voor in de West-Europese handelssteden, zoals Holland, Zeeland
en Vlaanderen. Op de meeste plaatsen in de provincies Friesland en Groningen kwam de
algehele gemeenschap van goederen niet voor. In Westerwolde, Bellingerwolde, Selwerd,
9
De Bruijn 1945, p. 26.
10
De Bruijn 1945, p. 28.
11
De Bruijn 1945, p. 30.
12
De Bruijn 1945, p. 31.
8