1. SANCTIEDOELEN EN STRAFTHEORIEËN
Welke sancties kan een rechter opleggen?
De officier van justitie kan met een strafbeschikking ook enkele straffen en maatregelen opleggen (art. 257a lid 2 Sv).
In de strafbeschikking kan de officier van justitie ook aanwijzingen opleggen (art. 257a lid 3 Sv).
Het Wetboek van Strafrecht is onder invloed van de Klassieke Richting tot stand gekomen.
Kenmerken:
Relatieve mildheid (invloed van de Verlichting)
Overzichtelijkheid en eenvoud
Centrale rol voor de vrijheidsstraf
Nadruk op straffen en niet op maatregelen
Belangrijke rol voor de strafrechter
Onder invloed van de Moderne Richting zijn onder meer maatregelen geïntroduceerd. Bijv. de Psychopatenwetten (1928)
(tegenwoordig de tbs-maatregel) en de voorwaardelijke modaliteit (1915).
Tweesporenstelsel
Straffen
o Opgelegd op grond van het strafbare feit
Er wordt naar het verleden gekeken. Op grond van een bepaald strafbaar feit, wordt een straf opgelegd.
o Grondslag: (proportionele) vergelding
o Leedtoevoeging
Vergelding is zowel de grondslag als het doel van straffen.
Maatregelen
o Opgelegd naar aanleiding van het strafbare feit
Maatregelen hebben hun oorsprong in het strafbare feit dat in het verleden is gepleegd, maar worden naar
aanleiding van het strafbare feit opgelegd.
Maatregelen zijn vooral toekomstgericht. Men kijkt naar welk doel men met de maatregel wil bereiken.
o Grondslag: verbetering, herstel, voorkomen van gevaar
o Géén leedtoevoeging
Het kan wel zo worden ervaren.
Doordat maatregelen niet op leedtoevoeging zijn gericht, moet de maatregel worden beëindigd op het
moment dat het doel waarmee de maatregel is opgelegd, er niet meer is.
1
,Kritiek op het tweesporenstelsel
Het maakt voor de veroordeelde gevoelsmatig weinig verschil of een sanctie wordt aangemerkt als straf of maatregel.
Straffen en maatregelen groeien steeds meer naar elkaar toe. Bijv. in het kader van de tenuitvoerlegging van een
gevangenisstraf is ook behandeling in een tbs-inrichting mogelijk (art. 6:2:9 Sv).
Kan gelet op recente wijzigingen in het sanctiestelsel het onderscheid worden volgehouden? Bijv. voorwaardelijke
invrijheidsstelling kan bij alle straffen met twee jaar worden verlengd en is daarmee meer toekomstgericht.
Straf- of sanctietheorieën
Retributieve straftheorieën (absolute vergeldingstheorieën)
o Rechtsgrond = doel = vergelding
De rechtvaardiging (of grondslag) voor de straf is gelegen in het begane misdrijf. Anders gezegd: de
rechtvaardiging van de straf is gelegen in het vergelden van schuld. Er mag worden gestraft, omdat in het
verleden een strafbaar feit is begaan. Het te verwachten nut van de straf is daaraan ondergeschikt.
Met de rechtvaardiging van de straf is tevens het doel gegeven, namelijk vergelding. Anders gezegd: er
wordt gestraft om te vergelden.
o Deze straftheorieën zijn typerend voor de Klassieke Richting.
o Het mensbeeld dat bij deze richting past is dat van de homo economicus.
Met die term wordt bedoeld aan te geven dat we uitgaan van een rationele mens.
Waarom plegen mensen misdrijven? De theorie van de homo economicus gaat ervan uit dat mensen
strafbare feiten plegen, omdat de te verwachten voordelen van het plegen van een strafbaar feit groter zijn
dan de nadelen daarvan. Het betreft een afweging. Men gaat uit van de rationele mens.
Hedendaagse nuance: er zitten ook heel veel andere dimensies aan. Bijv. strafbare feiten plegen onder
invloed van emoties, testosteron, sociale factoren.
o Beccaria en Kant zijn bekende filosofen van de Klassieke Richting.
Volgens Kant is men in staat te handelen op basis van de rede.
Kant gaat uit van het categorische imperatief, dat inhoudt dat je moet straffen, ook al vergaat morgen de
hele wereld. Er moet gestraft worden, ook al is daar geen enkel nut meer van te verwachten.
Utilitaristische theorieën (relatieve of doeltheorieën)
o De rechtvaardiging (of grondslag) van de straf is gelegen in het doel (of het veronderstelde nut) daarvan. Er wordt
gestraft, omdat daarvan een bepaald doel wordt verwacht. M.a.w. doeldenken, nut verwachten van een straf
o Twee strafdoelen:
Generale preventie: afschrikking en normstelling- en bevestiging gericht op de samenvatting
Speciale preventie: individuele afschrikking, resocialisatie, onschadelijkmaking (incapacitatie:
onschadelijkmaking door opleggen van gevangenisstraf) gericht op het individu
o Deze straftheorieën zijn typerend voor de Moderne Richting.
o Op de dader (in plaats van de daad) gericht.
o Mensbeeld van de rationele mens wordt verworpen, een meer wetenschappelijke benadering wordt voorgestaan.
O.a. het besef dat biologische en sociale factoren van invloed kunnen zijn op het plegen van strafbare feiten.
Verenigingstheorieën
o Heersende leer
o De straf wordt ingegeven door vergelding. Voor wat betreft de keuze van de straf en de hoogte daarvan spelen
vervolgens hoofdzakelijk utilistische overwegingen een rol.
o Er wordt dus een onderscheid gemaakt tussen de rechtvaardiging (grondslag) van de straf en het doel van de straf.
De grondslag van de straf is vergelding (‘het wezen van de straf’). De vergelding moet proportioneel zijn.
Doelen van de straf:
Speciale preventie: afschrikking, verbetering (resocialisatie), onschadelijkmaking (incapacitatie)
Generale preventie: normbevestiging en normstellend, conflictoplossing, beveiliging van de
maatschappij
Herstel: richting samenleving, slachtoffer en zichzelf
o Hét doel van de straf bestaat niet. De strafdoelen worden voor persoonlijke rekening gekozen (De Keijzer).
2
,Beschermend aspect en schaduwzijde
De absolute vergeldingstheorieën en de relatieve of doeltheorieën kennen in hun meest zuivere vorm zowel een beschermend aspect
dat (veelal) in het voordeel van de dader uitpakt, of in ieder geval kan uitpakken, als een duidelijke schaduwzijde die uiterst nadelig kan
zijn voor de veroordeelde.
Absolute vergeldingstheorie
Schaduwzijde: bestraffing moét plaatsvinden, ook al dient dit geen enkel doel.
o Kant: ook al vergaat morgen de wereld, dan moet vandaag nog iedere misdadiger worden bestraft.
Beschermend aspect: men blijft uit het hoofd van de dader en de dader is een gelijke.
o De dader wordt beschouwd als gelijkwaardig, niet als minder. Je gaat uit van een verantwoordelijk te houden
persoon en blijft uit het hoofd van de dader.
Relatieve of doeltheorie
Beschermend aspect: men blijft juist niet uit het hoofd van de dader.
o Men kijkt juist welke biologische en sociale factoren veroorzaken dat iemand een strafbaar feit pleegt.
o Dat heeft een beschermend effect, want als je een stoornis constateert, kan je iemand niet volledig verantwoordelijk
houden. Bijv. bij ontoerekeningsvatbaarheid kan geen straf worden opgelegd, maar enkel een tbs-maatregel.
Schaduwzijde: zwaarder straffen dan de schuld is gerechtvaardigd en zelfs het straffen van onschuldigen.
Straf als vergelding van schuld
Jonkers definieert de straf als vergelding van schuld.
Schuld vormt niet alleen de legitimering, maar ook de limitering van de straf. Bestraffing kan dus enkel plaatsvinden naar de
mate van schuld en er mag dus niet hoger worden gestraft dan de schuld van iemand.
HR Zwarte Ruiter en HR Antilliaanse amokmaker
o Ons strafrecht kent geen rechtsregel die verbiedt dat er een straf wordt opgelegd die zwaarder is dan de schuld van
de dader. Er kan m.a.w. zwaarder worden gestraft dan de schuld van de dader.
o De reden dat de Hoge Raad kiest voor deze redenering is dat het heel lastig is om vast te stellen wat de schuld van
iemand precies is, en hoe hoog de straf dan precies moet zijn.
Let wel: ‘geen straf zonder schuld’ impliceert niet ‘geen schuld zonder straf’.
o Schuld mag onvergolden blijven en soms moet dit zelfs volgens Jonkers. Om tot strafoplegging over te gaan zijn
bijkomende redenen nodig. Schuld is een noodzakelijke maar nog geen voldoende voorwaarde voor de straf.
o Als voorwaarden hanteert Jonkers:
Dat er sprake moet zijn van een legitiem strafdoel.
Dat de straf als instrument ook geschikt is om dat doel te realiseren.
Knigge stelt dat vergelding het ‘wezen van de straf’ is. Vergelding is geen doel van de straf, maar een kenmerk van een straf.
3
,4
, 2. STRAFTOEMETINGSVRIJHEID EN TAAKSTRAFVERBOD
Straftoemetingsvrijheid van de rechter
De rechter heeft de keuze uit:
Het type sanctie (sanctiedifferentiatie) en de modaliteit (voorwaardelijk of onvoorwaardelijk)
De strafmaat (duur of hoogte): algemeen minimum en algemeen maximum
o Tijdelijke gevangenisstraf: ten minste 1 dag en ten hoogste 30 jaar dan wel levenslang (art. 10 Sr)
o Geldboete: minimaal €3,- en maximaal €870.000,- (art. 23 Sr)
Ruime combinatiemogelijkheden en cumulatie van straffen
Uitzonderingen:
o Bijv. tbs met voorwaarden slechts in combinatie met gevangenisstraf van maximaal 5 jaar (art. 38 lid 3 Sr)
o Bijv. levenslange gevangenisstraf niet in combinatie met ongemaximeerde tbs (HR Lucia de B.)
Straftoemetingsvrijheid van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ook een grote straftoemetingsvrijheid, maar is wel meer gebonden aan bepaalde straffen en maatregelen.
In geval van overtredingen of misdrijven waarop een gevangenisstraf van maximaal 6 jaar staat, kan de officier van justitie een
strafbeschikking uitvaardigen en daarmee bepaalde straffen en maatregelen dan wel aanwijzingen opleggen (art. 257a Sv).
Factoren voor straftoemeting
Opmerkelijk: er bestaan géén wettelijke factoren op grond waarvan de rechter tot de oplegging van een bepaalde straf komt.
In de literatuur en rechtspraak worden o.a. de volgende factoren genoemd:
Ernst van het feit
De persoon van de dader
De omstandigheden waaronder het feit is begaan
Wettelijke strafverminderende factoren
Poging: vermindering met een derde (art. 45 lid 2 Sr)
Voorbereiding: vermindering met de helft (art. 46 lid 2 Sr)
Medeplichtigheid: vermindering met een derde (art. 49 lid 1 Sr)
Strafvermindering in ruil voor getuigenverklaring (art. 44a Sr) geen verplichting van de rechter
Meerdaadse samenloop
o Bij samenloop van feiten die als op zichzelf staande handelingen moeten worden beschouwd en meer dan één
misdrijf opleveren waarop gelijksoortige hoofdstraffen zijn gesteld, wordt één straf opgelegd (art. 57 lid 1 Sr).
Strafvermindering: maximaal een derde boven het hoogste maximum.
Doel: cumulatie van straffen tegengaan.
Wettelijke strafvermeerderende factoren
Recidive: verhoging met een derde in geval van recidive voor een soortgelijk misdrijf binnen 5 jaar (art. 43a Sr)
Schending bijzondere ambtsplicht: verhoging met een derde (art. 44 Sr)
Overige strafverminderende en strafvermeerderende factoren
LOVS-oriëntatiepunten
Bijv. bij straatroof gelden als strafvermeerderende factoren: de plaats waar het delict is gepleegd (onoverzichtelijke ruimte
met veel personen zoals station of luchthaven), bedreiging met een wapen, kwetsbare slachtoffers, (aard en ernst) letsel.
De strafdoelen spelen een rol bij de straftoemeting, maar zij worden voor persoonlijke rekening gekozen.
o Voorbeelden:
Speciale preventie in de zin van resocialisatie laten meewegen wanneer de verdachte net aan een opleiding
is begonnen, in een stressvolle periode zit of z’n leven net weer op de rit heeft.
Tegelijkertijd moet er met het oog op generale preventie wel een norm worden gesteld. Strafbaar gedrag is
op zichzelf onacceptabel en door te straffen wordt duidelijk dat het niet getolereerd wordt.
Als de verdachte in gesprek is gegaan met het slachtoffer, schade heeft vergoed, mediation heeft gevolgd,
dan kan dat op grond van het strafdoel herstel een rol spelen bij de straftoemeting.
De rechter moet rekening houden met de uitkomst van mediation (art. 51h lid 2 Sv).
o Er bestaat geen vastomlijnde definitie van strafdoelen en een onderlinge rangorde van strafdoelen ontbreekt.
De keuze voor een bepaald strafdoel leidt niet tot een bepaalde straf, er zit geen verband tussen.
5
, o Opmerkelijk: strafdoelen worden niet genoemd in LOVS-oriëntatiepunten.
Houvast in de straftoemeting
De straftoemeting vindt enige houvast in:
Eis van de officier van justitie
o De officier van justitie komt tot zijn eis aan de hand van strafvorderingsrichtlijnen.
Bijv. de Richtlijn voor strafvordering mishandeling
LOVS-oriëntatiepunten
o Wat plegen rechters in vergelijkbare gevallen op te leggen?
o De oriëntatiepunten zijn onderlinge afspraken tussen gerechten, waaraan rechters niet gebonden zijn.
Rechters zijn namelijk onafhankelijk en vallen niet onder een instantie die bevoegd is om rechters te
binden ten aanzien van hun straftoemetingsvrijheid.
De strafvorderingsrichtlijnen van het OM daarentegen zijn afkomstig van het College van procureurs-
generaal (bestuur van het OM). Het OM valt onder de politieke verantwoordelijkheid van de minister en is
daarmee democratisch gelegitimeerd. De minister kan verantwoording afleggen.
o De oriëntatiepunten vormen ‘een begin van denken’.
o HR 3 december 2002, NJ 2003, 570: de oriëntatiepunten zijn geen ‘recht’ in de zin van art. 79 Wet RO (Hoge Raad
vernietigt wegens verzuim van vormen en schending van recht), omdat zij niet afkomstig zijn van een instantie die de
bevoegdheid heeft rechters te binden voor wat betreft hun straftoemetingsvrijheid.
De strafvorderingsrichtlijnen van het OM zijn dat wel, waardoor verdachte er rechten aan kan ontlenen.
Er zijn de afgelopen twintig jaar verschillende voorstellen gedaan om de straftoemetingsvrijheid van de rechter in te perken. Er werden
telkens voorstellen gedaan om minimumstraffen in te voeren. Veel van de voorstellen zijn tijdens het wetgevingsproces gestrand.
In 2012 is het taakstrafverbod ingevoerd, hetgeen de rechterlijke straftoemetingsvrijheid beperkt.
Welke eisen worden gesteld aan de motivering van de straf?
Art. 359 lid 5 Sv: algemene motiveringsplicht voor alle straffen en maatregelen
Art. 359 lid 6 Sv: bijzondere (verzwaarde) motiveringsplicht voor vrijheidsbenemende straffen en maatregelen
Bijzondere motiveringsplicht
Hoge Raad: ‘uit de strafmotivering moet expliciet blijken dat de rechter onder ogen heeft gezien dat hij een straf of maatregel
oplegt die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt door in de strafmotivering tot uitdrukking te brengen dat
zo’n sanctie wordt opgelegd en die sanctieoplegging te verbinden met in de strafmotivering opgegeven redenen’.
De rechter moet m.a.w. altijd motiveren waarom een vrijheidsbenemende sanctie wordt opgelegd.
In de praktijk maken lagere rechters vaak gebruik van een standaardmotivering.
De standaardmotivering dat ‘de strafoplegging in overeenstemming is met de aard en de ernst van de bewezenverklaarde
feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte’ is niet voldoende.
Tegelijkertijd stelt de Hoge Raad geen hele hoge eisen aan de strafoplegging.
De strafrechter is vrij in de selectie en waardering van factoren die tot de strafoplegging hebben geleid. Hij is niet verplicht die
selectie te motiveren. Een nadere motivering wordt alleen vereist: a. indien de verdediging een uitdrukkelijk onderbouwd
standpunt (art. 359a Sv) ten aanzien van de strafoplegging heeft aangevoerd, b. wanneer de strafoplegging verbazing wekt en
onbegrijpelijk is of c. wanneer een redelijke termijn-verweer is gevoerd.
Modernisering van het Wetboek van Strafvordering
De bijzondere motiveringsplicht komt te vervallen aansluiten bij de rechtspraak van de Hoge Raad
Er wordt volstaan met het algemene motiveringsvoorschrift.
Motivering van de strafoplegging is alleen vereist:
o ‘Voor zover dat voor de begrijpelijkheid van die beslissingen noodzakelijk is’ (art. 4.3.21 lid 1 Sv)
o Wanneer de beslissing verbazing wekt (memorie van toelichting)
o Wanneer door verdachte een ‘uitdrukkelijk voorgedragen standpunt’ is ingenomen (art. 4.3.21 lid 2 Sv)
Dit heeft tot gevolg dat in heel veel situaties niet meer zal moeten worden gemotiveerd waarom de rechter komt tot de oplegging van
een vrijheidsbenemende straf. Dat is problematisch, want met het schrappen van de bijzondere motiveringsplicht komt de enige norm
in de wet die aangeeft dat een rechter moet motiveren waarom hij een gevangenisstraf wil opleggen, te vervallen.
In die norm komt de subsidiariteit tot uitdrukking. Na het schrappen ontbreekt er een norm waarmee de wetgever aangeeft dat er
moet worden gekeken naar de lichtst mogelijke sanctie die passend is op grond van de subsidiariteit. Rechters kunnen op die manier
6