100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Stappenplannen Gezondheidsstrafrecht €11,49
In winkelwagen

Overig

Stappenplannen Gezondheidsstrafrecht

 75 keer bekeken  4 keer verkocht

Zie voorbeeldpagina's

Voorbeeld 7 van de 32  pagina's

  • 14 juli 2022
  • 32
  • 2021/2022
  • Overig
  • Onbekend
Alle documenten voor dit vak (1)
avatar-seller
rechtsgeleerde99
Stappenplannen Gezondheidsstrafrecht

Basiskennis strafrecht......................................................................................................................................................2
Toenemende betekenis strafrecht..................................................................................................................................5
Strafrechtelijke aansprakelijkheid & gezondheidsrecht..................................................................................................7
Zwangerschapsafbreking & Levensbeëindiging.............................................................................................................10
Zwangerschapsafbreking..........................................................................................................................................11
Levensbeëindiging.....................................................................................................................................................13
Zorgfraude..................................................................................................................................................................... 20
Verschoningsrecht.........................................................................................................................................................21
Aanwijzing vervolging medische zaken.........................................................................................................................28
Healthcare in prison......................................................................................................................................................29
Ontzetting uit beroep....................................................................................................................................................31




1

, Basiskennis strafrecht
Algemeen

 Het strafrecht is het rechtsgebied waarin mensen worden gestraft omdat ze zich niet conform bepaalde normen
hebben gedragen. Door handhaving hoopt het strafrecht normconform gedrag af te dwingen. Het verbeteren van de
kwaliteit van zorg is dan ook geen doel van het strafrecht.→ Het aspect van handhaving vormt samen met
rechtsbescherming de grondslag van de strafrechtspleging.
 De strafrechtelijke handhaving van normen moet steeds binnen bepaalde grenzen plaatsvinden, dit is het
element van rechtsbescherming. In elke toegekende strafvorderlijke bevoegdheid zit meteen een beperking
van die bevoegdheid. In zoverre is elke bepaling ook als een norm te zien die tot de strafvorderlijke overheid is
gericht.
o In het strafrecht worden de normen waaraan burgers zich moeten houden niet expliciet
geformuleerd. Enkel de strafrechtelijke reactie op gedrag dat overschrijding van de norm vormt is
geregeld. Door de reactie te regelen, wordt die norm tot rechtsnorm verheven→ In andere wetten
zijn een hoop rechtsnormen geformuleerd. Niet in alle gevallen is het strafrecht echter het geëigend
middel om deze normen te handhaven.
 Het strafrecht is enkel gericht op leedtoevoeging, het strafrecht is dan ook niet primair
gericht op preventie, herstel van de rechtmatige toestand, schadevergoeding of een ander
positief doel→ De legitimatie van deze leedtoevoeging is het bereiken van vergelding,
generale preventie en speciale preventie
 De inzet van het strafrecht is door haar aard(door bestraffing normconform gedrag
afdwingen) ingrijpend. Door dit ingrijpende karakter wordt verdedigd dat het strafrecht
alleen ingezet moet worden als ‘ultimum remedium’. Inzet door strafbaarstelling van gedrag
is alleen zinvol als er een goede reden voor is en pas wanneer andere systemen van
rechtshandhaving te weinig voor wenselijke en haalbare oplossingen kunnen zorgen.
De bevoegdheden die aan de overheid ter opsporing, vervolging en berechting van
strafbare zijn toegekend bieden de mogelijkheid op te treden, maar scheppen
daartoe geen plicht(veroorlovende bevoegdheden). Indien het OM weloverwogen
en stelselmatig besluit om haar bevoegdheden wel of niet te gebruiken is er sprake
van beleid(art.167 en 242 Sv). De inzet van strafrecht kan zo voorwerp zijn van
justitiële politiek. Ook de strafrechter hoeft uiteindelijk geen straf op te leggen, ook
al is aan alle wettelijke voorwaarden voor het opleggen van een straf voldaan(9a
Sv).

Voorwaarden strafbaar feit

 Er is pas sprake van een strafbaar feit indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
 Gedraging: Zowel handelen als nalaten.
 Wettelijke strafbepaling: Deze voorwaarde vloeit voort uit het legaliteitsbeginsel uit art. 1 Sr. Het systeem van
strafrechtelijke rechtshandhaving begint met een strafbepaling. In een strafbepaling wordt gedrag
aangewezen dat strafbaar wordt gesteld(delictsomschrijving), daarnaast wordt de straf genoemd die tegen dat
gedrag wordt bedreigd(sanctienorm). Strafrechtelijk gezien kunnen we niks met normen waaruit niet blijkt wel
gedrag nu precies strafbaar is, noch welke straf er kan volgen, bijvoorbeeld geen goede zorg of fraude. Het
legaliteitsbeginsel garandeert dat een democratisch gekozen regering zich heeft uitgesproken. Bovendien
garandeert het dat het recht inzichtelijke en voorspelbaar is voor burgers, omdat wetten worden
opgeschreven en bekend worden gemaakt.
 Wederrechtelijkheid: →Dit kan zowel een element als bestanddeel zijn:
o Element: Het vervullen van de delictsomschrijving levert het vermoeden op dat er wederrechtelijk
gehandeld is→ Een rechtvaardigingsgrond kan dit vermoeden ontkrachten.
o Bestanddeel: Met het enkel aanwijzen van de gedraging maakt de delictsomschrijving onvoldoende
onderscheid tussen wederrechtelijk en niet wederrechtelijk gedrag. In zulke gevallen heeft de
wetgever besloten dat de wederrechtelijkheid een bestanddeel is, een voorbeeld is hiervan
mishandeling(300 Sr).Ook in andere gevallen kan de wederrechtelijk opgesloten zijn in een ander
bestanddeel: ‘braak’, ‘geweld’, ‘dwingen’, ‘wegnemen’, ‘vernielen’. Ook worden er in
delictsomschrijvingen soms synoniemen voor wederrechtelijkheid gebruikt: ‘zonder daartoe
2

, gerechtigd te zijn’, ‘zonder voorafgaande toestemming’ en ‘zonder verlof van het bevoegde gezag’→
Door een geslaagd beroep op een rechtvaardigingsgrond kan de wederrechtelijkheid niet worden
bewezen
 Schuld: Dit kan zowel een element als bestanddeel zijn:
o Element: Hier gaat het om de verwijtbaarheid van een gedraging. De verwijtbaarheid is de
vermijdbaarheid van de gedraging. Het gaat erom of van de dader in de context van de
omstandigheden van het geval redelijkerwijs mocht worden gevergd dat hij anders had gehandeld
dan hij heeft gedaan. De verwijtbaarheid wordt in beginsel verondersteld→ Een
schulduitsluitingsgrond kan dit vermoeden ontkrachten.
o Bestanddeel: De wet onderscheidt:
 Culpa: Culpa kan in tegenstelling tot opzet worden omschreven als de ongewilde
veroorzaking van een door de wetgever niet gewenst gevolg of niet gewenste omstandigheid
door een verwijtbare veronachtzaming van een toepasselijke zorgvuldigheidsnorm. Volgens
‘De aanwijzing vervolging medische zaken’ is voor een strafrechtelijke vervolging op basis van
art. 307/309 Sr vereist dat de verdachte niet de voorzichtigheid en zorgvuldigheid heeft
betracht die hij in acht had behoren te nemen en dat hij onder de omstandigheden anders
kunnen en moeten handelen. De in acht te nemen voorzichtigheid moet groter zijn naarmate
het negatieve gevolg beter voorzienbaar is en daardoor op de zorgverlener een verzwaarde
zorgplicht kan rusten.
 Opzet: Dit betekent willens en wetens handelen. Iemand handelt opzettelijk wanneer hij
weet dat zijn handelen een bepaald gevolg zal hebben en hij desondanks toch handelt.
Voorwaardelijk opzet is de lichtste vorm van opzet en betekent dat de verdachte bewust de
aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden.

Strafrechtelijke aansprakelijkheid rechtspersoon

 Een rechtspersoon of daarmee gelijkgestelde entiteit(51 lid 3 Sr)kan als dader van een strafbaar feit worden
aangemerkt indien de verweten gedraging in redelijkheid aan hem kan worden toegerekend(Drijfmest). →Het gaat hier
enkel om de vraag of de gedraging kan worden toegerekend aan de rechtspersoon, los hiervan staat de vraag naar
schuld
 Voor de vraag wanneer is toerekening redelijk is, zijn volgens de Hoge Raad geen algemene regels te geven, dit
is namelijk sterk afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Wel kan er een belangrijk oriëntatiepunt
worden geformuleerd: het plaatsvinden in de sfeer van de rechtspersoon. Gedragingen die in diens sfeer
hebben plaatsgevonden, kunnen namelijk in beginsel aan de rechtspersoon worden toegerekend →Van een
gedraging in de sfeer van de rechtspersoon zal sprake kunnen zijn indien zich een of meer van de volgende
omstandigheden voordoen:
o Het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij
uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon:
o De gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon : Niet is vereist dat het
strafbare feit zelf een binnen de rechtspersoon normale gang van zaken vertegenwoordigt.
o De gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf :
o De rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en
zodanig of vergelijkbaar gedrag werd blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon
aanvaard of placht te worden aanvaard: Onder bedoeld aanvaarden is mede begrepen het niet
betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op
de voorkoming van de gedraging.
 De door de Hoge Raad opgesomde omstandigheden vormen geen limitatieve lijst en het is
evenmin nodig dat aan alle omstandigheden is voldaan. Het gaat in de kern om het
eindoordeel of toerekening alle omstandigheden overziend redelijk is, hetgeen de
feitenrechter nader zal moeten concretiseren aan de hand van de bovengenoemde of andere
omstandigheden.




3

,Strafrechtelijke procedure

 In de strafrechtelijke procedure zijn twee fasen te onderscheiden:
 Voorbereidend onderzoek: Dit is krachtens art. 132 Sv het onderzoek hetgeen welk aan de behandeling ter
terechtzitting voorafgaand. Het onderzoek ter terechtzitting vangt krachtens art. 270 Sv aan op het moment
dat de voorzitter de zaak uitroept tegen de verdachte, dit is dus ook het moment waarop het voorbereidend
onderzoek eindigt.
o Opsporingsonderzoek: Hieronder wordt verstaan het onderzoek in verband met strafbare feiten
onder leiding van de OvJ met als doel het nemen van strafvorderlijke beslissingen(132a Sv). Van
opsporing kan worden gesproken van het moment dat er een vermoeden rijst dat er een strafbaar feit
is begaan. Art. 141 en 142 Sv bepaalt welke personen met de opsporing van strafbare feiten zijn
belast. Vervolgens bepaalt art. 127 Sv dat alle personen die met de opsporing van strafbare feiten zijn
belast ‘opsporingsambtenaar’ zijn→ Zodra het doel van het strafrecht, normhandhaving door
berechting en bestraffing(nemen van strafvorderlijke beslissingen) niet meer haalbaar is, houdt de
strafrechtspleging in een bepaalde zaak op. Een zaak kan bijvoorbeeld niet doorgezet worden om
dit ten goede zou komen aan de ‘kwaliteit van zorg’.
o Beslissing omtrent vervolging: Naar aanleiding van het opsporingsonderzoek neemt de OvJ een
beslissing omtrent vervolging. Hierbij staat het Opportuniteitsbeginsel centraal, dit houdt in dat het
OM alleen moet vervolgen wanneer het algemeen belang dit vordert(167 & 242 Sv) →Bij vervolging
drie mogelijkheden: Transactie(74 Sr), Strafbeschikking(257 Sv), Dagvaarding(258 Sv).
 Art. 167 Sv: Dit artikel ziet op de situatie dat er nog geen daden van vervolging hebben
plaatsgevonden→ Tegen het niet vervolgen kan een 12 Sv-procedure worden opgestart.
 Art. 242 Sv: Dit artikel ziet op de situatie dat er reeds vervolgingsdaden hebben
plaatsgevonden. Zolang het onderzoek op de terechtzitting nog niet is aangevangen beschikt
de OvJ krachtens het tweede lid nog over de mogelijkheid van verdere vervolging af te zien→
Tegen niet voortzetten van de vervolging of het uitvaardigen van een strafbeschikking kan
een 12 Sv-procedure worden opgestart.
 Van vervolging is sprake op het moment dat een rechter in de zaak wordt
betrokken. Voorbeelden hiervan zijn: Het vorderen van onderzoekshandelingen door
de OvJ aan de R-C, vordering tot voorlopige hechtenis of het dagvaarden zijn
vervolgingsdaden
 Onderzoek ter terechtzitting: Tijdens het onderzoek ter terechtzitting verzamelt de rechter het materiaal dat
hij nodig heeft om op de vragen van art. 348 en 350 Sv antwoord te geven. Na het onderzoek ter terechtzitting
vindt de beraadslagging plaats in de raadkamer, waar wordt beantwoord of voldaan is aan art. 348 en 350 Sv.

Criteria strafbaarstelling

 In de literatuur zijn criteria ontwikkeld die behulpzaam zijn bij de beantwoording van de vraag of een bepaalde
gedraging strafbaar gesteld moet worden. Wettelijke strafbaarstellingen bieden met de aard van sancties namelijk
ruimte voor zeer ingrijpend overheidsoptreden→ Dit zijn de volgende criteria:
 Moreel verwerpelijke karakter van het gedrag: Dit criterium bevordert dat reeds bestaande normen van
religieuze of levensbeschouwelijke aard strafrechtelijk worden gesanctioneerd. De wetgever creëert geen
norm maar bevestigt de in de samenleving geldende norm
 Tolerantiecriterium: Dit criterium schrijft voor dat eenieder de vrijheid toekomt om zich naar eigen inzicht en
mogelijkheden te ontplooien. Strafbaarstelling dient niet in de weg te staan aan respect en verdraagzaamheid
jegens levensbeschouwelijke opvattingen en gedragingen van anderen. Ook als er sprake is van schadelijk
gedrag, kan het nog steeds zijn dat de wetgever niet moet overgaan tot strafbaarstelling, vanwege de te grote
inbreuk die daarmee op de persoonlijke vrijheid wordt gemaakt.
 Principe van ultimum remedium: Dit principe, door sommigen ook wel aangeduid als subsidiariteitsbeginsel,
impliceert dat de wetgever zich van strafbaarstelling moeten onthouden als andere, juridische en/of
buitenjuridische middelen, die minder vergaand zijn, voorhanden zijn.
 Schade-principe: Dit principe vereist dat het gedrag schade veroorzaak of zou kunnen veroorzaken.
 Handhaafbaarheidsnorm & effectiviteitseis : Het criterium van de handhaafbaarheid en effectiviteit van een
strafbaarstelling is gebaseerd op de idee dat strafbaarstelling normstellend, normbevestigend of preventief


4

, karakter ontbeert als al vooraf duidelijk is dat die niet zal zijn te handhaven. Daarbij wordt overigens wel
onderkend dat symbolische wetgeving soms legitiem kan zijn.
 Frequentie van het gedrag: Dit criterium impliceert dat in geval het onwenselijke gedrag heel frequent
voorkomt de wetgever zich moet beramen over de vraag of strafbaarstelling past in het sociale beeld van
strafwaardigheid én of bestrijding via het strafrecht dan een wenselijk en haalbaar instrument is.

Toenemende betekenis strafrecht
Inleiding

 Waar te nemen valt dat de strafrechtelijke aansprakelijkheid van beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg oprukt.
→Dit is onder andere verklaarbaar door de opkomst van de rechtspositie van de patiënt. Bijvoorbeeld
schadevergoeding slachtoffer(37f Sr), de 12 Sv-procedure.
 Handboek Gezondheidsrecht: Door de meeste auteurs wordt betoogd dat het tuchtrecht de primaire
handhavingsvorm in de gezondheidszorg behoort te zijn en dat het strafrecht slechts in uitzonderingsgevallen
moet worden gehanteerd (bij opzet,recidive en dergelijke) Dat vraagt wel om duidelijke afspraken tussen de
Inspectie en het OM zoals ook voortvloeit uit het samenwerkingsconvenant tussen beide organisaties. In het
algemeen kan worden gezegd dat het tuchtrecht beter geschikt is om bij te dragen aan kwaliteitsverbetering in
de zorg dan het strafrecht, maar ook het strafrecht kan onder omstandigheden aan die kwaliteit bijdragen. De
meerwaarde van de situatie waarin een en dezelfde casus leidt tot zowel tuchtrechtelijke als strafrechtelijke
vervolging is lang niet altijd duidelijk, zowel waar het gaat om de uitkomst van de procedures als om de
maatschappelijke kosten. De gevolgen van ‘dubbele berechting’ voor de betreffende hulpverlener kunnen
bovendien buitensporig zijn.

Zienswijzen verschillende auteurs

 Geertsma & Slaghekke: Zij stellen dat het tuchtrecht in het leven is geroepen, omdat de wetgever heeft geoordeeld dat
voor de beoordeling van de uitoefening van het beroep de algemene strafrechtelijke voorschriften tekortschieten.
Laatst bedoelde bepalingen houden immers vooral negatieve gedragsverplichtingen in, in de vorm van algemene
verboden, die voor iedereen gelden en die niet zijn toegespitst op de specifieke karakteristieke handelingen van de
betreffende beroepsgroep. Zij constateren dat het tuchtrecht en het strafrecht steeds meer naar elkaar toe groeien,
doordat het tuchtrecht punitiever wordt, het strafrecht meer wordt gericht op de rol van “facilitators” van strafbare
feiten en het tuchtrecht bovendien door het OM als alternatief wordt gezien om de doeleinden van strafvordering te
bereiken. Zo is de tuchtrechter de mogelijkheid toegekend een puur punitieve sanctie als een geldboete op te leggen.
De strafrechter moet zich bij de vervolging van beroepsbeoefenaren als ‘facilitators’ zeker bij ruim geformuleerde
schulddelicten mede in het kader van de ‘Garantenstellung’ nader verdiepen in de interpretatie van beroepsnormen. In
die gevallen waarin de de Grantenstellung, centraal staat, dient daarbij ons inziens bij het tuchtrecht te liggen, nu de
beoordeling en invulling van de specifieke beroepsnormen het meest adequaat kan worden gedaan door de
beroepsgroep. De tuchtrechter is hiervoor bovendien beter geoutilleerd en kan op grond van het inmiddels beschikbare
arsenaal aan maatregelen een passende maatregel vinden. Het ligt bovendien in eerste instantie niet op de weg van de
strafrechter om invulling te geven aan beroepsnormen. Aan het strafrecht kan een plaats als ‘ultimum remedium’
worden toegekend, indien de verwijten de kern van een strafbaar feit raken, het vereiste opzet eenvoudig valt af te
leiden uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen en een beoordeling naar beroepsmatige standaarden niet noodzakelijk
is voor een deugdelijk gemotiveerd oordeel van de strafrechter. Voorts merken zij nog op dat de eisen die in het
strafrecht aan het bewijs worden gesteld in het tuchtrecht niet van toepassing zijn. Dit kan betekenen dat de
tuchtrechter relatief eenvoudiger kan overgaan tot veroordeling.
 Schalken: Eerder tuchtrecht dan strafrecht in geval van een ‘professionele mistaxatie’, omdat dit meer medische
expertise vergt.
 Hubben: Pleit voor een actiever, in ieder geval alerter OM. Een actief strafrecht houdt niet per se méér strafrecht in. In
het voortraject, in de beleidssfeer, kan al heel wat sturende regie plaatsvinden, met name in wederkerige relatie met
de Inspectie. Voor het tuchtrecht ligt die betekenis in handhaving van de binnennorm (de kwaliteit van de zorg), terwijl
het strafrecht zich richt op de buitennorm waar het maatschappelijk belang zich bij handhaving het meest doet
gevoelen. De reikwijdte van de buitennorm heeft niet veel piketpalen nodig. Een paar representatieve zaken (zoals de
zaak Millecam) met een sterke normatieve uitstraling zijn voor het trekken van een sluitende cirkel voldoende →
Hiervoor geeft hij de volgende argumenten:


5

,  Het OM stelt zich veel te afzijdig op en waar het OM wel tot een beslissing geroepen is, kenmerkt het beleid
zich door een grote mate van wisselvalligheid. Dit is volgens Hubben het gevolg van een gebrek aan medische
deskundigheid, maar vooral aan empathie met het medisch beroep. Voorts trekt Hubben uit het OM beleid de
conclusie dat het OM niet bijster geïnteresseerd is in de vervolging van alternatieve genezers , die misbruik
maken van de liberale Wet BIG doordat zij ondeskundig medische handelingen verrichten of ten onrechte een
medische titel voeren, terwijl hun handelwijze (vanwege het ontbreken van een BIG-registratie) niet wordt
getoetst door de medische tuchtrechtspraak.
o Dit heeft ook deels te maken met de manier waarop de relatie tussen het OM en de IGJ is
voorgegeven. Het OM kan alleen overtredingen van de Wet BIG onderzoeken en vervolgen wanneer
het een aangifte of melding van de IGJ ontvangt. Doordat de Wet BIG alternatieve geneeswijze niet
meer automatisch als een illegale praktijk aanmerkt is de rol van het OM essentieel.
 Kastelein: Is van mening dat we vanuit het oogpunt van kwaliteit van zorg misschien wel gematigd positief moet zijn
over de bemoeienis van het strafrecht, in plaats van het strafrecht als ultimum remedium te zien. Hij verdedigt het
standpunt dat ernaar gestreefd moet worden om meer levensdelicten ter toetsing aan de strafrechter voor te leggen→
Hiervoor geeft hij de volgende argumenten:
 Na een analyse van enkele uitspraken komt Kastelein tot de conclusie dat de strafrechter in sommige gevallen
een scherpere normstelling lijkt te hanteren dan de tuchtrechter. Als voorbeeld noemt hij onder andere de
Millecam-zaak. De strafrechter stelt aanzienlijk zwaardere eigen aan de bijzondere
verantwoordelijkheid/zorgplicht van de arts dan de tuchtrechter.
 Ook komt Kastelein na een analyse van enkele uitspraken tot de conclusie dat de strafrechter meer gebruikt
maakt van deskundige en grondiger onderzoek doet dan de tuchtrechter. Dit is volgens hem het gevolg van het
feit dat er in het strafrecht voldaan moet worden aan een delictsomschrijving en er formele bewijsregels zijn.
Dit leidt tot een zwaardere motiveringsplicht voor de strafrechter. Het tuchtrechter is veel vrijer →Kastelein
concludeert dan ook dat de grondigere aanpak van de strafrechter de onderbouwing en de inhoud van de
beslissingen ten goede komt. Er kan niet worden gezegd dat de strafrechter een onredelijke normstelling
aanlegt of onevenwichtig streng oordeelt in de zaken die hiervoor besproken
o Kastelein is het oneens met de stelling dat het OM en IGJ, behoudens specifiek beargumenteerde
zaken, niet dezelfde zaken zouden moeten aanbrengen met het oog op efficiency en proportionaliteit.
Volgens hem ligt dat gezien het verschil in doelstelling en het verschil in sanctiemogelijkheden niet
voor hand.
 Mevis: Stelt dat de enige doelstelling van het strafrecht is normhandhaving door berechting en bestraffing van de
verdachte. Het strafrecht heeft dan ook geen bijzondere functie om de kwaliteit van de zorg te verbeteren. Mevis
ontkent echter niet dat het voor de strafrechter brengen van een verdachte van kwaliteit van zorg schendend gedrag
voor zover dat gedrag onder de delictsomschrijving valt, bijdraagt aan de morele druk dergelijk gedrag achterwege te
laten. En daadwerkelijke strafrechtstoepassing op degene die als arts over de grenzen van het strafrecht handelt, helpt
ook de goede van de kwaden te onderscheiden of helpt wel of niet toelaatbaar gedrag te onderscheiden→ Hiervoor
geeft hij de volgende argumenten:
 Lang niet alles wat er in de medische zorg fout gaat, levert een strafbaar feit op(legaliteitsbeginsel)
 De toepassing van het strafrecht moet altijd en in alle onderdelen en beslissingen gericht zijn op vervolging en
berechting in een concrete zaak. Als dat doel niet meer haalbaar is, dan houdt de strafrechtspleging in een
bepaalde zaak op.
 Het strafrecht kan een aan de kwaliteit van zorg bijdragende functie niet verrichten. Voor het ook maar
enigszins waarborgen van de kwaliteit van zorg zijn veeleer positieve impulsen nodig en die kan het strafrecht
niet leveren →Mevis schetst nog een aantal andere ontwikkelingen:
o De introductie van de strafbaarheid van de rechtspersoon moet er niet toe leiden dat deze
bevoegdheid te makkelijk gebruikt wordt om leidinggevers van zorgaanbieders individueel voor de
strafrechter te slepen. Het strafrechter is ten principale schuldstrafrecht en geen risicostrafrecht.
o De rechtspositie van het slachtoffer wordt door zijn toegenomen aantal rechten steeds belangrijker.
Strafrechtelijke rechtshandhandhaving is ook en nadrukkelijk gericht op het realiseren van strafrecht
als daadwerkelijke en efficiënte strafrechtelijke reactie in de richting van het slachtoffer. In dit opzicht
is strafrechtelijke rechtshandhaving daarmee tot op grote hoogte veel meer dan voorheen gelijk aan
de doelstelling van het civiele aansprakelijkheidsrecht. De tekortkomingen in het civiele recht moeten
er niet toe leiden dat het strafrecht deze rol steeds meer gaat overnemen, het strafrecht moet
ultimum remedium blijven.
6

, o Het beroepsverschoningsrecht wordt steeds verder uitgekleed.

Strafrechtelijke aansprakelijkheid & gezondheidsrecht


Medische exceptie

 In het strafrecht wordt eerst gekeken of bepaald gedrag van een arts onder een delictsomschrijving valt. Indien dit
geval is dan is de arts verdachte in de zin van art. 27 Sv(dus er is een grondslag voor een opsporingsonderzoek). Pas
hierna wordt de vraag beantwoord of de arts een geslaagd beroep kan doen op strafuitsluitingsgrond.
Mishandeling(300 Sr) is hierop een uitzondering. → Ook een geslaagd beroep op de medische exceptie betekent dus
dat de arts eerst ‘verdachte’ is geweest. Het zijn van ‘verdachte’ brengt ook bepaalde rechten met zich mee.
 Een geslaagd beroep op de zogenoemde ‘medische exceptie’ leidt ertoe dat de arts straffeloos is. Voor een
geslaagd beroep op de medische exceptie moet aan de volgende vereisten worden gedaan. →De medische
exceptie is alleen van toepassing op ‘normaal medisch handelen’, dus kan niet bij zwangerschapsafbreking
en levensbeëindiging.
o De handeling is medisch geïndiceerd met het oog op een concreet behandelingsdoel :
o De handeling wordt volgens de regelen van de kunst verricht(lege artis) : Om dit vast te stellen is art.
7:453 Wgbo dus van belang.
o De handeling wordt met toestemming van de betrokkene uitgevoerd :

Veelvoorkomende delicten Gezondheidstrafrecht

 Art. 228 Sr(Valse verklaring arts): /
 Art. 249 Sr(Ontucht): In art. 249 Sr is strafbaar gesteld het plegen van ontucht met iemand die in een afhankelijke
positie staat ten opzichte van de dader. De Hoge Raad heeft overwogen dat enige vorm van afhankelijk in relatie tussen
behandelaar en patiënt altijd bestaat. Die afhankelijkheid kan gevolgen hebben voor de vrijwilligheid van de seksuele
relatie. De feitelijke hulpverleningsrelatie maakt een seksuele relatie dus als uitgangspunt al tot ontucht. Dit is slechts
anders indien de behandelrelatie bij de seksuele handelingen geen enkele rol speelt, in die zin dat bij de patiënt sprake
is van vrijwilligheid en daarbij enige vorm van afhankelijkheid niet van invloed is geweest. Toestemming van de patiënt
voor de seksuele handelingen is met andere woorden onvoldoende om niet van ontucht te spreken. Verder is bij
ontucht volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad niet van belang wie het initiatief tot de seksuele handelingen
uitging.
 Art. 255/257 Sr(Verlating hulpbehoevende): In deze bepaling worden twee varianten van de verlating van
hulpbehoevenden strafbaar gesteld, namelijk het in hulpeloze toestand brengen en het in hulpeloze toestand laten van
een hulpbehoevende. Bij het in hulpeloze toestand laten, gaat het om het niet doen ophouden van een hulpeloze
toestand waarin iemand verkeert. Bij het in hulpeloze toestand brengen, gaat het om het brengen van iemand in een
hulpeloze toestand. Onder hulpeloze toestand wordt verstaan een toestand waarin concreet gevaar voor de
gezondheid of het leven bestaat. Deze toestand zal alleen bestaan als de hulpbehoevende niet in staat is om zichzelf
afdoende zorg te verschaffen. Voorwaarde voor de strafbaarheid is wel dat de dader krachtens wet of overeenkomst
tot verzorging verplicht is. Een voorbeeld van een overeenkomst in de zin van art. 255 is de overeenkomst inzake
geneeskundige behandeling (art. 7:446 BW)
 Art. 293 Sr(Levensbeëindiging op verzoek):/
 Art. 294 Sr(Hulp bij zelfdoding): /
 Art. 296 Sr(Abortus): /
 Art. 300 Sr(Eenvoudige mishandeling): Volgens de Hoge Raad is mishandeling: ‘’Het aan een ander toebrengen van
lichamelijk letsel of pijn zonder dat daarvoor een rechtvaardigingsgrond bestaat’’. In het begrip mishandeling ligt
derhalve de wederrechtelijkheid van de gedraging besloten. De rechtvaardigingsgrond kan voortvloeien uit de niet-
benadelende aard van de handeling en toestemming(cumulatief). Het opzettelijk benadelen van de gezondheid is
gelijkgesteld aan mishandeling(300 lid 4). De wet omschrijft niet nader op welke wijze en in welke mate sprake moet
zijn van benadeling van de gezondheid. In de rechtspraak worden bijvoorbeeld het onthouden van de benodigde
reguliere medische zorg , het schenden van de zorgplicht als arts en verwaarlozing als opzettelijke benadeling van de
gezondheid aangemerkt. Zie de Millecam-zaak voor het bewijs van het voorwaardelijk opzet op de benadeling van de
gezondheid→ Daarmee valt de arts die lege arte letsel(dus een beroep doet op de medische exceptie) toebrengt niet
onder de delictsomschrijving en is de arts derhalve geen verdachte in de zin van art. 27 Sr.

7

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper rechtsgeleerde99. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €11,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 51662 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 15 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€11,49  4x  verkocht
  • (0)
In winkelwagen
Toegevoegd