Systeem Aarde Endogeen en exogeen
§1.1
Actualiteitsbeginsel De processen die we nu zien hebben vroeger ook zo gewerkt, processen herhalen zich geduren
de tijd, met uitzondering van catastrofes
Vorming landschap Eigenschappen die een rol spelen zijn vloeibaar water aan het oppervlak en de inwendige
gelaagdheid
Chemische samenstelling Uit welk materiaal de schillen bestaan, ontstaan doordat inslagen van meteorieten voor veel
warmte zorgde dat zich ophoopte, zware elementen zakken in de gesmolten aarde naar de
diepte zodat de kern ontstond, buitenkant van de mantel dunne harde laag van lichter gesteen
door klap met groot hemellichaam smolt de aarde opnieuw dus scheiding begon opnieuw en z
verschillende materialen
Fysische eigenschappen Hoe hard de schillen zijn
Lagen Aardkern van voornamelijk ijzer, aardmantel van magnesium en ijzer, aardkorst die dun is
Aardkorst Continentale korst van 30-70 km bestaande uit licht gesteente zoals graniet, oceanische korst
met dikte van 7 km bestaande uit vrij zwaar gesteente
Lithosfeer Harde, vaste buitenlaag van de aarde, ook harde bovengedeelte van de mantel
Asthenosfeer Zachtere laag van 60-400 km, gesmolten bij magmahaarden maar grotendeels plastisch
Plastisch gesteente Vast gesteente dat onder invloed van druk en tijd stroperiger en makkelijker te bewegen is
Binnenmantel Onder asthenosfeer van 400-2900 km, door hogere druk gesteente harder
Buitenkern Vloeibaar in tegenstelling tot de binnenkern
Inwendige warmte Ontstaan hete nevelgassen en stof, meteorietinslagen en radioactiviteit van sommige gesteent
§1.2
Gesteente Opgebouwd uit een mengsel van mineralen en/of organische stoffen
Mineraal Verbinding die in de natuur voorkomt en bepaalde chemische eigenschappen heeft, elke heeft
een eigen kristalvorm
Stollingsgesteenten Ontstaan door afkoeling en stolling van magna, twee soorten
Dieptegesteente Ontstaat als vloeibaar magna ver onder de aardkorst heel langzaam stolt, door veel tijd kunnen
kristallen zich vormen
Uitvloeiingsgesteente Hete magna bij een vulkaanuitbarsting stroomt als lava over de helling heen, geen tijd voor
vorming kristallen, relatief veel ijzer en magnesium
Sedimentgesteenten Afzettingen worden neergelegd en samengeperst
Klastische sedimenten Zand en klei in water gesedimenteerd door dikke lagen, door druk worden ze een hard gesteen
Organische sedimenten Opeenhoping organisch materiaal zoals kalksteen
Metamorfe gesteenten Gesteente staat langere tijd onder invloed van uiteenvallende mineralen en zich opnieuw
organiseerde moleculen
Leisteen Gemaakt door het omvormen van schalie of kleisteen
Gesteentekringloop Gesteenten kunnen onder bepaalde omstandigheden van het ene hoofdtype overgaan in het
andere
§1.3
Relatieve ouderdom Alle sedimenten worden in horizontale beddingen afgezet, als ze geplooid zijn weet je dat ze
door druk zijn vervormd, superpositie met de onderliggende laag als oudere laag
Geologische tijdschaal Met dateringsmethoden en het vergelijken van gesteenten, elke periode komt overeen met ee
serie gesteenten en gidsfossielen (kenmerkende fossielen), relatieve tijdsindeling
Absolute tijdschaal Met radioactief verval bepaalde elementen kan absolute ouderdom worden bepaald
Paleomagnetisme Hiermee kan de richting van het aardmagnetisch veld in oude gesteenteformaties worden
vastgesteld, in veel stollingsgesteenten ijzerhoudende mineralen die wijzen naar het
magnetische noorden van dat moment, patroon in een bergketen was precies symmetrisch
Aardmagnetisch veld Door de draaiing van de aarde als magneet om haar eigen as
Mid-oceanische rug Bergrug op de oceaanbodem, hier wordt nieuwe oceanische lithosfeer gevormd
Seafloor spreading Platen bewegen zich steeds verder van een mid-oceanische rug vandaan
Convectiestromen Kringlopen van warm, traag bewegend gesteente, door de hitte in het binnenste van de aarde
stijgt heet gesteente heel langzaam in de mantel op, het smelt door de verminderde drug tot
magma en koelt langzaam af tot heet plastisch gesteente, gesteente verspreidt zich onder hard
gesteente waarbij de platen lithosfeer traaf worden meegevoerd, magma zakt naar de diepte
Vulkanisme Lithosfeer breekt door druk van de bel magma
, §1.4
Breuklijnen Aan de randen van platen de instabiele zones
Aardbeving Gesteentelagen staan onder druk, energie hoopt zich op en de laag kan breken of opschuiven,
het verschuiven langs een breuklijn veroorzaakt trillingen / seismische golven
Hypocentrum Plaats van de beving in de aardkorst of aardmantel
Schaal van Richter Logaritmische schaal van magnitudes
Schaal van Mercalli Intensiteit en schade van mogelijke beving in een bepaald gebied
Divergente plaatgrens Platen bewegen van elkaar af, door opstuwing gestolde lava vormt een bergrug onder zee
Ridge push Nieuw gevormde basalt duwt oud stollingsgesteente opzij, materiaal van de rug zakt en wordt
steeds verder weggeduwd door dit nieuwe magma aan het oppervlakte
Slab pull Convectiestroom in asthenosfeer trekt de oceanische plaat de diepte in
Slenk Gebied dat in de breukzone wegzakt
Horst Gebied dat omhoog komt
Breukgebergte Horsten en slenken samen
Convergente plaatgrens Breuklijn bij botsende platen, drie variaties
Oceanisch en continentaal Oceanische plaat is dunner maar zwaarder dus subduceert, oceanische lithosfeer zal smelten,
magmabellen stijgen in de mantel omhoog en koelen weer af, deel van magma zal langzaam
stollen waardoor graniet aangroeit aan de continentale plaat, bergketen evenwijdig aan trog e
breuklijn
Subductie Het duiken van de zware oceanische plaat onder de continentale plaat bij een botsing
Diepzeetrog Diepe kloof in de zeebodem door slab pull,
Oceanische platen Oudste plaat heeft langer kunnen afkoelen en heeft een hogere dichtheid, zwaarder en duikt
onder de andere plaat
Continentale platen Platen even licht dus blijven drijven op de asthenosfeer, gesteente smelt niet en een
hooggebergte ontstaat, gesteenten kunnen door hoge druk en temperatuur geplooid worden e
een metamorfose ondergaan
Ontstaan tsunami Convergente bewegingen met een oceanische plaat, beving onder zee zorgt ervoor dat de
zeebodem omhoog komt en zo ontstaat een vloedgolf die door de trilling een golfbeweging
maakt, bij kust wordt de golfbeweging vertraagd en de golf wordt hoger door de samengedruk
energie
Transforme plaatgrens Platen bewegen langs elkaar, spanning kan zich ophopen
§1.5
Vulkanisme Proces waarbij magma door de mantel en korst heen omhoog dringt en als lava aan het
aardoppervlak naar buiten komt
Schildvulkaan Bij divergente breukzones op land, eilanden bij mid-oceanische ruggen en hotspots, heet
gesteente stijgt met de convectiestromen langzaam in de mantel omhoog, smelttemperatuur
daalt door de verminderde druk dus het gesteente smelt, komt bij de breukzone aan het
aardoppervlak, verspreidt zich via de kratermond
Effusieve erupties Niet explosief maar vrij rustig van aard
Stratovulkaan Opgebouwd uit lagen van verschillende samenstellingen, meestal in subductiezones, water
opgesloten in de duikende plaat sijpelt via scheuren de diepte in waardoor het water eenmaal
diep onder het aardoppervlak heet wordt door de hogere druk, smelttemperatuur omringende
gesteente gaat zo omlaag dus het smelt veel eerder, ook continentale gesteente dat bij de trog
mee naar beneden gaat smelt, magma veel minder vloeibaar en kruipt omhoog waarna het vas
komt te zitten doordat het stolt, ook koolzuur dat in het water zat opgesloten
Pyroclastica Vulkanische bommen, as, stof en gassen
Pyroclastische stroom Stromen van hete as, stof en gassen in een gloeiend hete wolk met enorme snelheid
Caldeira Kratermeer, waar een vulkaan instort, komt doordat de magmakamer niet erg diep ligt en
bovenliggende gesteenten worden niet meer voldoende gesteund na de uitbarsting, catastrofe
Mantelpluim Opstijgende gesteenten
Hotspot een mantelpluim is in de asthenosfeer en scheurt de aardkost door de druk en hitte
§1.6
Japan 118 werkende vulkanen
Ijsland Door enorme hoeveelheden magma konden verschillende typen vulkanen ontstaan
§2.1