Nederlands Spelling
Hoofdstuk 1
Pictografisch schriftsysteem het vastleggen van woorden d.m.v. tekeningen en pictogrammen
Logografisch schriftsysteem elke afbeelding correspondeert met één woord
Alfabetisch schriftsysteem de afzonderlijke spraakklanken van een woord noteren
Foneem een spraakklank die betekenisverschil veroorzaakt (34 in het Nederlands)
Grafeem een letter of lettercombinatie die verwijst naar een foneem (36 in het Nederlands)
Voorbeeld:
Foneem Grafeem
u u, e, ee, ij, i put, de, een, lelijk, aardig
t t, tt, d, dt tam, katten, bed, vindt
1. Het fonologisch principe elk foneem wordt door een apart grafeem weergegeven
→ woorden die volgens het fonologisch principe worden geschreven noemen we klankzuiver
2. Het morfologisch principe het uitgaan van de vorm van woorden i.p.v. van de klank. Woorden
bestaan uit morfemen: kleine elementen die een eigen betekenis hebben.
→ onwijs, vishengels, kastdeurtje
Vrije morfemen dakterras, autodeur → kun je wel 2 losse woorden van maken
Gebonden morfemen onbruikbaar, snelheid → zitten aan het woord vast en doen er iets mee
De regel van gelijkvormigheid houdt in dat we een woord of voor- achtervoegsel steeds op
dezelfde manier schrijven → ‘web’ is met een b, want het is ‘webben’
‘werkzaam’ is met een z, want het achtervoegsel is -zaam
De regel van de overeenkomst houdt in dat als woorden op dezelfde manier worden gevormd,
ze ook op dezelfde manier worden geschreven
→ ‘Grootte’ is met twee t’s, want het is op dezelfde manier opgebouwd als ‘lengte’
‘Hij vindt’ schrijven we met een t, want dat is ook zo bij ‘hij werkt’
3. Het Syllabisch principe heeft betrekking op de spelling van syllaben in een woord.
→ het verdelen van een woord in klankgroepen: bakker → ba-kur, lopen → loo-pun
Een syllabe is een klankgroep, een gedeelte van een woord.
Een morfeem heeft altijd een betekenis, een syllabe niet.
Verenkelingsregel Als een klankstuk eindigt op een lange klank, schrijven we één letter.
ramen, lopen, tafel etc.
Verdubbelinsregel Als een klankstuk eindigt op een korte klank, wordt de medeklinker erna
verdubbeld: koffer, kloppen, remmen etc.
Verlengingsregel We geven een t-klank aan het eind van het woord met een ‘d’ weer, als we bij
verlenging een ‘d’ horen → hond-honden
4. Het Etymologisch principe houdt in dat de herkomst bepalend is voor de schrijfwijze van een
woord. → Woorden als ‘hij’ en ‘hei’, ‘rouw’ en ‘rauw’ of ‘radio’ en ‘interview’
Alle voor- en tegenargumenten voor het vereenvoudigen van de taal hebben te maken met:
- De leerbaarheid van de spelling
- De bruikbaarheid van de spelling
- De sociale aanvaardbaarheid van spelling
Samenvatting van Emma Ankoné 1
, Hoofdstuk 2
Identiteiten van woorden:
Fonologisch:
1. Akoestische identiteit → de klank
2. Articulatorische identiteit → de uitspraak: stand van tong, lippen etc.
Morfologisch de opbouw van woorden → voor/ achtervoegsels
Semantisch de betekenis
Syntactisch het gebruik in een zin
Orthografisch de spelling
Logografische woorden woorden met vaststaande lettercombinaties die niet klankzuiver zijn
Versmeltingstheorie van Ehri: woorden zijn niet alleen visueel opgeslagen, maar alle
verschillende kenmerken van een woord zijn nauw met elkaar verbonden.
Directe spellingstrategie het spellen is geautomatiseerd
Indirecte spellingstrategie als iemand bij het spellen van een woord een denkhandeling toepast
Indirecte spellingstrategieën:
1. Fonologische strategie
- elementaire spellingshandeling
- klankclusterstrategie
2. Woordbeeldstrategie
3. Regelstrategie
4. Analogiestrategie
5. Hulpstrategie
1. De fonologische strategie
- Elementaire spellingshandeling als een woord wordt geanalyseerd in fonemen → m/aa/n
Onthouden Koppeling
Gesproken Auditieve Geschreven
volgorde foneem/
woord analyse woord
fonemen grafeem
- Klankclusterstrategie als een woord wordt geanalyseerd in klankgroepen: aai, uw, ieuw, eer,
sch, nk
2. De woordbeeldstrategie
Het correct schrijven van een woord door een beroep te doen op het woordgeheugen
→ zoals bij leenwoorden, woorden met ou/au, ij/ei, g/ch
3. De regelstrategie
Het toepassen van een spellingsregel bij het schrijven van een woord
→ zoals ‘ies’ wordt ‘isch’ of ‘lopen’ is met één ‘o’
4. De analogiestrategie
Het schrijven van een woord door het te vergelijken met een ander woord
Vergelijking door:
- overeenkomst in klankvorm → schrapen en slapen
- overeenkomst in betekenis → vertrouwelijk en trouwen
5. De hulpstrategie
Het gebruiken van zelfbedachte geheugensteuntjes of hulpregels
Samenvatting van Emma Ankoné 2