Basis Bedrijfseconomie
1. Kostprijsberekening
Kostprijs
De kostprijs wordt meestal berekend per eenheid product. Hieronder verstaan we de som van
toegestane kosten. Deze kosten zijn de noodzakelijke en dus onvermijdelijke kosten. Verspillingen en
incidentele schades worden niet in de kostprijs opgenomen.
Het berekenen van deze kostprijs noemen we product costing.
Doelstellingen van de kostprijsberekening
Er zijn meer redenen waarom u de kostprijs moet berekenen:
● Het vormt de basis voor het vaststellen van de verkoopprijs
● De kostprijs is nodig voor het berekenen van de verkoopwinst. Het verschil tussen
verkoopprijs en kostprijs is de verkoopwinst of verkoopresultaat. Dit wordt ook wel
transactieresultaat of ruilwinst genoemd.
● De kostprijs is nodig om de efficiency te beoordelen. De berekende kostprijs wordt vergeleken
met de werkelijke gemaakte kosten. Dan kan er worden beoordeeld of er efficiënt gewerkt is.
● De kostprijs kan gebruikt worden bij bedrijfsvergelijkingen. Bij interne bedrijfsvergelijking
vergelijkt u de kostprijs van deze periode met de kostprijs van uw eigen bedrijf in de vorige
periode. Bij externe bedrijfsvergelijking vergelijkt u de kostprijs met de kostprijs van een
(soortgelijk) ander bedrijf.
● De kostprijs is nodig voor de waardering van de voorraad van een gereed product. Producten
die nog niet verkocht zijn, worden op de balans genoteerd tegen de (fabricage) kostprijs.
● De kostprijs wordt gebruikt bij de keuze tussen meer productiemethoden. Als er meer
productiemethoden mogelijk zijn, wordt de methode met de laagste kostprijs gekozen.
Kosten
Onder kosten verstaan we de geldwaarde van de opgeofferde productiemiddelen. (costs)
Kostenindelingen
Kosten kunnen op 3 manieren worden ingedeeld:
1. de kostencategorie
- grond
- grond en hulpstoffen
- arbeid
- belastingen
- diensten van derden
-duurzame productiemiddelen
-interest
2. directe of indirecte kosten
3. constante of variabele kosten
Kostencategorieën
Kosten van grond
De kosten van grond zijn te onderscheiden als 2 soorten:
Grond als vestigingsplaats; vestigingsplaats voor bedrijfsgebouw. Verminderd de grond niet in
waarde, dus wordt op de grond niet afgeschreven. (alleen als het een groenvoorziening of
parkeerplaats is doen we dit wel)
Grond als leverancier voor delfstoffen; De grond wordt aan delfstoffen onttrokken, dus wordt de grond
minder waard. Hier schrijven we dus wel af op de grond.
Kosten van grond en hulpstoffen
Grondstoffen vind je terug in het eindproduct, hulpstoffen niet. In brood vind je wel het meel terug,
maar niet de smeerolie van de machine.
Kosten van arbeid
,Kosten van arbeid ontstaat als er mensen in dienst worden genomen. Naast het bruto loon vormen
ook de sociale lasten die voor rekening van de werkgever komen (vrije dagen, vakantiegeld,
pensioen, kantine/koffie) voor de onderneming.
Kosten van diensten
Diensten van andere ondernemingen zoals bijv. vervoer, verzekering, energie, accountant enzv.
Kosten van belastingen
Niet alle belastingen zijn kosten.
● Kostprijsverhogende belastingen (motorrijtuigenbelasting en ozb)
● Belastingen waarbij de ondernemer als incasseerder optreedt. (omzetbelasting)
● Belastingen over winst (inkomstenbelasting)
Kosten van duurzame productiemiddelen
Duurzame productiemiddelen dalen in waarde. Dit noemt men afschrijvingen. Bij bepaling van de
afschrijvingskosten spelen de aanschafwaarde, economische levensduur, restwaarde en
afschrijvingsmethode een rol. De kosten van duurzame productiemiddelen zijn een belangrijk
onderdeel van de constante kosten.
Financieringskosten
Alle kosten die samenhangen met het aantrekken en gebruiken van vermogen. Belangrijkste kosten
zijn de interestkosten. De financieringskosten vormen geen aparte kostensoort. Bij elke kostensoort is
sprake van financieringskosten. Als er vermogen is geïnvesteerd in grond, grondstof of duurzame
productiemiddelen, is er sprake van financieringskosten.
Directe en indirecte kosten.
Directe kosten zijn kosten waarvan makkelijk kan worden vastgesteld voor welk product ze gemaakt
zijn. (materiaalverbruik)
Van indirecte kosten kan niet worden vastgesteld voor welk product ze gemaakt zijn. (overhead) Deze
indirecte kosten moeten echter wel in de kostprijs opgenomen worden. Dit kan door middel van de
opslagmethode.
Opslagmethode van de indirecte kosten
De opslagmethode van de indirecte kosten is te gebruiken als het niet mogelijk is de kosten aan de
afzonderlijke producten toe te rekenen. Dit is meestal het geval bij bedrijven die produceren op basis
van de vraag van de individuele afnemer (aanneembedrijven). Bij de opslagmethode worden directe
en indirecte kosten verdeeld.
Primitieve opslagmethode
Bij de eenvoudige of primitieve opslagmethode worden de indirecte kosten met behulp van 1
opslagpercentage opgenomen in de kostprijs.
De totale indirecte kosten drukt men uit in een percentage van:
● of het directe grondstoffenverbruik
● of het directe arbeidskosten
● of het totaal van de directe kosten
totale indirecte kosten/directe loonkosten+grondstoffen = een percentage.
Dit percentage doe je x het totaal van de directe kosten. Zo krijg je de indirecte kosten.
Verfijnde opslagmethode
Bij de verfijnde opslagmethode worden de indirecte kosten met behulp van diverse
opslagpercentages opgenomen in de kostprijs.
Indirect/ waar het samen mee hangt x 100%= percentage.
Constante en variabele kosten
Variabele kosten
,Kosten zijn variabele als ze reageren op uitbreiding of inkrimping van de geproduceerde en of
verkochte hoeveelheid. Een voorbeeld hiervan zijn de grondstofkosten. Ze reageren dus op een
verandering in de productie of verkoopomvang. In plaats van productie omvang spreken we ook wel
van bedrijfsdrukte of bezetting.
Variabele kosten kunnen op 3 manieren reageren op de verandering van de productieomvang:
1. Ze kunnen recht evenredig stijgen met de productieomvang. (1 product 3 euro, 100 producten
300 euro) Grondstofkosten per product blijven gelijk. Deze variabele kosten noemen we ook
wel proportioneel variabele kosten.
2. Kosten stijgen meer dan evenredig. (1 product 3 euro loonkosten, 100 producten 330 euro)
De loonkosten per product stijgen. Dit kan voorkomen bij overwerk. Dit zijn progressief
variabele kosten.
3. Kosten stijgen minder dan evenredig. (1 product is 3 euro aan grondstofkosten, 100
producten zijn 290 euro). De variabele grondstofkosten per product dalen. Dit kan door bijv
kwantumkorting. Dit zijn degressief variabele kosten.
Constante kosten
Constante kosten zijn kosten die niet reageren op een verandering in de productie omvang. Zoals
bijv. huurkosten of afschrijvingskosten. (fixed costs)
Om de constante kosten in de kostprijs te kunnen opnemen, maken we gebruik van de term normale
productie/verkoop. De normale bezetting is de mate waarin de capaciteit naar verwachting gemiddeld
in de loop der jaren benut zal worden.
Kostprijsformule
Standaardkosten zijn de kosten die een ondernemer moet maken onder normale omstandigheden.
Kostprijs = (Totale constante kosten/normale productie/afzet) + (totale verwachte variabele kosten/
verwachte productie/afzet)
of te wel (C/N)+(V/W)= kostprijs.
Deze manier van kostprijsberekening noemt men de integrale kostprijsberekening. Deze methode
wordt deelcalculatie genoemd. (absorption costing)
Fabricagekosten en commerciële kostprijs
De fabricagekosten zijn alle kosten die nodig zijn om het product te maken. De fabricagekosten per
eenheid, wordt ook wel de fabricagekostprijs genoemd. (grondstoffen, lonen, machinekosten)
De verkoopkosten zijn alle kosten die nodig zijn om het product verkocht te krijgen. (transport,
reclame, afdeling verkoop)
De commerciële kostprijs is dus altijd hoger dan de fabricagekostprijs. Deze kostprijs wordt verhoogd
met een winstopslag om de verkoopprijs te berekenen.
Verkoopresultaat
Verkoopresultaat= verwachte afzet x (verkoopprijs-commerciële kostprijs)
Bedrijfsresultaat
Bedrijfsresultaat= totale opbrengst - totale kosten
Totale opbrengst= revenuen= verwachte afzet x verkoopprijs.
Het bedrijfsresultaat is dus niet gelijk aan het verkoopresultaat.
Het verschil tussen het verkoopresultaat en bedrijfsresultaat wordt veroorzaakt door de constante
kosten. Deze blijven altijd even hoog, ongeacht de productieomvang. Constante kosten zijn
gebaseerd op de normale bezetting. Er is echter minder verkocht. Er wordt dan te weinig constante
kosten berekend in de totale opbrengst.
Dit noemt met het bezettingsresultaat.
Bezettingsresultaat= (verwachte bezetting - normale bezetting) x constante kosten per
eenheid. (W-N) x (C/N)
Vaste activa
Omdat duurzame productiemiddelen meer jaren meegaan, moeten de kosten ook over meerdere
jaren verdeeld worden. Daarbij wordt gekeken naar aanschafwaarde, restwaarde en levensduur.
, Aankoop vaste activa
Vaste activa zijn bezittingen van een onderneming die langer meegaan dan een jaar. (gebouwen,
auto;s machines) Vaste activa wordt ook wel duurzame productiemiddelen genoemd.
Bijkomende kosten van de aanschaf van vaste activa, worden opgeteld bij de aanschafprijs.
(overdrachtskosten, installatiekosten, afleverkosten)
Aanschafwaarde = aanschafprijs + bijkomende kosten.
Kosten vaste activa
De kosten van vaste activa bestaan uit
● afschrijvingskosten
● interestkosten
● complementaire kosten (onderhoud, energieverbruik, verzekeringskosten)
Afschrijvingskosten
Duurzame productiemiddelen dalen in waarde.
3 vragen:
1. Welk bedrag moet er worden afgeschreven?
2. Hoeveel jaar gaat het vast actief mee?
3. Hoe wordt het af te schrijven bedrag verdeel over de gebruiksjaren?
1.Aanschafwaarde bepalen en restwaarde bepalen. De restwaarde kan zowel positief als negatief
zijn.
2.Er wordt onderscheid gemaakt tussen economische levensduur en technische levensduur. De
technische levensduur eindigt als het duurzaam productiemiddel het niet meer doet. De economische
levensduur is de periode waarin het rendabel is om het duurzame productiemiddel te gebruiken.
3.Het af te schrijven bedrag moet worden verdeeld over de jaren van economische levensduur.
Afschrijvingsmethoden
Afschrijven met een vast percentage van de aanschafprijs
Bij deze methode afschrijven met een vast percentage van de aanschafprijs wordt er elk jaar een
gelijk bedrag afgeschreven.
Boekwaarde is aanschafwaarde - gedane afschrijvingen.
Aanschafwaarde/ jaren= afschrijvingskosten per jaar. = (A-R) / N (jaren/aantal periodes)
Afschrijven met een vast percentage van de boekwaarde
Er wordt elk jaar minder afgeschreven. Dit komt omdat de boekwaarde daalt, dus het vaste
percentage wordt steeds berekend over een kleiner bedrag. Deze methode wordt vaak gebruikt als de
complementaire kosten in de loop der jaren sterk toeneemt, met als doel de totale kosten per jaar
ongeveer gelijk te houden.
Afschrijven op basis van gebruik
Als de onderneming het afschrijvingsbedrag per product gelijk wilt houden, kan de onderneming
kiezen voor afschrijven op basis van gebruik.
Interestkosten
Als een onderneming een duurzaam productiemiddel wilt kopen, kan dit door middel van het lenen
van geld. Hierdoor krijgt de onderneming te maken met interestkosten. Ook als de onderneming het
betaald met eigen vermogen, moet er rekening gehouden worden met de interestkosten. Als dat
eigen vermogen op de bank had blijven staan, hadden namelijk een interestvergoeding gehad.
De interestkosten worden meestal berekend over het gemiddeld geïnvesteerd vermogen. Er wordt
gekeken naar de aanschafwaarde en de restwaarde.
Gemiddeld geïnvesteerd vermogen = (A+R) / 2
2. Kostprijsberekeningen en analyse.
Opbouw van de standaardfabricagekostprijs