Week 1
HC1. Introductie & theoretische perspectieven op (verander)management
Toelichting
Theorieën over de sociale wereld zijn niet neutraal: ze maken altijd maar een deel van de
werkelijkheid zichtbaar. Toch passen we ze vaak toe alsof ze allesomvattend zouden zijn:
zonder stil te staan bij de aannames die ze veronderstellen, en zonder na te denken over de
consequenties van die aannames voor onze analyse. Met deze centrale boodschap gaan we
aan de slag in dit college.
We beginnen het college met een overzicht over de opbouw van het vak:. Wat is het doel
van dit vak? Hoe zit het in elkaar? Wat kun je van ons verwachten? En wat verwachten we
van jou? Vervolgens gaan we in op vier theoretische perspectieven waarmee je naar
(verander)management kunt kijken: het rationalistische, het radicaal-structuralistische, het
politieke, en het interpretatieve perspectief. Wat maken deze perspectieven zichtbaar in
managementonderzoek? Hoe verhouden ze zich tot elkaar? En hoe kun je ze toepassen?
Deze perspectieven vormen de analytische basis voor de rest van het vak.
Docent
Marcello Aspria
Leerdoelen
Je kan na dit college:
• Vier theoretische perspectieven op management van elkaar onderscheiden
• De consequenties van deze perspectieven bespreken voor management- en
innovatievraagstukken
Verplichte literatuur
Bigelow, B., & Arndt, M. (2000). The more things change, the more they stay the
same. Health Care Management Review, 25(1), 65-72. Bigelow, B., & Arndt, M. (2000).
The more things change, the more they stay the same. Health Care Management Review,
25(1), 65-72. downloaden
Hope Hailey, V., & Balogun, J. (2002). Devising context sensitive approaches to change. The
example of Glaxo Welcome. Long Range Planning 35 (3):153-178. (Koppelingen naar een
externe site.)
Thomas, A. B. (2003). What is management? Exploitation, politics and magic. In A.B. Thomas
(Ed.), Controversies in management (pp. 47-73). London and New York:
Routledge. Beschikbaar in de Universiteitsbibliotheek (meer info: zie Literatuur onder
Structuur van het Vak).
Deel 1: Introductie van het vak
Doelstellingen
• Leren om kritisch te reflecteren op relevante thema’s rondom management en
innovatie in de zorg
, • Leren om organisatorische veranderingen te bevragen en te problematiseren
• Leren om verschillende theoretische perspectieven (of paradigma’s) toe te passen in
de praktijk
• Leren om de praktische implicaties en gevolgen van theoretische keuzes te overzien
Deel 2: Kritische studies?
Wat bedoelen we met ‘kritische studies’?
Verschillende perspectieven op management, innovatie, en implementatie benadrukken
verschillende aspecten van de werkelijkheid, en spreken elkaar soms tegen
‘Kritische studies’ = herkennen en analyseren van theoretische verschillen:
- Op welke assumpties is een argument gebaseerd?
- Wat maakt dat zichtbaar? Welke alternatieven?
Affiniteit met theorie
Belangrijk om te weten wat theorie is en hoe het wordt gebruikt
Theorie is een algemeen statement over de werkelijkheid, maar ook een perspectief
waarmee we invulling geven aan (bepaalde aspecten van) die werkelijkheid
Ook veel theoretische concepten: deze concepten vertegenwoordigen niet één groot,
overkoepelend theoretisch of conceptueel raamwerk, maar sturen wat de auteurs zien / hoe
zij hun materiaal interpreteren
Theorie kan expliciet of impliciet gebruikt worden
Theorieën kunnen samengaan of juist niet
Theoretische concepten
Er zijn veel theoretische concepten, zoals:
- Diffusie
- Translatie
- Sociale constructie
- Strategic sensemaking
- Institutioneel werk
- Framing
- Exnovatie
- Govermentality
• Ze spelen een centrale rol in wat de auteurs zien/hoe zij hun materiaal interpreteren
• Ze komen niet per se overeen met een enkel theoretisch kader
Theorie als ‘bril
Theorie wordt gebruikt om:
• Data te interpreteren
• Empirische waarnemingen te verklaren
, • Om te generaliseren
Theorie wordt ook gebruikt om de onderzoeker ergens op te wijzen (theorie als ‘sensitizing
concept’):
• Bij het ontwerpen van een onderzoeksvraag
• Bij de selectie van relevante data
Problematiseren
= Onderliggende assumpties bevragen
Voorbeeld problematiseren
“Wat is een organisatie?”
(Metafoor van organisatie als machine)
• “Allereerst moet de infrastructuur op orde zijn, oftewel de hardware en systeemsoftware.
• Vervolgens de applicaties die ‘bovenop’ de infrastructuur draaien.
• Daarnaast is het zaak ervoor te zorgen dat de procedures in de organisatie soepel werken.
• De organisatie moet als een machine werken; mensen in de organisatie moeten weten wat
er van hen verwacht wordt.
• Voor zowel de infrastructuur als de procedures is standaardisatie van belang.”
“Wat is een organisatie?”
(Metafoor van organisatie als brein/ lerend systeem)
• “De best functionerende organisaties zijn organisaties die in staat zijn om adequaat
informatie te verwerken en te leren van veranderende omstandigheden.
• Vooral bij veranderende omstandigheden is het van belang dat onderdelen van de
organisatie in staat zijn hun handelen aan te passen aan de nieuwe situatie.
• Dat is wat ons brein ook doet. Een organisatie kan daarom, net als ons brein, gezien
worden als een lerend systeem.”
“Wat is een organisatie?”
(Metafoor van organisatie als cultuur)
• “Een organisatie bestaat vooral uit mensen met hun eigen ideeën, waarden, normen,
rituelen en overtuigingen.
• De best functionerende organisaties richten zich op deze menselijke kant en houden
rekening met de taal, de normen, de folklore, de plechtigheden en andere sociale
praktijken.”
Problematiseren: tactieken
Tactieken:
• Focus op dingen die als vanzelfsprekend worden gezien
• Maak expliciet wat impliciet is
• Focus op verschillen tussen auteurs
• Zoek naar contrasten, maak vergelijkingen
,Verschillende zienswijzen begrijpen
- Gekleurde brillen herkennen en gebruiken in analytische argumenten
- ‘Boven’ de literatuur staan
Toepassing in de essays
Vereiste vaardigheden:
• Problematiseren
• Theorieën begrijpen en kunnen toepassen
• Verschillende perspectieven begrijpen en toepassen
• Coherent argument/betoog maken op basis van analyse
Stap 1: Argumenten in literatuur samenvatten
• Lees de literatuur aandachtig
• Noteer kernpunten in elk artikel (highlights)
• Vat elk artikel samen
• Maak een schematische outline waarin je centrale punten weergeeft die je in jouw
discussie wilt presenteren
Stap 2: Vergelijk de auteurs met elkaar
Gebruik problematisering als tactiek:
• Focus op wat er voor waar wordt aangenomen
• Maak het impliciete expliciet
• Focus op verschillen tussen auteurs
• Zet ze tegen elkaar af: waar staan ze ten opzichte van elkaar?
Stap 3: Analyseer de consequenties van verschillende posities
• Herken verschillend gekleurde brillen
• Beschrijf wat met elk perspectief zichtbaar wordt, en wat onzichtbaar blijft
,Deel 3: Management- en organisatieparadigma’s
4 paradigma’s in organisatiewetenschappen
Orde= Een organisatie zie je als een geordend geheel.
Conflict= Tegengestelde belangen tussen organisaties en strijd tussen verschillende partijen.
Objectief= Objectief kenbaar/ realisme. Er is een éénduidige werkelijkheid.
Subjectief= Constructionisme, dus de werkelijkheid wordt door mensen geconstrueerd.
Iedereen kijkt er op een andere manier naar.
Functionalistisch= Verklaard verschijnselen aan de hand van de functie die mensen vervullen
in de samenleving. Hoe kunnen de functies op een rationele manier, dus zo efficiënt
mogelijk, op elkaar worden afgestemd? Bv organisatie als machine.
Radicaal= Je kunt allerlei structuren zien in de samenleving die zorgen voor
maatschappelijke ongelijkheid/conflict. Marxistisch gaat ook over de klassenstrijd tussen
arbeiders en kapitalisten en de oneerlijke verdeling van kapitaal en productiemiddelen.
Radicaal wil zeggen dat het oproept tot verzet of opstand. Mensen staan vaak op de
barricades om bv op te komen voor de mensen op de werkvloer die worden uitgebuit.
Interpretatief= Benadrukt betekenisgeving. De interpretatie van de werkelijkheid, die is niet
eenduidig dus niet objectief kenbaar. Bv organisatie als cultureel systeem.
Politiek= Organisaties zijn een soort arena waarbij verschillende organisaties met elkaar
onderhandelen of strijd met elkaar voeren. Het is niet altijd op voorhand duidelijk wie er
meer macht heeft, dat is wel bij radicaal.
, Wat is management? (Kennis = objectief)
Functionalistische paradigma en radicaal structuralisme
Management is “a process of control in which the application of reliable techniques leads to
the achievement of indisputable desirable ends” (rationalisme)
Assumpties:
• Er is een objectieve en rationele relatie tussen doelen en middelen, en die relatie kan
duidelijk worden vastgesteld
• Binnen organisaties zijn er gedeelde doelen (functionalisme) of conflicterende doelen
(radicaal structuralisme)
Interpretatieve en politieke paradigma
Benadrukken het inherent politieke of ‘mythische’ karakter van organisaties
Assumpties:
• De link tussen doelen en middelen is onduidelijk en kan niet objectief worden vastgesteld
(interpretatief)
• Er is geen consensus over gestelde doelen (politiek)
(Interpretatief -> Mythisch= is dat je iets in de organisatie wilt veranderen maar dat
uiteindelijk toch blijkt dat er weinig veranderd.)
Management vanuit vier paradigma’s