Moduleopdracht psychologische
interventies
Concentratieprobleem bij peuters
(Kleuter Druk Gedrag, 2015)
Voorletters student: xx
Naam student: xx
Studentnummer: xx
Datum inleveren examen: xx
NCOI
Naam docent: xx
Naam opleiding: Toegepaste psychologie specialisatie kinderpsychologie en pedagogiek
Naam module: Psychologische interventie
,Voorwoord
Voor u ziet u het examen van de module psychologische interventies. Voor het afronden van deze
module, dient er een moduleopdracht gemaakt te worden, waarin een doelgroep interventie moet
worden opgezet.
Mijn naam is xx. Ik ben 23 jaar oud en vanaf augustus 2015 werkzaam bij Bedrijf X. Bedrijf X heeft
meerdere locaties voor kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang en peuteropvang. Ik werk als Senior
pedagogisch medewerker op de locatie genaamd Xx.
Op de Xx zijn 2 groepen peuteropvang (de X groep en de XX-groep) en een buitenschoolse opvang,
met nog eens 3 groepen. Mijn functie is dat ik de leidsters op de groep aanstuur en zo nodig
ondersteun, daarnaast zorg ik dat er goede communicatie is tussen de locatie, het hoofdkantoor en
ouders. Ook bewaak ik de kwaliteit en draag ik zorg voor de werkwijze van de locatie.
Na de inventarisatie in deze moduleopdracht vond ik het lastig om een onderwerp te vinden. Ik had
namelijk in mijn hoofd meteen al het idee dat ik de interventie wilde uitvoeren. Samen met de
gedragsdeskundige van de Xx school ben ik gaan brainstormen over onderwerpen. Al snel kwam ik
uit bij de peuteropvang. Tussen neus en lippen door had ik al het een en ander gehoord over de
concentratie van een groep peuters. Door middel van deze interventie kan ik de leidsters op de groep
handvaten bieden om het probleem te verbeteren of zelfs op te lossen.
Als laatste zou ik graag een aantal mensen willen bedanken, die mij hebben geholpen om deze
moduleopdracht tot stand te laten komen. Als eerste wil ik graag de gedragsdeskundige van de Xx
school xx bedanken, voor het brainstormen en alle hulp die zij mij geboden heeft. Vervolgens wil ik
graag de docent bedanken voor het beantwoorden van mijn vragen. Ik zou ook graag de leidster en
stagiaire van de X groep willen bedanken voor hun medewerking. Als laatste wil ik graag mijn
verloofde bedanken, die er op moeilijke momenten voor mij was en altijd met nieuwe inzichten kwam
als ik vastliep.
Naam, datum, plaats
1
, Samenvatting
Op de peuteropvang groep de X kunnen 22 van 51 peuters (twee tot vier jaar) zich niet langer dan
een minuut concentreren. SAW (2011) stelt dat een kind van twee jaar oud, zich gemiddeld twee tot
drie minuten moeten kunnen concentreren. Als een kind vier jaar oud is kan het kind de concentratie
tot ongeveer vijf minuten vasthouden (Concentratie, 2017). De oorzaak is te vinden bij het
welbevinden van de kinderen. Bepaalde kinderen begrijpen de spreektaal niet. Zij weten hierdoor niet
wat er van hen verwacht wordt en kunnen daar onzeker van worden (Linden, 2012). Daarnaast was
er een vaste leidster in plaats van twee. Beide oorzaken worden verholpen, door een nieuwe vaste
leidster en de VVE methode Piramide, deze is speciaal gericht om de tweede taal van het kind
(Nederlands) vooruit te krijgen. Het doel van Piramide is het optimaliseren van een brede
ontwikkeling bij jonge kinderen in een veilige omgeving en een positief educatief klimaat, daarnaast is
er extra aandacht voor kinderen die dat nodig hebben (Breebaart, et al., 2012).
Het doel van deze interventie is dat na vier maanden de kinderen van twee tot drie jaar zich minimaal
twee minuten kunnen concentreren op een taak of opdracht die zij zelf kiezen. De kinderen van drie
tot vier jaar moeten zich minimaal vier minuten kunnen concentreren op een taak of opdracht die zij
zelf kiezen. Groot (2012) stelt dat ieder kind anders leert en verwerft anders informatie. Er is daarom
bewust gekozen, voor een kijkwijzer met vier kleine interventies die gedurende de dag kunnen
worden uitgevoerd. De vier interventies zijn gekoppeld aan verschillende theorieën en de Behavior
Change Techniques (BCT’s). De richtlijn voor de interventie is dat de leidsters per dagdeel minimaal
twee kijkwijzer interventies toepassen. Na vier maanden heeft elk kind 16 keer deelgenomen aan de
interventies. De kijkwijzer is opgebouwd uit verschillende kopjes: Datum, wat doe ik (welke interventie
wordt toegepast)? Wat gaat het kind doen? Welke BCT’s zet ik in? Wat zag ik? Op deze manier heeft
de leidster een duidelijk overzicht, wanneer welke interventie is toegepast en hoe deze heeft uitgepakt
voor het kind.
De interventies met het overkoepelende doel zijn: Interventie 1: Het kind voert een gerichte taak uit,
waarbij de PM’er om de 30 seconden het kind een compliment geeft. Interventie 2: De kinderen
vragen waar zij willen of met wat zij willen spelen (waar ligt hierbij de interesse van het kind) .
Interventie 3: Het kind stap voor stap begeleiden in het proces van een speelhoek opruimen.
Interventie 4: Het kind in groepsactiviteiten extra spreek beurten geven, zodat het de aandacht erbij
houdt.
Onderzoek wijst uit dat een interventie waar minimaal twee tot vier BCT’s zijn gebruikt effectiever zijn,
dan dat deze niet werden gebruikt (Abraham & Michie, 2008). Bij elke interventie zijn 2 BCT’s
gebruikt. In totaal zijn er drie BCT’s gekozen die ook overkoepelen over de interventies. Dit gaat om
‘BCT 7. Set graded tasks’. Het is belangrijk dat de interventies haalbaar zijn voor de kinderen.
Daaropvolgend kan gezegd worden dat als een interventie haalbaar is, hier ook positieve feedback op
gegeven kan worden, waarbij ‘BCT 13. Provide feedback on performance’ in acht genomen wordt. Als
laatste wordt er gebruik gemaakt van ‘BCT 9. Model or demonstrate the behavior’. De leidster moeten
altijd het goede voorbeeld aan de kinderen geven, zodat de kinderen hiervan kunnen leren.
Deze interventie is opgezet met de PDCA-cyclus, waarbij het plan de interventie is. De interventie
wordt uitgevoerd en daarna kritisch geëvalueerd. Er zal gekeken worden naar welke elementen hun
vruchten hebben afgeworpen en welke niet. De interventie word vervolgens bijgesteld en dan begint
de cyclus weer opnieuw. Het effect van de interventie zal gemeten worden door de leidsters. Zij
hebben om de twee maanden een observatie moment voor alle kinderen, aan de hand van vooraf
gestelde formulieren, waarin kan blijken of de interventie effect heeft. Daarnaast voeren zij de
interventie uit en kunnen zij aangeven welke interventies het beste effect hebben gehad.
Ook is er sprake van alliantie, waardoor het effect van de interventie vergroot wordt. Alliantie is de
relatie of band tussen een cliënt (het kind) en de behandelaar (de leidster) (Karver et al. 2006). Er
wordt voornamelijk een beroep gedaan op de emotionele alliantie, waarbij de band tussen het kind en
de leidster centraal staat.
Aan de interventies kunnen ethische dilemma’s kleven. Drie ethische dilemma’s in deze interventies
zijn: Leren door te luisteren of leren door te doen? Gaat het belang van de groep voor of die van het
individu? Wordt het leerproces gestuurd of begeleid?
Scholte (2017) stelt dat als de cliënt geen nazorg krijgt of vroegtijdig stopt met de behandeling, deze
een negatief effect kan hebben. Om negatieve effecten te voorkomen van vroegtijdig stoppen, moeten
ouders het belang van de interventie inzien. Als de interventies na vier maanden voorbij zijn, wordt er
nazorg geboden aan de kinderen. Deze nazorg zal bestaat uit het doorgaan met complimenten
geven, wanneer kinderen zich zolang kunnen concentreren, als in de doelstelling beschreven is.
2