Formeel strafrecht
Week 1.
Herhaling Strafprocesrecht
Doel van het strafprocesrecht
Het verzekeren van een juiste toepassing van het abstracte materiële strafrecht.
Dat doel is tweeledig;
- Het bewerkstelligen dat de schuldigen (degenen die daadwerkelijk
de strafwet hebben overtreden) worden gestraft
- Het voorkomen van de bestraffing van
onschuldigen Bijkomende doelen zijn;
- Voorzien in een regeling waarin een adequate justitiële reactie kan
worden gegeven op strafbaar gedrag
- Eerbiediging van de rechten en vrijheden van de verdachte en andere betrokkenen
- Procedurele rechtvaardigheid (grondvoorwaarden die aan een straf zitten)
- Demonstatiefunctie
- Generale preventie en speciale preventie
➢ Strafproces en waarheidsvinding; welke methode heb je nodig om de
waarheid te achterhalen? Welke bevoegdheden moet je hebben en aan
wie wil je die geven? Hoe voorkom je dat die naar eigendunk worden
gebruikt?
➢ Strafproces en rechtsbescherming; beschermen tegen de overheid. Hoe
voorkom je dat onschuldige burgers bij een strafproces betrokken raken?
Controle op de juiste toepassing van de bevoegdheden. Wat doe je zodat
de opsporingsambtenaar zich ook aan de regels houden, anders is er
sprake van vormverzuim. Mag je dan bewijs bijvoorbeeld nog gebruiken?
Bronnen
- 107 Grondwet (maar ook art. 10 t/m 18, 92, 93, 113, 116, 118, 119, 121, 122 en 140)
- 1 Sv (legaliteitsbeginsel; ‘’bij wet voorzien’’ wordt mee bedoelt wet in
formele zin = gemaakt door de regering. Dus geen wet in materiële zin
= gemaakt door bijvoorbeeld gemeente. Strafvordering is alles wat te
maken heeft met het strafrechtelijke feit )
- Bijzondere wetten (Wet wapens en munitie bijvoorbeeld. Vind je meer formele regels)
- AMvB en ministeriele beschikkingen (bijvoorbeeld regels over coffeeshops)
- Beleidsregels (bijvoorbeeld beleidsregels hoe je moet omgaan met
coffeeshops die zich niet aan ministeriele beschikkingen houden)
- Internationaal recht (Raad van Europa en Europese Unie)
- Rechtersrecht
- Ongeschreven recht (niet gecodificeerd > proportionaliteit, subsidiariteit etc.)
,Klassieke uitgangspunten
- Rechterlijke onafhankelijkheid en onpartijdigheid (je wordt voor het
leven benoemd, tenzij hij zelf strafbare feiten pleegt, bijvoorbeeld rijden
onder invloed)
- Beroepsrechters (geen leken als rechters)
- Vervolgingsmonopolie OM (strafbeschikking mag ook door politie en
bepaalde bestuursorganen)
- Opportuniteitsbeginsel
- Strafvorderlijke legaliteit (primaat bij wetgever)
- Geen procedure zonder aanleiding (verdenking of aanwijzing, moet
objectief zijn. geldt bijvoorbeeld niet bij terrorisme, daarbij is een
aanwijzing genoeg)
- Vermoeden van onschuld (wordt gepresenteerd op de terechtzitting)
- Hoor en wederhoor
- Recht op rechtsbijstand
- Recht op vertaling en vertolking
- Zwijgrecht (wil niet zeggen dat je daar niks mee mag, dat je het zwijgen
bijvoorbeeld niet mag gebruiken. Als iemand geen verklaring wil geven
maar wel een verklaring hoort te geven dan kan het tegen hem gebruikt
worden)
- Interne openbaarheid (er zijn geen geheime stukken, kan niet zijn dat
de ene partij meer weet dan de andere partij)
- Externe openbaarheid (publiek wordt i.b. altijd toegelaten tot het proces.
Zijn een paar uitzonderingen, die zijn vastgelegd in de wet. Externe
openbaarheid zorgt voor enige democratische controle)
- Motivering (alles moet gemotiveerd worden, je kan niet alleen
reageren met ‘’ja of nee’’, de reden waarom moet uitgebreid uitgelegd
worden)
- Onmiddellijkheidsbeginsel (3:50/3:38 > mag slechts worden genomen
op basis van het onderzoek op terechtzitting, dus op basis wat daar is
gebeurd.)
Procesdeelnemers
De verdachte artikel 27 Sv
➢ Rechten van verdachte
- Zwijgrecht art. 29 lid 2 sv
- Recht op rechtsbijstand 27c lid 2, 27ca jo 28
- Consultatiebijstand en verhoorbijstand 28b-28e (salduz-arrest)
- Recht op kennisneming van processtukken
Verhoorvragen zijn vragen rondom het strafbare feit. Dus bijvoorbeeld ‘’wat zit
er in dat tasje?’’ is geen verhoorvraag. Het moeten echt vragen zijn die met de
betrokkenheid rondom het strafbare feit. Ook waar heb je dat tasje gekocht is
geen verhoorvraag, pas als iemand aangeeft dat het tasje is gestolen dan wordt
iemand verdacht en is er sprake van een verhoorsituatie.
Het slachtoffer artikel 51a Sv
- Benadeelde partij (51f Sv)
- Spreekrecht (51 e Sv)
- Getuige (294 Sv gijzeling) (slachtoffer die treedt op als een getuige voor
bewijs. Als een slachtoffer wordt opgeroepen op een ttz. Moet hij
verschijnen en verklaren anders wordt hij gegijzeld.)
,De Rechter
- Opsporingambtenaar 141-142 Sv
- Openbaar Ministerie 167 lid 1, 242 lid 1 Sv (enige procesdeelnemer die
vervolging kan initiëren)
- Verplichte procesdeelnemers aan de terechtzitting? (de rechter, OvJ, griffier.
Verdachte en raadsman verplichte procesdeelnemer? Nee, beide zijn niet
verplicht. Verdachte hoeft niet te komen, hoeft zich niet te laten
verdedigen of kan zichzelf verdedigen. Alleen als de voorzitter vindt dat de
verdachte wel moet komen en hij dit verplicht stelt dan is hij een
verplichte procesdeelnemer)
Procesfasen
- Opsporingsonderzoek
- Vervolging
- Berechting (ook wel genoemd onderzoek op terechtzitting OTTZ)
- Beraadslaging en uitspraak (348/350 stappen hoe de rechter tot een uitspraak komt)
- Tenuitvoerlegging
Mensenrechten en het
strafrecht
- EVRM (art. 34 individueel klachtenrecht, wel eerst alle nationale
rechtsgangen doorlopen! Mag alleen 6 maanden na laatste
beoordeling)
- Art. 93/94 Grondwet (deze verdragen gaan boven nationale regelgeving,
een verdrag gaat boven nationale regelgeving)
- Res interpretata-werking (ookal wordt NL niet veroordeeld, maar een
ander land wel en wij als Nederland hebben dezelfde regel, wordt van de
lidstaten verlangd dat zij die regelgeving ook aanpassen!)
- Rechten absoluut of relatief? (mag er nooit een inbreuk op worden gemaakt?
Absoluut recht. Mag er onder bepaalde voorwaarden wel een inbreuk
op worden gemaakt dan is het een relatief recht. Als er bijvoorbeeld
een uitzondering in het artikel staat. Artikel 2 evrm is relatief, artikel 3
evrm is absoluut!)
- Art. 2 – 10
Artikel 6 EVRM; recht op een eerlijk prcoes. ‘criminal charge’?
- Behandeling binnen een redelijke termijn
- Nemo-teneturbeginsel (Jalloh, Gafgen)
- Onafhankelijke en onpartijdige rechter
- Onschuldpresumptie
- Op de hoogte gebracht worden van de beschuldiging
- Verdediging en rechtsbijstand
- Ondervraging van getuigen
Criterium is geworden; alles wat voorafgaand aan de zitting gebeurd, dus in de
voorfase zich heeft afgespeeld, en van belang is voor de beslissing die de rechter
neemt op de zitting wordt gerekend tot artikel 6 EVRM. Hoewel sommige dingen
niet letterlijk staan in artikel 6 EVRM vallen er wel onder, bijvoorbeeld het nemo
teneturbeginsel.
, Artikel 8 EVRM; recht op privacy (relatief recht)
- Een inbreuk op basis van;
➢ Wet ‘in accordance with the law’
➢ Doel ‘legitimate aim’
➢ Noodzakelijk ‘necessary in a democratic society’
- Meer dan een beperkte inbreuk, alleen als er sprake is van een
‘meer dan een beperkte inbreuk’ dan is er een wettelijke basis
nodig!
- Artikel 141 Sv en 2 politiewet versus bijvoorbeeld artikel 126g Sv
Hoorcollege formeel strafrecht week 1
Kenmerken van het strafprocesrecht, modernisering EVRM en verhoor
Hoofddoel; het verzekeren van een juiste toepassing van het abstracte materiële
strafrecht. Dit doel is tweeledig;
- Het bewerkstelligen dat de schuldigen (degenen die daadwerkelijk
de strafwet hebben overtreden) worden gestraft
- Het voorkomen van de bestraffing van
onschuldigen Bijkomende doelen zijn;
- Voorzien in een regeling waarin een adequate justitiële reactie kan
worden gegeven op strafbaar gedrag
- Eerbiediging van de rechten en vrijheden van de verdachte en andere betrokkenen
- Procedurele rechtvaardigheid
- Demonstratiefunctie
- Generale preventie en speciale preventie
- Voorkomen eigenrichting
Strafprocesrecht en waarheidsvinding vs, strafprocesrecht en rechtsbescherming