Sociale psychologie
Hoorcollege 1
Wat is sociale psychologie?
uitgaan van individu en die begrijpen, wat hij doet en waarom
Om dat te snappen maakt sociaal psycholoog aannames
Je kan individu alleen maar begrijpen omdat die zich bevindt binnen groepen (en zijn positie binnen de
groep)
Gedrag begrijpen als je je realiseert dat je je bevindt in een groep
Individu zit ook in een bepaalde situatie
Belang van de situatie is belangrijk —> geeft oorzaak waarom mensen doen wat ze doen
Vergelijkingen
-
binnen personen
-
tussen personen
-
binnen groepen
-
tussen groepen
Uitspraak doen over gedrag, emoties & cognitie —> Zijn aspecten van sociale psychologie
Kunnen onafhankelijk en afhankelijk van elkaar zijn.
“Sociale psychologie bestudeert de manier waarop gevoelens, cognitie en het gedrag van mensen beïnvloed
worden door de impliciete dan wel expliciete aanwezigheid van andere mensen”
Socioloog —> gemiddelde van een groep, verschaft algemene wetten en theorieën over samenlevingen, niet
over individuen.
Sociale psycholoog —> Onderzoekt de psychologische processen die mensen met elkaar
gemeenschappelijke hebben en hen gevoelig maken voor sociale invloed
Pers.psycholoog —> onderzoekt de kenmerken die maken dat individuen uniek en van elkaar verschillen
4 perspectieven
-
evolutionair —> sociaal gedrag wordt bepaald door fysieke en pathologische factoren die we ontwikkelen
hebben, doorgeven in genen aan volgende generatie. Is belangrijk sturend principe
-
Sociaal-cultureel —> focust zich op sociale normen en waarden in termen van cultuur. Hoe dit men
beïnvloedt in denken, doen en emoties
-
Sociaal-leren —> Door straffen en belonen menselijk gedrag verklaren.
-
Sociaal-cognitief —> De subjectieve interpretatie van de wereld. Wat jij ervaart als je ernaar kijkt. Hoe je
de situatie interpreteert, hoe je je erbij voelt, hoe je erop reageert
Basis principes van de sociale psychologie
-
(1) sociaal gedrag is doelgericht: Mensen interactieren met anderen om doelen voor elkaar te krijgen.
Wat drijft de mens?
-
Doelen zijn hiërarchisch
- Welke doelen heb je voor vandaag
- Welke doelen heb je voor dit semester
- Welke doelen heb je voor je carrière
- Welke doelen heb je voor je leven
1
,Fundamentele motieven volgens Aronson
1. De behoefte om de wereld accuraat waar te nemen, graag weten hoe het zit
2. De behoefte aan een positief zelfbeeld.
3. De behoefte aan controle
4. Liefde, goedkeuring van anderen
5. biologische drijfveren zoals honger, dorst
1 en 2 zouden ook in conflict kunnen met elkaar. Het ene motief belangrijker vinden dan het andere motief.
Vaak is het behoefte aan positief zelfbeeld belangrijker.
Pyramide van abraham maslow
Het ene is een voorwaarde van de ander.
Motieven zijn niet hiërarchisch gevormd en kunnen naast elkaar bestaan. (doelen kunnen wel hiërarchisch
zijn)
Pyramide van Kenrick
1. Fysiologische behoeftes
2. Jezelf en dierbaren beschermen
3. Erbij horen
4. Status/eigenwaarde
5. Het vinden van een partner
6. Het behouden van een partner
7. Kind krijgen
Als je geen status hebt en geen eigenwaarde, zou je geen partner kunnen vinden en ook niet kunnen houden.
Hier zit ook een evolutionair principe ten grondslag aan.
Doelen en motieven sturen gedrag
Wilskracht: gebruiken en
verliezen
-
Baumeister
- Deelnemers werden gevraagd radijsjes te eten ipv dichtbije koekjes (kost wilskracht)
- Anderen werden geraagd koekjes te eten en de radijsjes te negeren
- Daarna werden ze gevraagd (onoplosbare) puzzels op te lossen
Je wilskracht wordt uitgeput —> heeft consquenties voor de volgende taak, houden het minder lang vol
= Ego-depletie effect.
—> was geen evidentie voor dat de hersen een spier is (wilskracht)
Wat drijft de mens:
-
Doelen en motieven
-
Doelen en motieven sturen gedrag
-
Soms falen we…
Wat zijn dan de consequenties:
Onderdrukken van een stereotype
Sociaal gedrag is een voortdurende interacties tussen persoon en situatie:
2
,Persoon-situatie interactie
-
niet iedereen reageert hetzelfde in dezelfde situatie (thuis gedraag je je anders dan op werk)
-
Mensen kiezen situaties (en omgekeerd) (jij bent agressief, je wilt agressieve spelletjes doen & situaties
selecteren jou ook)
-
Mensen veranderen de situatie (en omgekeerd) (doordat jij bepaalde geschiedenis meeneemt, zal jij je op
een bepaalde manier opstellen)
-
Verschillende situaties activeren verschillende aspecten van het zelf
-
Elke situatie heeft verschillende facetten, welk sociaal motief actief is, is afhankelijk van welk aspect
aandacht krijgt.
Het denken, doen en voelen van mensen wordt sterk beïnvloed door de situatie en hun interpretatie van de
situatie
Darley & Latané: Het bijstander effect
-
Difussion of responsibility ( wie is er verantwoordelijk, ikzelf niet )
-
Pluralisitic ignorance = idee dat als we met zn allen kijken of we moeten helpen, we op zoek gaan naar
sociale validaties, mensen kijken elkaar aan en vragen elkaar af wat we gaan doen, maar het enige wat je
dan doet is elkaar aankijken. Daar doe je dus niks mee
Bijstander effect kan omgezet worden waarbij iedereen gaat helpen
Mensen onderschatten de invloed van de situatie op het gedrag van anderen, en soms ook op hun eigen
gedrag.
-
Over-justification effect: wanneer een verwachte externe prikkel, zoals geld of prijzen iemands intrinsieke
motivatie om een taak uit te voeren vermindert.
Je probeert de intrinsieke motivatie te prikkelen.
-
Correspeondence bias (fundamentele attributiefout): Onderschatting van de rol van de situatie, als iemand
je zo behandeld, ga je je ook zo opstellen.
De geest is lenig —> achteraf vinden we het makkelijker om iets te verklaren. (hindsight bias)
Onderzoek en theorie
-
Bepalen
- Of een uitspraak waar is of niet
- Onder welke omstandigheden
- En waarom
Onafhankelijke variabele —> wordt gemanipuleerd om te zien of het een causaal effect heeft
Afhankelijke variabele —> wordt dit beïnvloed door de gemanipuleerde variabele
Correlationeel vs. experimenteel
Verschillen in
-
Efficiëntie
-
Oorzaak en gevolg
-
Controle
Confound = variabele die systematisch samen met onafhankelijke variabele verandert, wat kan leiden tot ene
potentiële verkeerde conclusie over de onafhankelijke variabele
Random assignment
Het op een dusdanige manier toewijzen van proefpersonen dat elk subject een gelijke kans heeft om in elke
conditie aanwezig te zijn
- definieert een experiment.
Demand characteristics
Hints die ervoor zorgen dat de ppn kan bepalen wat de hypothese is van het onderzoek
-
de ‘goede’ ppn
-
de ‘slechte’ ppn
3
, Hoorcollege 2
Sociale cognitie H3
Het denken over onszelf en over anderen
Is het automatisch of bewust
Schema
Cultuur invloed
Hoe maken we een goed oordeel
Automatische sociale cognitie
Snel, geen bewuste afweging van gedachten, percepties, aannames
Gecontroleerd denken
Minder snel, meer inspanning, meer weloverwegen
Moeilijk om hiertussen een onderscheid te maken.
4 Basisprocessen
Aandacht
Interpretatie
Oordeel
Geheugen
De gedachte van sociale cognitie is altijd gebaseerd op deze 4 processen
Aandacht Selecteren
-
Het proces van focussen op kenmerken van omgeving of onszelf
Afhankelijk waar je het op richt
Je krijgt net een kind —> je ziet ineens heel veel kinderwagens, je bent er veel mee bezig
Later zwakt dit af terwijl er nog steeds evenveel kinderwagens zijn
-
Aandacht is gelimiteerd
Interpretatie betekenis geven
-
Betekenis geven aan de informatie die we vergaren
-
Situaties kunnen vaak op meer dan 1 manier worden geïnterpreteerd.
Hoe jij iets ziet hangt af van jouw persoonlijke geschiedenis.
Oordeel integreren en gebruiken
-
het gebruiken van info om indrukken te vormen en beslissingen te maken
-
Vanwege onvolledige info zijn dit vaak gissingen
Geheugen opslaan voor toekomstig gebruik
- het opslaan en terughalen van info
-
Kan onze beslissingen beïnvloeden door een effect te hebben op waar we onze aandacht richten en hoe we
dit interpreteren
3 Doelen
-
Zuinigheid/efficiëntie; leven is complex en doel is dat die complexiteit zuinig wordt verwerkt en je het
kan opslaan.
-
Zelfbeeld beschermen
-
Accuraat zijn
4