Children’s rights: kinderen en participatie week 4:
Hoorcollege: kinderen en participatie
Recht om gehoord te worden en participatierechten – IVRK en regionaal niveau
Art. 12 IVRK = recht om te worden gehoord. Dit is een uniek mensenrechtenbepaling die in
geen ander verdrag te vinden is. Art. 12 is een General principle (underlying concept of child
under CRC). Het wordt een van de most innovative provisions of the CRC genoemd. Dit is de
bepaling dat je kunt zien dat kinderen geen object meer zijn van zorg maar een object zijn met
rechten. Het artikel heeft ook breed bereik. Lid 2 gaat over juridische en administratieve
procedures.
Met het vaststellen van art. 12 als general principle is het recht om gehoord te worden en het
kind te betrekken in aangelegenheden die hen aangaan, geen recht meer maar meer een
verplichting geworden. Een rechter moet concreet het kind om zijn of haar mening vragen.
Voor ouders kan het betekenen dat zij ook hun kind meer moeten betrekken in
besluitvorming. Je zou dus kunnen stellen dat art. 12 IVRK ook doorwerkt in het gezin.
Waarom hebben we eigenlijk deze bepaling nodig in een mensenrechtenverdrag de reden
waarom het niet in andere verdragen beschreven staat is omdat het vanzelfsprekend is voor,
voornamelijk, volwassen personen. Voor kinderen is dit minder vanzelfsprekend, hun rechten
moeten gewaarborgd worden door middel van vaststelling in een verdrag.
Participatierecht
Art. 12 gaat over het recht om te worden gehoord in aangelegenheden die het kind persoonlijk
of kinderen als groep aangaat. Art. 12 is het begin van een serie artikelen die je kunt
kwalificeren als participatierechten (12-17 IVRK). Participatie is het mengen in het
maatschappelijk debat in elk soort niveau, ook op internationaal niveau.
Naast de specifieke participatierechten komt de notie van participatie steeds terug in het
gehele verdrag. Zie ook art. 40 IVRK.
Art. 12 IVRK zoals uitgelegd door het VN-Comité voor de rechten van het kind
12.1 De Staten die partij zijn, verzekeren het kind dat in staat is zijn of haar eigen mening te
vormen, het recht die mening vrijelijk te uiten in alle aangelegenheden die het kind
betreffen, waarbij aan de mening van het kind passend belang wordt gehecht in
overeenstemming met zijn of haar leeftijd en rijpheid.
Verzekeren = staten hebben een positieve verplichting
Er moet passend belang worden gehecht aan de leeftijd en rijpheid van het kind bij het
effecturen van die rechten
Vrijelijk = kinderen mogen ook nee zeggen, ze mogen uitnodigen afslaan. Maar er
kunnen ook andere manieren zijn voor een kind om zijn mening te uiten.
Twee componenten = right to express views + views must be given due weight. Dus
het recht om je mening te uiten en het recht om een passend belang te hechten een die
mening.
Kind dat in staat is = er wordt vooraf al een inschatting gemaakt wat tot uitsluiting van
kinderen kan leiden. Je moet beperkend zijn, oog hebben voor non-verbale
communicatie. Ze kunnen misschien de gevolgen niet goed inzien maar ze kunnen wel
hun mening uiten. Je kunt beter kijken naar het werkelijke ontwikkelingsniveau van
het kind.
, Een passend belang hechten een de mening van een kind = de leeftijd en rijpheid van
een kind mag je wel degelijk meenemen, is een kind niet beïnvloed door een van de
ouders, weet het kind wel waar het over gaat? Je moet je wel inspannen om erachter te
komen wat een kind precies bedoeld. Kinderen moeten het gevoel krijgen dat zij
degene zijn die uiteindelijk de knoop door moeten hakken.
Art. 12 is de grondslag voor terugkoppeling aan kinderen wat er met hun input is
gedaan clarification, feedback en transparancy.
12.2 Hiertoe wordt het kind met name in de gelegenheid gesteld te worden gehoord in iedere
gerechtelijke en bestuurlijke procedure die het kind betreft, hetzij rechtstreeks, hetzij door
tussenkomst van een vertegenwoordiger of een daarvoor geschikte instelling, op een wijze die
verenigbaar is met de procedureregels van het nationale recht.
Directly or through a resprentative (cf. EHRM and Hoge raad vs. VN-comité) het
kind moet deze beslissing eigenlijk maken. Er is geen recht om direct te worden
gehoord bij de rechter.
Meerwaarde van participatie states parties should carefully listen to children’s views
wherever their perspective can enchance the quality of solutions (GC 12 para. 27).
Lundy model of participation specialist in participatierechten van kinderen.
- Voice
- Space
- Audience
- Influence
Implementatie
Veel aandacht ging uit naar materiële kinderrechten; minder naar participatierechten. Er is
geen coherente visie op kinderparticipatie/capaciteiten van kinderen. Soms lopen dingen door
elkaar, hoorrecht, autonomie etc. De belangrijkste stappen moeten nog steeds gezet worden
door volwassenen. Zij moeten bereidheid, investering, narratieven en percepties tonen. Er
moet meer training en informatie komen hoe deze rechten gewaarborgd kunnen worden. Er
zijn ook vaak praktische knelpunten. We moeten ook een beetje autoriteit delen, hoeft niet
veel te zijn. Dit blijkt het grootste knelpunt.
, L. Lundy, ‘Voice’ is not enough: conceptualising Article 12 of the United Nations
Convention on the Rights of the Child’, British Educational Research Journal 2007, 33
(6), p. 927–942.
Introduction
The concept of ‘pupil voice’ has received increasing attention in the past decade, a
development which is often attributed to the ratification of the United Nations Convention on
the Rights of the Child. The relevant provision of the UNCRC is Article 12, a right which is
referred to often by policy makers and academics, but which is rarely cited in its entirety.
The full text of Article 12 reads as follows:
1. States Parties shall assure to the child who can form his or her own views the right to
express those views freely in all matters affecting the child, the views of the child being given
due weight in accordance with the age and maturity of the child.
2. For this purpose, the child shall be provided the opportunity to be heard in any judicial and
administrative proceedings affecting the child, the views of the child being given due weight
in accordance with the age and maturity of the child.
Freeman (1996, p. 37) has observed that Article 12 is significant ‘not only for what it says,
but because it recognises the child as a full human being with integrity and personality and the
ability to participate freely in society’. It was partly as a result of this that Article 12 became
one of the most controversial provisions of the UNCRC during the drafting process.
Its perceived potential to undermine adult authority was a key reason why the United
States did not ratify the Convention.
One of the main findings of the NICCY research was that not having a say in the decisions
made about them was the single most important issue to children in Northern Ireland (Kilkelly
et al., 2005, p. xxii). The conclusion that children’s views were not sought or listened to or,
worse, that they were afforded only minimalist, tokenistic opportunities to participate and
engage with adults, was a theme which permeated all aspects of the research study.
Examples of violations of Article 12(1) were peppered throughout children’s experience of
family, health, education, play and leisure, and youth justice and policing. There was no other
issue that was so commonly and widely identified by children and young people and the
adults who work with and for them. A total of 903 submissions related to children and young
people’s experiences at school. Over 50% of these were categorised under the theme of ‘not
having a say’ in decisions ( p. 186).Typical remarks from children and young people included
the following: Sometimes school can get on my nerves cause I don’t think children get enough
respect from teachers and caretakers and I think some children are scarred [sic]about
speaking their mind in case they get shouted at. (Girl, aged 11 years).
Barriers to the implementation of article 12 CRC
In practice, children’s enjoyment of Article 12 is dependent on the cooperation of adults, who
may not be committed to it or who may have a vested interest in not complying with it (geen
belang bij hebben om het na t eleven).
Adult concerns tend to fall into one of three groups:
- scepticism about children’s capacity (or a belief that they lack capacity) to have a
meaningful input into decision making